Jeus de kosmisch bewuste

Ga naar de Universiteit, word godgeleerde, wat bent u dan?
Word psycholoog, studeer jaren, wat ben je dan?
Word dominee, leer de Bijbel kennen, wat weet je dan van God?
Já, denkt Jeus, hoe diep zijn deze mensen, wat weten zij van ziel, leven en geest af?
Niets!
Studeer jarenlang om het te worden en je staat nog tegenover de „verdoemdheid”, voor een God van haat en wraak, die zijn kinderen eeuwigdurend laat verbranden.
Wat weet men op aarde van de ziel en haar krankzinnige wetten af?
Niets!
Ook dan ben je nog een onbewuste in de ruimten van God, omdat men op aarde haar Goddelijke afstemming niet kent.
Wat weten de theosofen en Rozenkruisers van God?
Hoe diep was Annie Besant en haar Krishnamurti, haar meester?
Jeus weet thans, dat de theosofen Christus niet kunnen vertegenwoordigen, zij hebben geen fundamenten gelegd voor zijn Universiteit, maar die hij nú zal beleven en ontvangen.
Door deze reizen zal hij hen bewijzen hoe diep ze zijn en wat ze van de God van al het leven weten.
Miljoenen kinderen van God leven in onwetendheid.
Zij zoeken naar God en willen Hem leren kennen, bezoeken Tempels, gaan naar Tibet en Egypte, Tempel in en Tempel uit, doch keren met niets terug.
Mensen vroegen Krishnamurti:
„O, Krishnay, zeg mij toch, ken je God?
Vertel mij of je Hem kent, ik moet het weten en ik kom in naam van miljoenen mensen.
Geef mij het woord!
In Brits-Indië (India) lag ik neergeknield aan de voeten van hen die zich meesters noemen.
Ik stelde vast, dat zij minder bezitten dan ik, ze slapen, ze geven zich voor Christus uit, maar waarvan ik géén wet aanvaarden kan.
Teert ge op onwaarheden?
Moet ik een mens aanvaarden, die zegt: ik ben Christus?”
Waarom heeft Annie Besant dat gezegd en gedacht?
Krishnamurti heeft het niet gewild, anderen zeggen: ik ben Christus, doch wanneer je hen vraagt je iets over de God van ál het leven te vertellen, zwijgen zij!
Jeus zwijgt niet, hij zal je overtuigen, hij is een alwetende voor deze ruimte, wanneer wij de kosmische wetten leren kennen.
Jeus kijkt zijn meester en mij in de ogen en hij weet waarheen wij gaan.
Meester Alcar stelt zich op de eerste Openbaringen in, waarna wij de aarde verlaten.
De stoffelijke ruimte lost voor ons op, het uitspansel, waarin Zon en Maan, de sterren en de planeten het eigen leven mochten verdichten, ligt thans achter ons.
Hiervan heeft Jeus de wetten reeds leren kennen.
Hij zal nu zien hoe God aan de eerste verstoffelijking begonnen is.
Wanneer de mens van de aarde dit alles kent, komt daar eeuwigdurende vrede en rust en is er geen angst meer voor de dood!
Wij zijn één van gevoel, van ziel tot ziel.
Jeus is bij ons en wij hebben de stoffelijke wetten voor deze ruimte al beleefd, wij weten hoe Zon en Maan zijn geboren, wij zijn voorbereid.
Wie van de groten der aarde hebben een dergelijke reis mogen beleven?
Heeft Boeddha zichzelf achter de kist leren kennen?
Rudolf Steiner, Plato, Socrates soms?
Is Dante zo diep?
Wat weet Krishnamurti hiervan?
Wij mogen Jeus nu met de „Alwetendheid” verbinden, dat kreeg meester Alcar in handen.
We weten het, géén Tempel in het oude Egypte heeft dit beleefd.
Wat Jeus beleven zal, omvat dit Universum en doordat God het wil, ontvangen wij als astrale persoonlijkheden deze taak.
Jeus ziet, dat het stoffelijke licht van dit Universum verduistert.
Omdat wij de stoffelijke wereld hebben verlaten, lost deze ruimte op, doch wij betreden de geestelijke wereld, om ook die weer te verlaten, want meester Alcar gaat door tot de eerste verschijnselen, waardoor de stoffelijke én de geestelijke wereld verijlen.
Wij gaan dus eerst door de stoffelijke en daarna door de geestelijke wereld, willen wij het begin van de schepping waarnemen.
En wij weten, dat wij voor onszelf het Goddelijke woord kunnen ontvangen, omdat de hoogste meesters ons volgen.
Ook Jeus staat nu voor het Goddelijke woord open.
Meester Alcar gaat steeds verder en niets kan hem tegenhouden.
Héél deze ruimte weet, waarvoor wij dienen.
Elke sfeer, elk mens, weet het.
Wij dienen!
En dan horen wij zeggen:
„Ga verder, mijn broeders, ga tot de „ALBRON” terug en leer de God van al het leven kennen.
Wij verwachten u!”
Even later komt er tot ons:
„Voelt u wat u wacht?
Gelooft u, dat het Goddelijke „AL” thans door het kind van Moeder Aarde bewoond is?
Wij hebben onze stoffelijke kringloop volbracht.
Thans worden u de wetten verklaard.”
Wij voelen ons nu verijlen.
We weten en dat zullen wij hier zien, dat de Bijbel met onwaarheid begint.
Jeus zweeft door deze ruimte, omdat hij de „Grote Vleugelen” bezit.
En wij zien, dat er in deze ruimte nimmer nacht is geweest, waardoor wij stoffelijke en geestelijke vergelijkingen kunnen maken voor Moeder Aarde en haar kinderen.
De Bijbel zegt toch, dat God een licht maakte voor de nacht en één voor de dag.
Indien u dit begrijpen wilt, zeg het aan uw leven op aarde en dat kan Jeus nu reeds vaststellen, hoe onbewust de Bijbelschrijvers nog waren, toen zij de eerste woorden voor het „Gods woord” ... dat heet, dóór God ontvangen ... vastlegden.
Maar dat was God niet, God heeft nooit stoffelijk gesproken!!
De Bijbelschrijvers kenden zichzelf niet eens.
Ze hebben een begin gemaakt, om de mens van de aarde over een God te vertellen, doch dat is in strijd met deze werkelijkheid en zal Jeus van moeder Crisje zien!
En dat in opdracht van het „AL” bewustzijn waarvan wij zo-even de stem mochten beluisteren.
En dat liegt niet meer!
Dát kan ons niet bedriegen, omdat wij de wetten voor de eerste openbaringen moeten beleven.
Hierdoor krijgt Moeder Aarde en haar kind eindelijk de Goddelijke waarheid!
Wij gaan dus verder, totdat wij de duisternis van vóór de Schepping zien.
Eerst dan stellen wij vast, hoe vanuit de „ALBRON” de verstoffelijking is begonnen.
Daardoor heeft de God van al het leven zich gemanifesteerd.
Wij hebben thans het stoffelijke Universum verlaten, en gingen door de geestelijke werelden, de ruimten voor de ziel als een astrale persoonlijkheid, doch wij moeten dieper en verdergaan, willen wij ons éénzijn beleven met de bron van ál het leven.
Meester Alcar heeft zich daarop ingesteld en wij nemen thans waar, dat wij achter het licht komen van de Zon en er een duisternis valt.
Jeus voelt thans een machtige stilte.
Hij kan stoffelijke, aardse vergelijkingen maken en dat is noodzakelijk.
Hij ziet nu, voordat God aan Zijn openbaringen begon, was er geen leven te zien.
Niets was er, maar de „ALBRON” is er toch en van daaruit zal dit machtige gebeuren beginnen.
En dan zien wij, hoe al het leven is geboren.
Wij voelen, dat wij de Goddelijke éénheid ontvangen; was die er niet, dan konden wij terugkeren en was dit alles ook niet voor ons te beleven.
Maar wij ontvangen die éénheid, omdat de stem van een Goddelijk bewuste tot ons sprak, er is dus geen halt!
Vanuit de ruimte, vanwaar de stem tot ons kwam, daar leeft Christus en met Hem miljoenen mensen, die dat stadium reeds hebben bereikt.
Een Goddelijk afgezant zal telkens tot ons spreken en ons van het eigen-verkregen bewustzijn overtuigen.
Is dat niet wonderbaarlijk voor Jeus?
Ook voor ons is dit een Goddelijke genade, doch vooral voor Moeder Aarde en haar kinderen.
Omdat men ons volgt, zijn wij zeker.
Van verdwalen in deze ruimte is er nu geen sprake.
Dit is dan ook de Goddelijke inspiratie én het woord!
Hierdoor is élke twijfel opgelost.
En dan komt er terug:
„Ga gerust verder, mijn broeders.”
En dat doen wij ook.
Ik denk aan Jeus en vraag hem innerlijk:
„Ben je sterk genoeg, Jeus, om dit alles te beleven?”
Onmiddellijk krijg ik zijn gevoelens terug en weet ik, dat hij zich staande zal houden, dat hij alles van zichzelf zal inzetten om dit voor de aarde te beleven.
De stilte die wij voelen zegt ons, dat wij de „ALBRON” naderen.
En in deze Goddelijke heiligheid leeft Jeus van moeder Crisje.
Het is niet te geloven, maar hij ziet de Goddelijke waarheid.
En thans beginnen wij te denken, vragen te stellen, voor onszelf, maar dat doen wij voor de mensheid.
Wat is leven en wat is ziel?
Wij bevinden ons nu in de Goddelijke werkelijkheid.
Wij mensen zijn ziel, leven en geest geworden en stof.
Wij stellen ons eerst in op het zieleleven en hebben dat te beleven en te volgen.
Het is waar, wij mensen, dier, bloem en plant zijn leven geworden, maar waardoor en hoe?
Hierin leeft God, de God van al het leven en die is „Liefde”!
We leven thans in de wereld van vóór de Schepping.
Voordat dus de Schepping een aanvang nam, want wij zien duisternis.
Van hieruit, door de „ALBRON” zijn Zon, Maan, de sterren en planeten geboren, ál het leven!
Had Jeus nu niet doorgezet, had hij zichzelf niet overwonnen, dan hadden ook wij dit niet mogen beleven en is voor ons leven een genade, door Jeus thans aan ons leven geschonken.
Kunt gij dit voelen?
Had Jeus zich op aarde op geld, dikdoenerij en al die lage gevoelens ingesteld, dan had hij dit nimmer mogen beleven en was hij daar op aarde bezweken.
Maar Golgotha heeft zich aan zijn leven geopenbaard, reeds als kind ontving hij die wetten.
En nu is het dienen voor God!
Meester Alcar zegt nu tot ons en nu beginnen de colleges:
„U ziet, mijn broeders, wij bevinden ons in het Goddelijke stadium van vóór de Schepping.
Hierin is alleen God te voelen!
Dit is het eerste stadium waarin echter álles leeft en de „Oerbron” is!
Dit hier is de Alziel, het Alleven, de Algeest en wil zijn de „Alliefde”!
Maar wie is nu God?
Die waarheden zullen wij ontvangen en beleven.
De „Alwetendheid” is het, waardoor wij deze afstemming ontvingen, mijn broeders, in deze ruimte leeft die alwetendheid en wil ons overtuigen.
Al het leven nu, dat zich dóór de stoffelijke wetten tot de verdichting heeft gebracht, kreeg vanuit déze wereld de eigen zelfstandigheid.
Voordat God zich dus manifesteerde, was er alleen „Ziel”, én dat is Leven!
Zijn „Geest en Zijn Persoonlijkheid” leren wij straks kennen.”
Jeus kijkt nu door deze ruimte heen.
Hij ziet dit leven, maar een lege wereld is het.
Het is een onmetelijke ruimte waarin hij leeft.
Hij voelt deze ruimte en kan zeggen: dit is plasma!
Het „Protoplasma” is het, waardoor alles is geboren, de „Goddelijke Moeder”!
Het is levensaura en die aura zal zich manifesteren en verstoffelijken, eerst dán begint de stoffelijke openbaring.
En dan horen wij opnieuw:
„Voelt u dit, mijn broeders, en gij, mijn kind van de aarde?
Aanstonds zal zich deze levensaura verdichten en manifesteert God zich als werkende kracht.
Het AL-leven zal zich dus manifesteren, vergeestelijken en verstoffelijken en daarvan zult gij de verschijnselen zien.
Hierna volgde ... evolutie ná evolutie en hebt gij reeds door de verstoffelijking vastgesteld, omdat het Universum, de sterren en planeten zijn geboren.
Gij leeft nu ín de „Albron” ... het Albestaan van vóór de Schepping.
Dit is de Goddelijke Tempel, mijn broeders, waarin wij leven en de God van al het leven vertegenwoordigen.
Omdat Christus het wil, zult gij God op aarde vertegenwoordigen en deze wijsheid naar de aarde brengen.
Hiervoor heeft Christus Zijn leven en ruimte geschonken, Hij gaf alles!
Ook wij moeten Hem volgen en beleven.
Deze Eeuw, mijn broeders, is de Eeuw van Christus!”
De stem houdt op te spreken.
Jeus en wij hebben een Goddelijk wonder beleefd.
Dit is de „ALBRON” van vóór de Schepping!
Dit is het Moederlijke plasma, haar levensadem.
Wij zien en wij voelen dat!
En is heel iets anders, dan hetgeen gij op aarde hebt ontvangen, waardoor God zei:
„Laat ons mensen maken.
Van klei en levensadem.”
Maar door deze „Almoederlijke” krachten, deze levensadem, kwam alles tot stand en zullen wij nu volgen.
Voelbare plasma is het!
Wilskracht is het en bewustzijn, want deze kracht wist wat er zou gebeuren.
Het is vooral geheiligde liefde!
Voelbare stof als „ziel, geest en leven”!
Een ijle substantie is het, omdat het stoffelijke gebeuren hierdoor tevoorschijn trad.
Jeus kan dat beleven en hij neemt deze wetten als kracht, ziel en leven in zich op.
Zo zullen wij God leren kennen.
De allereerste werking komt thans tot ons leven en bewustzijn.
Wij gaan hand in hand verder en steunen elkaar en is alles te verwerken en te dragen.
Jeus is nu tot in het „AL” opgetrokken, ook wij en het bewuste „AL” volgt ons, draagt ons leven, die zekerheid hebben wij reeds beleefd.
Jeus ziet nu, dat deze ruimte door uitstralend plasma wordt gevuld en dat is het „Barings”-proces van de „Almoeder”!
De „ALBRON” stuurt dus dit leven door deze ruimte.
Het is levend plasma, iets anders is het niet en (dat) stellen wij vast.
En die aura evolueert, wij zullen aanstonds de volgende stadia beleven en ook kunnen zien.
Hierdoor komt er licht in deze ruimte en is de geestelijke „Schepping” begonnen!
Door dit „Baren” beleven wij straks het „Scheppen” ... en kunnen wij begrijpen.
Nu reeds leren wij God allereerst als „Moeder” kennen en hierna als „Vader”!
Door dit baren zal het scheppen naar voren treden en is duidelijk, omdat wij die wetten op aarde hebben leren kennen.
Leg uw zaadje in de grond en gij kunt nu op het scheppen wachten, dat onherroepelijk zo is, omdat gij hierdoor die evolutie voor u ziet.
Maar híér zien wij dat voor de „ALBRON” ... de „ALMOEDER” ís het!
Doordat dus het leven een eigen evolutieproces heeft te aanvaarden, kreeg het verruiming, en hierna door de verkregen eigen zelfstandigheid ... het vader- en moederschap in handen!
Dat heeft hier, waarin wij nu leven, biljoenen tijdperken geduurd, voordat de verstoffelijking plaatsvond.
Wij zijn reeds in staat om die berekening te maken en ook Jeus kan dit proces volgen, omdat wij zien, dat dit plasma zich verdicht.
Jeus voelt en ziet, dat er miljoenen jaren voorbijgingen, voordat dit leven zich heeft kunnen verstoffelijken.
Uit het „Albewustzijn” dus, trad dit leven naar voren, want dit ís bewustzijn!
Dit is denken en voelen!
En hierdoor zien wij straks de verstoffelijking ervan.
Maar vooral als werking en Goddelijke stuwing, als verdichtingswetten en later als de elementale wetten, waarvoor Zon en Maan dienden en staan wij voor ons verstoffelijkte Universum waarin u leeft als mens.
Wat dus de Bijbel aan het kind van Moeder Aarde vertelt, is onwaarheid!
Wij zijn in staat om die tijd, totdat de stoffelijke wetten naar voren traden te berekenen, omdat wij élke verdichting kunnen volgen.
Jeus ziet en voelt nu, dat er miljoenen eeuwen voorbijgingen, voordat dit leven tot het stoffelijke stadium kwam.
Hij kan nu vaststellen, dat de „ALBRON” zich heeft gesplitst!
Wij zien telkens dit universum veranderen en wij begrijpen en weten, waarom, want dat is de Goddelijke evolutie!
Het zijn tevens wetten en levensgraden, want een tijdperk vertegenwoordigt één levensgraad en eerst daarna staan wij voor het volgende ogenblik voor dit Goddelijke baren en scheppen.
Vanzelfsprekend is, dat wij daardoor het „Kleurenrijk” Gods zien.
Wat wij nu reeds mochten beleven is voor ons en uw leven: God als „Moeder en Vader, als Ziel, Leven en Geest en als het kleurenrijk”.
En dit is „Liefde”!
Nu Jeus ziet, dat deze wereld, doordat de „ALBRON” die krachten als levensplasma uitzond, een machtig gewaad gekregen heeft, stellen wij daaraan reeds een graad van bewustzijn voor de Goddelijke Persoonlijkheid vast.
Immers, deze ruimte heeft licht gekregen en dat is God als „Licht”!
Voelt u, geachte lezer, waarmee gij thans verbonden bent?
En dat door Jeus van moeder Crisje!
Jeus ziet, miljoenen eeuwen gingen er voorbij voordat dit geschiedde.
Maar doordat hij „Het Ontstaan van het Heelal” reeds heeft beleefd, weet hij, dat straks dit Goddelijke gewaad, dus dit licht als ruimte, vaneen scheurt en beleven wij de Goddelijke splitsing!
God als het „Licht”, als Ziel, Leven en Geest, als Vader en als Moeder dus ... verdeelt zichzelf in myriaden deeltjes, vonken van Zijn leven en elke vonk zál dit openbaren voortzetten en „HEM” dus nú, door álles wat „HIJ” is, vertegenwoordigen!
En dát machtige wonder zullen wij zien en beleven!
Maak thans reeds uw vergelijking met uw Bijbel en gij voelt het, weet nu, dat het begin onwaarheid is en zoveel andere verhalen, die ons op aarde werden geschonken.
Nu Jeus ziet dat deze ruimte een gewaad gekregen heeft, zegt meester Alcar tot ons:
„Dit nu is God als Geest, mijn Jeus.
Miljoenen eeuwen gingen er voorbij, voordat God zich als „Geest” kon manifesteren en mochten wij hier volgen.
Maar aanstonds, je hebt dat vroeger reeds met mij beleefd, scheurt de ruimte vaneen en splitst God zich en dat wordt het stoffelijke Universum.
En daar zullen wij ons nu op afstemmen, om dat ogenblik waar te nemen, omdat Zon en Maan, als het vader- en moederschap de wetten van God zullen voortzetten, waarna wij als mens en dier, Moeder Natuur, aan ons leven en zelfstandigheid konden beginnen.
Omdat de ruimte die wetten in ónze handen heeft gelegd, konden wij ons leven voortzetten, maar wij zijn dus door God geboren.”
En Jeus ziet dit Universum, hij begrijpt het, omdat hij alles heeft mogen volgen.
Dit heeft miljoenen eeuwen geduurd, maar het kwam zover.
Het doel is, het menselijke wezen dit alles te schenken.
En dat komt.
Hierdoor vertegenwoordigt de mens zijn God!
Het Uitspansel scheurt nu vaneen, er komt duisternis, omdat dit geheel zich splitste, maar dat werd dit stoffelijke Universum.
Het vaderschap voor de ruimte werkt en stuwt verder, Zon en Maan zullen nu ontstaan, omdat God als Geest zich verstoffelijken zal.
Maar wij weten nú, dat vanuit de „ALBRON” de „ALZIEL” het leven kon beginnen, zichzelf te vergeestelijken en te verstoffelijken.
En die overgangstijden kan Jeus volgen, hij kent ze reeds, doordat hij het Ontstaan van het Heelal heeft beleefd en wij die boeken schreven.
Nu wij dit alles mochten volgen, verbindt meester Alcar ons met het huidige stoffelijke stadium, dat is dus de stoffelijke ruimte waarin u leeft.
Maar wij weten hoe dit alles is ontstaan.
God heeft zichzelf dus door vele evolutieprocessen vergeestelijkt en verstoffelijkt en kunt gij op aarde aanvaarden!
Het onzichtbare Goddelijke heeft zich verstoffelijkt!
Máár, doordat élke cel, elk lichaam, het eigen leven kreeg, móét dat leven verder en zal terugkeren tot God, het „ALbewuste stadium”!
Hierdoor, en dat kunt gij aanvaarden, schiep dit Universum een andere ijlere ruimte, en dat werd de „Vierde Kosmische Levensgraad”.
De vierde schiep de vijfde, de vijfde de zesde en de zesde schiep de „Zevende Kosmische Levensgraad”, die het „AL” vertegenwoordigt en waar thans Christus met de Zijnen leeft!
Wij mochten die zeven overgangen waar wij ook waren, zien en moeten dus nu aanvaarden, dat uw stoffelijke Universum niet het „AL” vertegenwoordigen kan, omdat het leven evolueert.
Wanneer Jeus dit alles in zich opgenomen heeft, gaat meester Alcar verder.
Wij maken ons dus van dit Universum vrij om de volgende graad voor het Kosmisch Goddelijke gebeuren te volgen en leren wij de „Vierde Kosmische Levensgraad” kennen!
Wij volgen nu dus de ontwikkeling voor het Universum, doch straks, hierna, op de volgende reis, het ontstaan van het menselijke organisme, de ziel en de geest, ook het dierenrijk en de wetten voor Moeder Natuur.
Maar tot in het bewuste Goddelijke „AL”, omdat dit alles tot de „Universiteit van Christus” behoort!
Maar voelt u, wat Jeus te beleven krijgt?
Dit Universum heeft een nieuw gewaad geschapen en door de Goddelijke „Evolutie” was dat mogelijk!
Wij zien dus deze stoffelijke ruimte verijlen.
Vergeestelijken is het!
Zon en Maan schiepen nieuw leven.
Sterren en planeten kónden baren en scheppen, hierdoor betreden wij straks die nieuwe én volgende ruimte, dat de Vierde Kosmische Graad is.
Ik vraag u even, wat weet uw dominee van dit alles af?
Wat hebben de groten van uw aarde van deze wetten gezien?
Niets!!
Wisten Annie Besant en Blavatsky er iets van?
Néén, want zij hebben deze hoogte en diepte nimmer beleefd.
Géén Socrates, noch Plato, noch Boeddha, géén van allen hebben dit ontvangen, die is alléén nu te beleven, voor uw eeuw en daarvoor dient Jeus van moeder Crisje!
Wij zien thans, dat al het leven in het Universum verijlt.
Vergeestelijkt!
En wij stemmen ons op dat stadium af om het waar te nemen.
Want wij moeten met en door dit leven tot het bewuste „AL” terug!
De „Vierde Kosmische Levensgraad” is nu, als de vierde sfeer in het leven na de stoffelijke dood.
Gij kunt thans zélf uw vergelijkingen maken, omdat meester Alcar u de boeken: „Een Blik in het Hiernamaals” heeft geschonken en leert ge ook deze wetten kennen.
Wij betreden dus aanstonds een stoffelijke wereld die als een geestelijke zo ijl is en tóch stof!
En ook daar leren wij dezelfde wetten voor het vader- én het moederschap kennen, want die wetten zijn niet veranderd.
Het leven ging verder.
Het is dus duidelijk en zeker, dat daar de „Mens” van de aarde leeft, omdat hij voor uw menselijk leven verder is dan gij.
Dat er van éérste, géén sprake is, leren wij ook kennen en ook dat heeft meester Alcar door de boeken van Jeus verklaard en is duidelijk.
Wij kunnen ons dus oriënteren, omdat wij de wetten als ruimte voor ons zien en waarvan wij het vader- en moederschap beleven.
Hierdoor ging de mens van Moeder Aarde verder, want híj zál de God van ál het leven door zichzelf vertegenwoordigen.
Het zegt u, dat God zichzelf in onze handen heeft gelegd.
Wij zíjn dus Goden!
Het leven op de Vierde Kosmische Levensgraad is dus bewuster dan ál het leven van uw ruimte waarin gij als mens leeft.
Hoe hoger wij nu komen, des te ijler wordt het leven en dat is de geestelijke bewustwording bovendien.
In deze ruimte, ziet Jeus, is er geen nacht meer, omdat dit Universum anders is verdeeld en een zelfstandigheid is.
Dat wil zeggen, dat uw Universum waarin gij leeft, door drie levensgraden is verdeeld en kregen de planeten de stelsels te dragen en in eigen handen.
De Maan vertegenwoordigt nu voor uw Universum de „Eerste Kosmische Levensgraad” ... Mars de tweede en Moeder Aarde de derde.
Indien gij nu daar vertrekt, achter uw kist komt, licht bezit, dan gaat ge hier verder, ik bedoel, in óns astrale leven, óm nu de zeven sferen van licht te overwinnen en eerst dán betreedt ge de „Vierde Kosmische Graad” ... waarvan de boeken van Jeus u de wetten verklaren!
Lees dus „Het Ontstaan van het Heelal” ... en gij kunt uw eigen vergelijkingen maken!
Maar Jeus van moeder Crisje is in diepe bewondering gekomen.
Hij kan zeggen: ik lig neergeknield aan de voeten van de Goddelijke meesters, ook wij hebben ons die gevoelens eigen gemaakt en buigen ons hoofd én leven voor al deze wonderen en openbaringen.
Wij hebben te aanvaarden, dat door dit Universum een ander is ontstaan.
Omdat het leven voor God evolueert, is dat mogelijk.
Kijk nu naar de sterren en planeten en gij weet, dat er géén Magere Hein is, want dat gebeuren is „Evolutie”!
Vanzelfsprekend is tevens, dat wij op de „Vierde Kosmische Levensgraad” niets meer met disharmonie te maken hebben.
Wij leven daar als mens in Goddelijke Harmonie, er worden daar geen mensen meer gedood, ook het leven van Moeder Natuur, het dier, heeft die harmonie bereikt!
Wij hebben dus als mens ál onze narigheden overwonnen!
En dat is door deze ijlere wereld te zien en te beleven, wij als mens voelen ons niet anders.
De Vierde Kosmische Levensgraad schiep de Vijfde, wij kunnen dus verdergaan.
Wat Jeus te beleven krijgt is enorm en elke wet wil thans beleefd worden.
Ik geef u nu slechts een nietig beeld, maar wanneer wij straks terug zijn, moeten wij élke gebeurtenis vastleggen en ontléden en dát worden de boeken voor „De Kosmologie”.
Indien wij álles ontleden, staan wij voor 100.000 boeken!
Want de Universiteit van Christus is zo diep!
Wij komen thans met een Goddelijk bewuste in contact, wij dalen af om het planetenstelsel van de Vierde Kosmische Graad te zien en nu worden ons die wetten verklaard.
Wij wandelen thans onder deze mensen, waarvan wij weten, dat zij élke wet voor uw Universum en de aarde mochten overwinnen.
Wij kunnen die éénheid beleven en dat willen de meesters.
Jeus wandelt dus rond in een Goddelijk Koninkrijk, maar hij weet tevens, dat wij nog steeds verder moeten gaan, willen wij het Goddelijke stadium betreden.
En deze mannen en vrouwen manifesteren zich aan onze levens, wij kunnen met de hoogste meesters uit dit Universum spreken, zij zijn het, die aan ons hun leven én het verkregen bewustzijn verklaren!
Wij leren hier zien, hoe zij sterven en hoe zij opnieuw het volgende krijgen.
En dat alles is zo ongelooflijk schoon, zo rein en bewust, omdat zij alléén harmonie beleven en door hun liefde hun eigen verkregen licht uitzenden.
Technische wonderen heeft men hier niet meer nodig, omdat zij zich zelf „Leviteren”, zij bezitten de stoffelijke én de Geestelijke Grote Vleugelen!
Als zich een priester uit Tibet reeds leviteren kan, hoe zullen dan deze Kosmisch Bewusten zijn en handelen?
Gij kunt dit alles aanvaarden, omdat Jeus deze wetten en mogelijkheden ziet, hij zet er zijn leven voor in!
Wij moeten terug naar het Goddelijke Licht ... het Goddelijke bewustzijn, door werelden van liefde en betreden wij de volgende levensgraad, die ons verder stuurt en ook dat leven moet hoger, eerst daarachter leeft en ligt de Goddelijk-Bewuste bron en hebben wij ons Goddelijk einde bereikt!
Dat alles krijgt Jeus van moeder Crisje te zien en te beleven, ook wij, als astrale persoonlijkheden.
Had meester Alcar die taak niet ontvangen, waarvoor hij zich gereed heeft gemaakt, wilde men in het Goddelijke „AL” niet dat wij dit naar de aarde zouden brengen én, waren al deze werelden niet geboren, neem dán aan voor de aarde, dat er géén leven achter de kist is.
Maar wij kúnnen verder.
Wij móeten verder om tot God terug te keren.
Wat wíj echter moesten beleven is nu zekerheid!
Voor ú op aarde en voor óns allen!
De Goddelijke zekerheid voor dier, bloem en plant, voor ál het leven door de God van al het leven geschapen!
En om die wetten, voor ziel, leven en geest, vader- en moederschap te ontleden, schrijven wij duizenden boeken.
En dat is God, als vader en moeder, maar kregen wij als mens, als het hoogste door Hem geschapen, in handen.
Jeus ziet het Goddelijke „AL”!
Hij valt neer en dankt.
Nu moet hij bewijzen wat hij kan, maar hij kijkt bewust in het „AL” en hij ziet daar, hoe hij als Goddelijk bewuste zal zijn, ook wij!
Het Goddelijk „AL” is bewoond, van hieruit is Christus naar de aarde gekomen.
Het Universum ligt in een gouden waas gehuld en is Goddelijke uitstraling.
Vanzelfsprekend kan Jeus geen woorden vinden om dit te verstoffelijken, wij zullen het echter menselijk-begrijpelijk moeten verklaren.
Wij weten nu, God leeft in en door alles wat tot het leven behoort!
Wij voelen, dat wij straks, wanneer wij de menselijke ontwikkeling volgen, voor Christus komen te staan.
Máár, wij zien nu: de „Mens” is als God!
Dít is het beeld door God geschapen en niet dat stuntelige gedoe uit uw Bijbel!
Dit is geen klei en levensadem, doch Goddelijke waarachtigheid, Goddelijk bewustzijn, wij gingen door het embryonale bestaan, door miljoenen werelden om tot deze bewuste Goddelijke afstemming terug te keren!
En Jeus van moeder Crisje weet wáár hij nu in leeft, hij is nóg in staat om als mens van de aarde te denken.
En dat is ook de bedoeling of alles had geen betekenis.
Thans kan Jeus reeds zeggen: ik ben een Kosmisch meester!
Hij kijkt door elk dogma heen, omdat hij de Goddelijke wetten leerde kennen.
Hieraan zitten géén franjes, theosofen, Rozenkruisers, géén!
Dit alles is werkelijkheid!
Een dergelijk bewustzijn heeft géén van u gevoeld, géén mens van de aarde!
Hebt ge nu gezien, hoe de meesters hún instrumenten opbouwen en hoe zeker dat is, indien gij als mens wilt en kúnt dienen?
Miljoenen tijdperken heeft de mens moeten afleggen én overwinnen, voordat hij het Goddelijke bewustzijn betrad.
Maar wij leven en zien dat het zo is.
De mens ging van planeet tot planeet, vanuit de stoffelijke werelden tot de geestelijke, hij kon steeds verder en hoger.
Omdat ook de God van al het leven diezelfde wetten heeft moeten aanvaarden, maar waardoor wij ze als mens, dier en natuur, in handen kregen!
Is het scheppingsplan eigenlijk niet eenvoudig, nu wij dit alles kunnen overzien?
In deze ruimte leven menselijke Goden.
Straks, dat voelen wij, zullen wij hen zien en ontmoeten, dat is thans niet mogelijk, omdat wij eerst het embryonale ontstaan moeten volgen.
Jeus is echter nu reeds in staat om de mens van de aarde Goddelijke colleges te geven, want de mens heeft hierin het Goddelijk óneindige bereikt, het zich eigen gemaakt!
Jeus weet nu, hij is, leven, ziel, geest, maar vóór alles, liefde!
De mens hierin leeft dus eeuwigdurend voort en is bezieling geworden voor ál het leven door Hém geschapen.
Jeus weet thans, wie Christus is!
En wat heeft Christus gewild?
Dit alles had Christus aan de mensheid kunnen schenken, maar men sloeg Hem aan een kruis!
Wat had het kind van de Aarde van Christus mogen ontvangen?
Dat leert Jeus van moeder Crisje kennen, hij weet nu, wat Christus heeft bedoeld.
Wij gingen door miljoenen werelden om dit te bereiken en moeten terug naar de aarde.
Maar wij komen hier opnieuw en eerst dán staan wij voor de Goddelijke mens.
Wij moeten dit op aarde vastleggen, om het aan uw leven door te geven.
Heeft Ramakrishna dit gekund, dit beleefd?
Néén, niemand nog van de aarde, géén mens!
Dit is het allerhoogste en ontvangt gij dóór het kind van moeder Crisje.
En dan kan meester Alcar tot zijn instrument zeggen: „Kom, André-Dectar, wij moeten terugkeren en meester Zelanus kan beginnen om de eerste reis voor „De Kosmologie” vast te leggen.”
Wij verbinden ons onmiddellijk met het stoffelijke Universum en zien thans, hoe onmetelijk diep uw Universum is waarin gij als mens leeft, want hier, in de Albron zien wij dat gebeuren.
Dit wil dus zeggen, dat het „AL” in al de stoffelijke werelden aanwezig is en wij mensen ons die levenswetten als licht, leven en liefde, doch door het vader- en moederschap eigen moeten maken en ook mogelijk is.
Jeus heeft echter het Universum leren kennen, de „astronomen” kunnen nu van hem college krijgen!
En, vanzelfsprekend uw dominee, de katholieke kerk én uw psycholoog, psychiater, élke geestelijke faculteit ligt thans aan zijn voeten, géén mens bezit zijn bewustzijn op aarde!
Wat wil dit zeggen?
Maak dat voor uzelf uit, dat dit waarheid is, vertellen u zijn boeken!
En dan is de eerste reis ten einde.
Jeus daalt in zijn organisme af en kan tot zijn meester zeggen:
„Mijn leven zet ik hiervoor in, meester Alcar.”
„En wij, mijn Jeus, álles, álles zetten wij in voor deze Goddelijke openbaringen.
Tracht alles te verwerken, Jeus.”
„Ja, mijn meester, ik beloof het u.
Ik zal mijn best doen.”
„Dan is alles goed, Jeus, en gaan wij straks verder.
Meester Zelanus kan thans beginnen.
Dit alles is „Inleiding” voor de menselijke Kosmologie, voor het kind van Moeder Aarde.”
Wij nemen afscheid van Jeus, maar blijven hem volgen en bezielen.
Meteen is hij stoffelijk wakker en begint te denken.
Nu kan hij zeggen: „Wienerin, mensen van de aarde, ik heb het Goddelijke „AL” gezien én mogen beleven.
Ik krijg niet kosmisch bewustzijn, maar goddelijk, waarvan ik natuurlijk weet, dat ik mij nog miljoenen ruimten eigen moet maken.
Máár, ik weet thans wie God is!
Hoe God zichzelf gemanifesteerd heeft en hoe Hij aan Zijn openbaringen is begonnen.
Ik wéét thans, waar de leugens én het ónwaarachtig onmenselijke voor de aarde bewustzijn kreeg, toen de Bijbelschrijvers begonnen te denken.
Houd op met uw laatste oordeel!
Houd op aan de mensen van de aarde te vertellen, dat God verdoemt!
Houd op, dominees, geestelijken van de katholieke kerk, om de mensen in een eeuwigdurend vuur te werpen, waar geen vooruitgang mogelijk is, dat is kletspraat!
Dít, wat ik mocht waarnemen, ís de Goddelijke waarheid!
Uit naam van ál het leven van God, in ál de ruimten, kreeg Jeus van moeder Crisje zijn inzegening!
De allereerste, máár Goddelijke ínzegening, omdat hij bewust naar de aarde terugkeerde, waardoor ik in staat ben door zijn leven dit Goddelijke vast te leggen!
Dat hem niemand begrijpt, weet hij thans.
En hij zal er voorlopig ook niet over praten, alléén zijn adepten krijgen het te horen.
Tegen half één die dag, begin ik reeds, om dit alles vast te leggen.
Jeus geeft zich over en in enkele dagen is deze reis op aarde én verstoffelijkt.
In dekens gehuld, zitten wij daar, warmte hebben wij niet, maar in ons brandt er Goddelijk vuur.
De eerste pagina’s rollen uit de machine, wij zijn begonnen, meester Alcar.
Ook al is Jeus stoffelijk verzwakt, wij werken zolang, totdat wij niet meer kunnen en ook dat zal hij beleven.
In telegramstijl leg ik alles vast, later komt de eigenlijke ontleding en hebben wij tijd voor nodig, rust en vrede, liefde en geluk, eist het werk.
En dat alles is nu niet op aarde te beleven.
Als Jeus zijn reizen maar kan maken, kunnen wij verder.
En daarvoor zijn wij gereed, meester Alcar kan spoedig verdergaan.
Jeus komt nu tot het mediteren, hij moet dit alles óp aarde en in het organisme verwerken, eerst dán wordt het zijn verkregen wijsheid, doch waardoor hij verandert!
U voelt het zeker, hij vliegt nu bewust naar het Kosmische Bewustzijn!
Wanneer hij langs het water komt om zijn vrienden te bezoeken, roept moeder-water hem toe: „En, Jeus, heb je in het „AL” mijn naam al geschreven?
Je bent terug, hè?”
„Ja, moeder, ik ben terug, maar dat komt straks op de volgende reis.”
Wanneer hij tot het leven praat, dan gebeurt dat innerlijk.
Indien hij één gedachte zou verstoffelijken, eerst nú betreedt hij de waanzin en moet én mag nimmer gebeuren.
Dit is dus het éénzijn van ziel tot ziel, het éénzijn met ál het leven door het te beleven en te voelen, waarna het gesprek volgt.
En ook dat heeft meester Alcar hem geleerd en kregen wij ook ons Kosmisch bewustzijn door.
Wij behoeven ons nu maar op het leven af te stemmen en het spreekt tot ons gevoelsleven en bewustzijn!
Jeus beleeft lange gesprekken met het leven van God en dat leg ik vast in „De Kosmologie”, waardoor gij als mens de wetten kunt beleven en volgen, doch vooral, omdat ge thans voelt, hoe machtig uw leven als mens kan zijn en wil zeggen, dat gij u die wetten nog eigen moet maken.
Ook dat is wonderbaarlijk voor uw leven.
Wij tonen u hierdoor aan, dat God in álles leeft en gij u eigen hebt te maken.
Dat Jeus het leven in de stof te beleven en te verwerken krijgt, dat hij tot ál het leven spreekt en die stemmen kan beluisteren, is óns geestelijke bezit en willen de hoogste meesters aan uw leven doorgeven.
Jeus komt telkens weer met Moeder Water tot éénheid en dan beleeft ge als mens Goddelijke éénheid.
Het éne wonder volgt het andere op en is Goddelijke genade, geluk, vrede, liefde!
Wie hem in deze dagen ontmoette, voelde niks, maar keek die mens hem in de ogen, was het te zien, zo stralend diep is hij geworden.
En wanneer dát leven en bewustzijn tot uw leven spreekt, denkt ge God te horen, zo waarachtig en bovennatuurlijk is het, is het leven en bewustzijn geworden van Jeus van moeder Crisje.
Hoe dan, hoe zal hij zijn, wanneer wij deze Goddelijke reizen hebben beleefd?
Toch leeft hij tussen de V2’s, lijdt hij honger en gebrek, maar waarvan hij nu weet, dat hierdoor de grootste dingen ontstonden; de mens levende onder weelde en geluk, krijgt dit niet, kan dit niet verwerken, dus ook dit hoort erbij voor Jeus.
En hij voelt nu, dat zijn Goddelijke wijsheid even zwaar is als de ellende die Adolf Hitler heeft geschapen en wil voor Jeus betekenen, dat deze tijd hem toch helpt dragen.
Als straks de mens zijn geluk weer bezit, zijn alles heeft, is die zwaarte weg en staat het leven voor iets anders open.
Voelt gij dit?
Door de ernst waarin hij leeft, komen geest en stof elkaar tegemoet en kan hij zijn Kosmologie verwerken.
Dat treedt nu duidelijk naar voren en begrijpt hij ook!
In enkele dagen zijn wij zover.
Meester Alcar wacht.
Wanneer Jeus alles heeft verwerkt, gaan wij onmiddellijk weer op reis en leren nu de mens kennen, die vanuit het embryonale stadium aan zijn verstoffelijkt leven is begonnen.
Dat is de volgende reis, die op de Maan begint en in het Goddelijke „AL” eindigt.
En eerst dan weet Jeus, dat de mens een God is!
Het gekke van alles is, hoe vreselijker het op aarde wordt voor de mensen, des te gemakkelijker voor ons, omdat Jeus zich door die stoffelijke ellende geestelijk ontladen voelt.
Hoe ellendiger het voor de mensen wordt des te dieper dalen wij tot de goddelijke wetten af en is zwaarte, deze wijsheid drukt je te pletter, doch omdat miljoenen mensen in vreselijke ellende leven, kan Jeus zijn wereld aan en voelt hij, ondergaat hij, omdat het kermisachtige op aarde, het losbandige geluk van de mens er nu niet is.
Als u dit voelt begrijpt ge, dat ge niet in staat zult zijn om God alléén op aarde ónder het geluk van miljoenen mensen te dragen en tóch, later heeft Jeus dit te aanvaarden.
Voor nu is het voor hem hulp, straks, als de mensen op aarde weer alles hebben, moet hij dit, wat hij leert kennen, alléén dragen en verwerken, wat hij duidelijk voelt en begrijpt, maar nú zijn stoffelijke hulp is.
Heel duidelijk gezegd: de mens kun je onder je petje vangen en dat is straks niet meer mogelijk.
Nu kan Jeus alles kwijt, alles, straks niet meer en ook dat zal hij dan beleven en moeten aanvaarden.
Intussen zijn wij zover gekomen, hij heeft alles verwerkt, met boom, bloem, dier en plant gepraat en kan meester Alcar verdergaan.
Jeus is gereedgekomen voor de volgende reis.
Vanavond zal hij weer uittreden, in tien dagen was hij zover.
En de „Inleiding” voor de Kosmologie is op aarde!
Achter de kist gekomen, hoort hij zijn meester zeggen: „Kom, mijn broeders, wij vertrekken en gaan regelrecht naar de Maan.”
Indien gij „Het Ontstaan van het Heelal” kent, kunt ge ons thans volgen, maar ge zult onmiddellijk vaststellen, dat meester Alcar nu nóg dieper gaat.
Het regent nu wijsheid voor Jeus.
Voor geen koningschap zou Jeus dit willen missen.
En dat is te begrijpen, want hij is reeds een Prins van deze ruimte geworden en voor de volgende werelden maakt hij zich gereed.
Zo zal zijn kroon veranderen en die kroon zetten wij op zijn hoofd.
De sterren en planeten zullen tot hem spreken.
Niet het water van de aarde, maar levenszeeën zijn het, ook daarvan zal hij de wetten leren kennen.
In korte tijd zijn wij daar en begint meester Alcar aan de eerste ontleding, hij stemt zich af op het embryonale leven.
De planeten beginnen en de Maan leren wij, zien wij, hebben wij te aanvaarden, is de „Moeder” voor het planetenstelsel.
Jeus ziet dat wonder, hij is één met het beginstadium voor de Maan, maar wij beginnen vanuit de astrale kosmos, dus wij volgen de ziel van dit machtige macro­kosmische lichaam als moeder!
Ik zei u reeds, Zon en Maan vertegenwoordigen God als vader en moeder, en die wetten kunnen wij thans volgen.
Ook de Maan moet zichzelf splitsen.
Dat heeft God niet alleen gewild, maar dat legde hij in handen van Maan en Zon.
En daardoor krijgen wij onze menselijke zelfstandigheid te zien en in handen, ook het dier en Moeder Natuur, dus bloem, plant, uw hond en kat, ál het leven.
Dat wil dus zeggen, toen de mens als ziel met de aarde verbinding kreeg, was zij reeds miljoenen eeuwen oud en had zij reeds biljoenen levens afgelegd.
Wat God dus voor het oneindige heeft gedaan en gekund, zetten Zon en Maan voort en ontstond er een nieuw verdergaan.
Elke vonk nu, door de splitsing van de Maan als moeder, kreeg álles van haar, omdat ook zij uit en door God is geboren.
Elke vonk van haar is nu Goddelijke afstemming, bezit alles, wat wij op onze vorige reis moesten volgen en voor het kind van de aarde hebben ontleed.
Begrijpt ge, mens van de aarde, hoe machtig alles is en toch weer eenvoudig?
Dat is waarheid en is te zien.
Wij volgen nu het eerste stoffelijke stadium voor het menselijke embryonale leven.
Wij mensen kregen dus doordat God zich manifesteerde onze eigen zelfstandigheid in handen.
En dat is heel iets anders dan het afschuwelijke Bijbelse verhaal, dat in strijd is met de werkelijkheid.
Want Jeus ziet het proces voor zijn en uw leven, hij kan dat allemaal volgen.
Daarom vroeg ik u, bij het begin van dit hoofdstuk: wat bent u, als u een godgeleerde bent, een dominee wordt, gij psycholoog zijt voor de aarde?
Dan weet ge niets, omdat gij de scheppingen niet kent.
Voelt ge, dat ge als godgeleerde niet in staat zijt om Goddelijke colleges te geven?
Daartoe is alléén Jeus in staat!
Wij gaan ook nu van graad tot graad verder, beleven de eerste dood voor dit menselijke embryo, maar bovendien de wedergeboorte.
De Maan dus als Goddelijk plasma, zal zich splitsen en verdichten en kan Jeus volgen.
Na dit eerste leven van het embryo volgt een ander.
Het embryo heeft zich nu te geven, te splitsen, zoals dat de moeder heeft gekund.
Wij zien, dat al het leven slechts één doel volgt, maar dat doel kregen wij als mens dóór de Maan als moeder in eigen handen.
Beide cellen hebben zich te splitsen en daardoor krijgt de menselijke cel nieuw leven te zien en is de „Reïncarnatie” ... voor ál het bestaande en nog komende, geestelijke én stoffelijke.
Waarin wij nu zijn, zegt u: leg dat Bijbelse verhaal naast u neer, het heeft géén betekenis meer voor uw eeuw, de Eeuw van Christus!
De Maan zendt intussen haar krachten uit en die levensenergie zuigen andere lichamen in zich op, waardoor de volgende „bijplaneet” ontstaat.
Nietwaar, de eerste schiep de volgende, er kwamen zeven graden tot stand voor het Universum, ook de mens en het planetenstelsel bezitten die overgangen en is evolutie!
Zo gaan wij verder.
Wij volgen een Goddelijke weg en zullen niet verdwalen, omdat elke levensgraad ons met de volgende evolutie verbindt.
En die is weer te zien en te beleven, zodat wij u kunnen antwoorden.
Wij stellen hier reeds vast: de „Mens” bezit álle eigenschappen van God!
De mens is een God, maar zal zich door de verstoffelijking die wetten eigen maken.
Kan het nog duidelijker en eenvoudiger gebeuren?
Néén, maar dit hebben uw groten níét kunnen beleven!
Blavatsky, Annie Besant, Jeus is uw meester!
Jeus ziet, de Maan dijt uit.
Doordat zij zich splitste, als moeder dus, kwam er nieuw leven.
De wateren hebben zich reeds verstoffelijkt en wij leven daarin.
Waarom leeft nóg het kind in de moeder ... ín levenswater?
Dat heeft de schepping gewild en werd door de Goddelijke scheppingen natuurlijk bezit of het leven kreeg geen levensadem.
En doordat hier op de Maan de wateren zich hebben verdicht en verstoffelijkt, beleefden wij als mens het visstadium!
Thans kan het leven verdergaan.
De Maan en ál de planeten hebben het visstadium gekend, doch doordat er steeds meer bewustzijn komt, verruimt zich het gevoelsleven en bovendien de persoonlijkheid.
Wij zien dat, omdat de Zon als het vaderschap evolueert, sterker wordt en is het licht voor uw Universum.
Dat licht is scheppend!
Jeus leert al deze ruimten kennen en kan het leven volgen.
Wij volgen het leven op de Maan en komen van graad tot graad tot het allerhoogste stadium, waardoor de ziel als mens een macro­kosmisch leven overwonnen heeft.
Dat moet u nu duidelijk zijn en zo is het!
Wij zien het allerhoogste stadium en beleven nu, dat het stoffelijke leven niet verder kan, maar het is de ziel als mens, die thans afstemming vindt op de volgende graad, de bijplaneet door de Maan als moeder geschapen.
En daar begint het leven als op de Maan, maar met een verhoogd bewustzijn.
Langzaam maar zeker, dat zien wij, richt het leven als mens zich op, maakt het zich los van de wateren en begint het landelijke bestaan.
Jeus kan dat volgen.
Hij is dankbaar, ontzagwekkend is het.
Zo komen wij tot de volgende planeet, beleven daar tevens deze wetten en gaan verder, totdat wij de „Tweede Kosmische Levensgraad” voor dit Universum zien, waarna wij opnieuw het éénzijn met het embryonale ondergaan.
Nu weten wij reeds, hoe het menselijke evolutieproces tot stand kwam en de God van al het leven heeft gewild.
Wij gingen met de mens verder, wij verbonden ons om het voortgaan te volgen en konden hierin dus geen fouten maken.
Dat werd ons gezegd door de hoogste meesters uit het Goddelijke „AL” en élke cel riep ons toe: beleef mij!
Hierdoor kreeg Jeus de waarachtige Goddelijke wijsheid in handen.
Van Mars, door de volgende levenswetten, kregen wij contact met de Aarde.
Ook Mars, stellen wij ons even op het huidige stadium in, heeft bijna haar taak volbracht en zal dan het stervensproces hebben te aanvaarden, zoals haar „Moeder de Maan” het reeds bezit.
Zij is stervende!
Op Aarde gekomen, beleven wij opnieuw het beginstadium van de Aarde.
Jeus kan zich nu overtuigen, dat er géén wet voor deze Goddelijke evolutie is veranderd.
Omdat de Aarde haar plaats bij vader en moeder gekregen heeft, stellen wij straks haar eigen bewustzijn vast.
Immers, dat kent de wetenschap wel, en is waarheid, hierdoor kreeg de Aarde een prachtige taak in handen en te vertegenwoordigen voor haar God, zij maakte het menselijke organisme af!
En ook dat kan Jeus beleven en ziet hij!
Door de plaats dus in het Universum, hebben de planeten een eigen taak gekregen.
Maar Zon en Maan zijn vader en moeder van al dit leven!
Schrede na schrede gaan wij verder, na wet na wet te hebben gevolgd en beleefd, om door de aardse ontwikkeling opnieuw en voor het eerst, het „Hiernamaals” te betreden, dat géén bijplaneet in dit Universum heeft en bezit, omdat de mens die evolutie nog niet had bereikt.
Er moet dus een hiernamaals komen.
En dat is de wereld voor de menselijke ziel om haar reis tot God te kunnen voortzetten.
De geestelijke sferen zijn dan ook alleen geschapen, omdat de mens de sprong van de aarde af tot de Vierde Kosmische Levensgraad niet ineens kan maken, zij heeft zich daarvoor te verruimen, te vergeestelijken, wil zij afstemming vinden op dat hogere bewustzijn.
Maar Jeus ziet én beleeft, dat de mens al deze werelden overwint!
En alleen mogelijk is door het vader- én moederschap.
Het spreekt vanzelf ... dat wij élke volgende levensgraad als mens zien en kunnen beleven.
Wij komen dus vanuit het oerwoud naar het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl).
Wij maken goed en eerst dan kunnen wij zeggen als mens: wij hebben de kringloop der Aarde volbracht.
De geestelijke duistere óf de lichtende wereld verwacht ons.
Zo gaan wij verder.
Jeus kent de zeven geestelijke sferen en de boeken: „Een Blik in het Hiernamaals” verklaren u al deze wetten, ik ga er dus hier niet dieper op in.
Wij komen nu dus als mens op de Vierde Kosmische Levensgraad, gaan meteen over naar de Vijfde, de Zesde en staan nu, als mens, voor ons Goddelijke „AL”, waarvan wij in „De Kosmologie” de wetten ontleden en verklaren.
U voelt zeker, de mens leeft daar eeuwigdurend.
Wij kennen nu de mens!
En wanneer wij opnieuw in het Goddelijke „AL” zijn, staan wij voor Christus, die tot ons zegt:
„Hebt gij, kinderen der Aarde, één Mens ontmoet met deze tekenen?
Ik ben Christus!
Hier leven uw broeders en zusters.
Wij hebben het Goddelijke „AL” bereikt en van hier kwam „IK” naar de Aarde en haar kinderen.”
De „Mentor”, het hoogste gezag, Christus, spreekt tot ons.
Wij hebben contact met de Goddelijke mens.
Hij is het, die ons zegt, dat ook Hij vanaf de Maan Zijn Goddelijke weg heeft moeten bewandelen.
Wij zien de meesters in hun gouden gewaden, wij zijn één met hun levens en persoonlijkheid, waarvan Jeus de wetten voor zich ziet.
Wij staan voor Christus en miljoenen kinderen van God, zij vertegenwoordigen „GOD” thans in alles!
Dit is het oneindige bestaan, dit is de Goddelijke Liefde die wij leren kennen en Jeus van moeder Crisje in zich opneemt.
Even later zijn wij alleen.
Jeus denkt en voelt nu, ook wij, hoe waar én natuurlijk het leven is en wat men er op aarde van weet.
Dit op aarde te brengen is tevens het leven van God vertegenwoordigen.
Het duizelt hem, hij kan thans inslapen, het „AL” op aarde verwerken en daar zijn taak voortzetten.
Jeus z’n leven is Goddelijk bezield, ook wij voelen deze genade en weten thans, dat wij voor de „Universiteit van Christus” dienen!
Jeus denkt aan Moeder Aarde, aan de Goddelijke Reïncarnatie van Christus!
Wie bewust geworden is, wil dienen.
Het zegt ons, dat Christus als het hoogste bewustzijn naar Moeder Aarde zou terugkeren om het Goddelijke „Evangelie” te verstoffelijken, maar wij weten bovendien, hoe de mens van Moeder Aarde „HEM” heeft ontvangen.
Wij krijgen antwoord op al onze vragen.
Hebben wij Hem herkend?
Jázeker, Hij vroeg ons of wij Hem herkenden en ZIJN leven konden aanvaarden.
Nu kunnen wij verdergaan.
Wij krijgen de boodschap ... Jeus van moeder Crisje ... om op Aarde te vertellen, wat Golgotha te betekenen heeft.
En dan komt er tot ons leven:
„Bouw aan MIJN „Universiteit”!
Ga terug en leer de wetten kennen.
Breng de Goddelijke „Evolutie” op Aarde!”
Meester Alcar vangt Jeus op, hij is in elkaar gezakt en wij dragen hem nu naar de aarde, terug naar Golgotha.
Wanneer hij ontwaakt, ziet hij, waar hij zich bevindt.
Op Golgotha wacht hem groot geluk, het is daar, waar hij de groten der aarde zal ontmoeten, die voor de Universiteit van Christus hun fundamenten hebben gelegd.
Daar kan hij tot zichzelf terugkeren.
Hand in hand wandelt hij op Golgotha met Ramakrishna, Socrates, Plato, hij ziet en spreekt tot Annie Besant, Mohammed, Boeddha, allen weten wie Jeus is, allen komen hem begroeten en aanvaarden hem als een Kosmisch meester.
Zij weten precies waarvoor zij hebben gediend, maar dit hebben zij niet bereikt.
Jeus vertegenwoordigt al de groten die op aarde hebben geleefd.
De wijsheid die hij op aarde brengt, geeft aan uw leven het bewijs, Jeus van moeder Crisje vertegenwoordigt ál de geestelijke wetenschappen!
Annie Besant weet nu, dat Jeus het is en welke fouten zij heeft gemaakt, door Krish­namurti als „Christus” te aanvaarden en hem voor die taak op te voeden, zij weet thans, dat dit niet mogelijk is!
Jeus ís de meester voor elke „Sekte” van de aarde, hij vertegenwoordigt „Goddelijk Bewustzijn”!
Wij waren in het „AL”!
Waar wij thans waren, komen al deze groten in geen miljoenen eeuwen, dat is alléén voor het dienende kind van Moeder Aarde mogelijk.
Aan Gene Zijde is het niet mogelijk om boven uw eigen bewustzijn te leven, indien dat wél gebeurt, hebt ge voor de Aarde een taak te volbrengen en die ligt dan in de handen van de meesters.
Al deze groten weten, waar Jeus heeft geleefd.
Allen hebben het oude Egypte gevolgd en waren priesters van Tempels, waardoor zij ontwaakten.
Vergelijk nu de wijsheid van hen met die van Jeus.
Waren zij zó diep met de wetten van God verbonden?
Maar wij zijn er nog niet, straks stel ik opnieuw deze vraag en andere, opdat gij op aarde zult weten wie Jeus van moeder Crisje is.
Allen schenken hem hun „Orchideeën”!
Jeus legt ze aan de voeten van Christus.
Meester Alcar ziet nu, dat hij zich heeft hersteld, de meesters kunnen tevreden zijn, Jeus is een meester.
Dat hij in het „AL” in elkaar zakte, tot zijn slaap terugkeerde, is het eigen behoud van zijn persoonlijkheid, hierdoor bleef hij in deze Goddelijke afstemming.
Op Golgotha is géén bedrog meer te beleven, Jeus kan dus aanvaarden wat hij van miljoenen kinderen van God in handen krijgt en dit is nu het geluk voor zijn leven.
En dan keren wij tot zijn organisme terug.
Jeus ontwaakt in zijn lichaam, het afschuwelijke leven op aarde is weer begonnen.
Onmiddellijk begint hij te denken.
Já, hoe is het mogelijk, ik was vannacht in het Goddelijke „AL”, ik heb Christus gezien en gesproken, Hij sprak tot mij.
Hij ligt wakker en mediteert, maar de V2’s vliegen over zijn hoofd, hij is vanuit het waarachtig Goddelijke in ’n hel gestapt, maar voelt, hij moet er doorheen, hij zál dit overwinnen.
Innerlijk brandt hij van geluk, Goddelijke bezieling straalt er uit zijn persoonlijkheid, hij is de Prins van de Ruimte geworden.
En onmiddellijk kan hij beginnen om stoffelijk antwoord te geven.
Hij kan ja en amen zeggen en God zij gedankt, voelt hij, de Wienerin ziet en voelt niets, want hij móét alles kunnen verbergen, hij kan de mens van de Aarde thans de wetten nog niet verklaren, hij is niet in staat over dát zijn leven te openen, dat komt straks.
Jeus en Jozef zullen hem thans moeten opvangen en zij kunnen dat, zullen hem nu helpen, zij zijn het die praten, doch de meester André-Dectar mediteert!
Meester Alcar ziet, dat het goed gaat met Jeus, en ik geef hem, dat wij vanmiddag beginnen om deze Goddelijke reis vast te leggen.
Wij schrijven de „Goddelijke Inleiding” en dan een boek over het Ontstaan van dit Universum en de anderen die volgen, een boek over het Maanstadium als mens, Mars, en een apart boek over de ontwikkeling van de mens op Moeder Aarde.
Wij verklaren, waarom Jupiter, Venus, Saturnus en vele andere planeten geen moederschap bezitten, nooit hebben gekend, wij hebben op deze reis vastgesteld, waarom de Maan zich maar aan één kant laat zien, wij verklaren tevens, waarom Moeder Aarde haar plaats van God heeft ontvangen, duizenden wetten verklaren wij door de „Kosmologie van Jeus”!
En wanneer wij zover zijn, treedt Jeus opnieuw uit, omdat wij de ontwikkeling en de evolutie voor de menselijke „Ziel” volgen.
En daarna het dierenrijk en Moeder Natuur.
Jeus kan zeggen:
„Christus, ik zal mijn best blijven doen.”
Meer hoeft hij niet te zeggen, wij kennen Jeus.
Moeder Water en al het leven stelt hem vragen, alléén de mens weet hem geen vragen te stellen.
Ja, lieverds, ik heb het „AL” gezien.
Ik heb daar je naam geschreven.
Ik heb gezien hoe je evolueerde, vogel, boom, bloem, plant, mens, dier, ik heb dat gezien en beleefd.
Jullie gaan als wij mensen terug tot God, om Hem ook in „ZIJN” ruimte te vertegenwoordigen.
Hoe vond je mij, Jeus, vragen de bomen, vraagt een doodgewone kraai aan zijn bewustzijn, vraagt hem elke levensgraad door God geschapen.
En dan kan Jeus tegen een boom van Moeder Aarde en tot al het leven zeggen:
„Dáár, lieverd, sta je eeuwigdurend in bloesem.
Dáár heb je alles lief en daar hakt men je niet meer de armen af, het Goddelijke leven bezit ziel en geest.
Ook jullie hebben ziel en geest, maar de reizen daarvoor moet ik nog met de meesters beleven en eerst dán zal ik je vertellen, hoe jullie evolutie is geweest.
Maar wéét het, ook jullie hebben je eeuwigdurend bestaan!”
Het leven van Moeder Aarde voelt en ziet wie hij is, alléén de mens niet!
De mens als het hoogste wezen op Aarde, kent hem niet, ziet hem niet, en dat is te begrijpen, de mens heeft ook Christus niet herkend.
Geloof het, Jeus is een echte profeet!
Er zijn er duizenden, maar van zijn soort en bewustzijn niet ééntje!
Wanneer hij voor zijn leerlingen staat, weet hij niet, wat hij aan die kinderen moet zeggen, maar ze voelen iets, zien iets en vragen al, waarom hij zo broos is, zo ijl, zo anders dan gisteren.
Als hij zegt: ik heb Christus gezien en gesproken, zijn dat woorden, die de mens kan begrijpen, maar waarvan men op aarde de diepte niet voelt.
En dan slikt hij het machtige andere maar terug.
Het is goed, ze kennen hem toch niet.
Wie kun je dat bewijzen?
Dat kan alléén door de wijsheid.
Jeus is géén man die wonderen verricht, hij zal uiterlijk zo blijven, hij is ook nu niet in staat om een wit laken om te hangen, wat anderen wel willen, maar hij vertrapt.
Het uiterlijke is het niet, het innerlijke is het en blijft het!
En dat kun je in zijn ogen bewonderen.
De boeken zullen het u zeggen en bewijzen!
Intussen gaan wij verder, leggen de reis in drie weken vast en zijn gereed om meester Alcar te volgen.
Nu leert Jeus de werelden voor de menselijke ziel kennen en wáár het ogenblik leeft, dat wij als mens onze „zintuigen” hebben gekregen, wonderen zijn het, die hij thans te aanschouwen krijgt en de wetten van ziet en beleven kan.
Miljoenen levensgraden beleven wij thans op de Maan en wij volgen graad ná levensgraad, wet na wet voor de menselijke ziel, de Goddelijke vonk dus, die zichzelf zal vergeestelijken en verstoffelijken.
Jeus weet nu, dat de aardse psycholoog ’n dood meubel is, dat de dominee voor ’n oerwoudbewustzijn spreekt en hij als geestelijk geleerde de menselijke evolutie maar tegenhoudt.
Wij blijven op deze reis op de Maan, beleven tien boeken tegelijk, doch leggen dit stadium in één werk vast.
Wanneer wij op aarde bezig zijn om ook deze reis vast te leggen, het is januari geworden, gaat Crisje over, verlaat zij haar Jeus niet, want zij zullen elkaar terugzien in de sferen van licht.
Meester Alcar laat hem daarvoor zijn uittreding beleven, tezamen met Crisje beleeft hij haar overgaan, het loskomen van de stof en het betreden van haar geestelijk „Paradijs”!
Crisje is weer bij haar Lange gekomen, bij Miets en de miljoenen die haar liefhebben.
Crisje staat thans voor haar meester, zij ziet nu, wie haar Jeus is en zij kan zijn meesterschap aanvaarden.
In „De Kosmologie” vindt u, lezer, deze reis; beleeft gij hun éénzijn en weet ge, hoe ontzagwekkend mooi het is, wanneer de mens waarlijk liefheeft.
U moet Crisjes paradijs zien en kunnen bewonderen.
En haar Lange!
Eerst dán hebt ge ontzag voor deze levens, voor de ouders van Jeus.
Crisje leeft in de derde sfeer, zij is met haar Lange eeuwigdurend één, ze zijn tweelingzielen, als bloemen van één kleur!
Ook deze reis is voor Jeus een openbaring, omdat hij Crisje kan tonen waarvoor hij heeft gediend.
En wanneer hij dat met haar heeft verwerkt, kan hij verdergaan.
Hand in hand zweefden zij naar ’s-Heerenberg terug, om vanuit de geestelijke wereld álles van hun leven te volgen, dat vanzelfsprekend voor Crisje een Goddelijke openbaring was.
In februari hebben wij reeds vier machtige boeken af.
Maar wij moeten verder, ons plan is, zes boeken te schrijven in enkele maanden.
Je ziet hem thans strompelen, het organisme wil niet meer.
Toch wil hij verder.
Meester Alcar voert ons terug naar het Goddelijke „AL”.
Thans zijn wij voor de menselijke ziel in het „AL” terug en weten wij, hóé de ziel als mens, als Goddelijke vonk zichzelf heeft vergeestelijkt en verstoffelijkt, hoe zij haar Goddelijke „AL” heeft bereikt!
Ook dat machtige boek is reeds verstoffelijkt en werd het bezit van Moeder Aarde.
Wij staan waarachtig voor het vijfde boek en moeten daarvan nog dertig pagina’s vastleggen, als Jeus niet meer kan, wij zijn niet meer in staat om zo’n lettertje naar beneden te drukken, wij hebben álle krachten schoon en berekend verbruikt.
Wat nu?
Klauterend, in elkaar zakkend, bestijgt hij de trappen, moet vier keer rusten om boven te komen, maar wanneer wij de kamer hebben bereikt, zakt hij in elkaar.
Toch kruipen wij naar de machine, want Jeus wil het vijfde deel van „De Kosmologie” af hebben.
Nu zitten wij in de stoel, maar wij hebben geen krachten meer, géén engel kan ons helpen en die krachten geven, het organisme is lamgeslagen.
Jeus schreit van pijn en smart, geen stoffelijke pijn, maar innerlijk schreeuwt hij om kracht.
Alléén Christus kan ons die kracht geven.
Alléén Hij kan dat!
Lichamelijk én geestelijk, door een Goddelijke aanraking zullen wij, Jeus en ik, in staat zijn om de zeven boeken, de fundamentele werken voor „De Kosmologie” af te maken.
Daar zitten wij dan en kijken in de ogen van meester Alcar, die als wij niets kan doen, die als wij de afbraak van het organisme heeft te aanvaarden.
Lichamelijk volkomen uitgeput, maar geestelijk bewust en sterk.
Maar wat wil je doen, als je géén middelen meer bezit, om je geest die te schenken, als je de kracht mist, om je vingers in beweging te brengen en kracht te geven om te typen, te schrijven?
Niets, niets, wij staan dus volkomen machteloos, doch zitten hier en vragen om Goddelijke hulp.
Kan dat?
Is Christus in staat om ons die kracht te geven?
Kunnen wij verdergaan?
Of moeten wij, Jeus en ik, dit halt aanvaarden?
Het is wachten, het is het hoofd buigen voor ons, ook voor meester Alcar.
Máár, mijn God, wij willen nog even verder!
Ineens kijken wij in Goddelijk licht, een enorme lichtzuil overstraalt ons leven.
We weten het, het „AL” heeft ons gehoord, Christus wil dat wij verdergaan, Jeus en ik, tezamen beleven wij een Goddelijk wonder.
Hoe is het mogelijk, zucht Jeus, mijn God, wat ben ik U dankbaar en ik verzeker U, ik zal nóóit meer bezwijken!
Ook al komen de duivelen der aarde op mijn leven af, al moet ik tegen héél deze wereld vechten, ik zet mijn leven in!
Altijd, altijd ben ik gereed!
Dat stuurt Jeus tot het „AL” terug, meester Alcar en ik het onze en de meesters in de sferen van licht weten wat dit te betekenen heeft.
Wij gaan verder en schrijven ineens ook het boek af, het is ontzagwekkend, zo sterk voelen wij ons plotseling, het organisme heeft niets meer te vertellen.
De armen en handen van Jeus wegen zo licht als ’n veertje, já, het is een groot wonder, Jeus, de tranen lopen ons over de wangen van geluk!
Onmiddellijk beginnen wij aan het zesde deel en schrijven ook dat in drie weken af, zodat wij in vier en een halve maand zes boeken beleefden en schreven.
Geloof het, wij kregen deze krachten van Christus!
Veertien dagen voor het einde van deze oorlog, zijn wij gereed.
Jeus kan thans even uitrusten, zijn voorspellingen komen uit, vanuit de ruimte valt het voedsel neer voor de hongerige mens.
Hij lacht om alles, hij kan mediteren, hij heeft het „Kosmische Bewustzijn” gekregen, Jeus is een groot meester geworden, een „Profeet” van ongekende kracht en schoonheid, Jan Lemmekus?
Voordat echter dit einde kwam, dus ná het beleven van de menselijke ziel; dag en nacht ging meester Alcar verder, maakten wij nieuwe reizen, waardoor Jeus het „Dierenrijk” leerde kennen en Moeder Natuur.
Hij kent elke „vis”, kent de levensgraad thans van dit dier en weet waar het geboren is, Darwin kan thans colleges krijgen, allen, kom gerust, Jeus daagt u uit!
En indien wij dit alles zouden verstoffelijken, schreven wij alléén reeds voor het menselijke „wezen” ... 1000 boeken.
Voor de dierenwereld hetzelfde getal en voor Moeder Natuur én de wijsgerige stelsels, de krankzinnigheid en psychopathie een aparte Universiteit, zo diep is het leven van God, doch omdat élke levensgraad een zelfstandigheid kreeg, een wereld is!
Jeus kijkt nu anders tot de mensen en tot Moeder Natuur, het leven van God, hij kijkt er doorheen.
Meester Alcar, gij kunt tevreden zijn!
Ook de sferen van licht, want wij bereiken duizenden kinderen van Onze Lieve Heer!
Já, Lange, Crisje, wij zien elkaar op de Goddelijke bühne terug!
Einde van 1939-1945!
Het goede overwon het kwade en voor elke tijd is er hoger bewustzijn!
En daarvoor zorgt nu Jeus van moeder Crisje, wereld??
Ons lacht de ruimte toe.
En wat ziet gij ervan, lezer?
Wij kregen Kosmisch Bewustzijn.
En gij?
Wij waren in het „AL”.
En wat hebt u beleefd?
Aanstonds kunt ge Jeus beluisteren, omdat wij de goddelijke wetten voor uw leven zullen verstoffelijken.
Wij blijven voor het „AL”-bewustzijn vechten en vanzelfsprekend Christus dienen!
Aan ál het verkeerde komt een einde, nóóit aan het „goede”!
Bewijs thans wat ge wilt en kunt!