Het oorzaak en gevolg van de toekomstige mens

Wat door wie ook in het verleden verkeerd werd gedaan, moest worden goedgemaakt.
De mensheid beleefde oorlog na oorlog, niets dan ellende, leed en smart.
Zo moesten ook de enkeling en de massa hun fouten herstellen, niet één verkeerde gedachte is de mens door God geschonken.
Duizenden levens zijn beleefd om het oorzaak en gevolg in te lossen, eerst daarna kon de ziel verdergaan en de sferen van licht betreden.
In de miljoenen eeuwen, die de mensheid oud is, kwam daarin geen verandering.
Ik verhaalde u, hoe Mozes en al zijn volgelingen het eigen oorzaak en gevolg moesten beleven, en zó vergaat het iedere mens.
Als de mensheid straks echter de afstemming van de eerste sfeer heeft bereikt en het „Duizendjarige Rijk” ingaat, zal het eigen karma tot het verleden behoren, want dan neemt de staat het van de enkeling en de massa over.
In het Duizendjarige Rijk zal er geen karma meer bestaan, althans niet in stoffelijke toestand.
Wel zullen er nog mensen op Aarde zijn, die geestelijk karma moeten aanvaarden, daar Moeder Aarde met die kinderen nog rekeningen te vereffenen heeft.
Het stoffelijke karma lost evenwel volkomen op.
„Maar”, zult u tegenwerpen, „is dat dan geen onrechtvaardigheid?
Gij vertelt toch juist, dat elkeen de karmische wetten in te lossen heeft.
Kunnen Gods wetten veranderen?
Gelden Zijn wetten dan toch niet voor elkeen?”
Beziet u eerst eens het beeld, dat de Aarde en de mensheid in het Duizendjarige Rijk bieden.
Ik schilderde het u al in het hoofdstuk „De staat als een groot huisgezin”.
De mens heeft de afstemming van de eerste sfeer bereikt.
Hij haat niet meer en hij heeft het egoïsme overwonnen, heeft waarachtig lief en hij mint de waarheid.
In deze sfeer kunnen leed en smart niet bestaan, de ellende behoort tot de voorbije eeuwen, toen de mens nog dierlijk en onbewust was.
Er is brood voor elkeen, en er is geen mens of hij heeft een dak, kleding en warmte.
Op Aarde is er waarachtig geluk!
Er straalt geestelijk licht over de Aarde, de duisternis is opgelost, de duistere eeuwen zijn overwonnen.
Hiervoor stierf Christus op Golgotha.
Zijn Heilig Evangelie wordt thans gééstelijk beleefd.
Hiervoor is gevochten, miljoenen gaven hun bloed, (het Huis) Israël zegevierde, geleid door Christus en de meesters.
Nu vormen de volken één groot gezin, want ook de heidense volken kwamen tot Christus en helpen bouwen aan het geluk van de wereld.
Dit alles werd bereikt, doordat de volken in één gigantische strijd betrokken werden.
De staat zorgt thans als een liefdevolle moeder voor het stoffelijke en geestelijke welzijn van al de kinderen en neemt nu ook het karma van de enkeling en de massa over.
Toch maken zij goed, de kinderen van (het Huis) Israël, maar door te dienen.
In al hun daden beogen zij het geluk op Aarde te vergroten, enkeling en massa werken voor de gemeenschap.
Het nog bestaande karma wordt dus door állen aanvaard en onder leiding van de staat opgelost.
En niemand schept nieuw karma, de mens is te ver gekomen, dan dat dit nog mogelijk zou zijn.
Twee mensen als man en vrouw vertegenwoordigen thans de staat.
Deze legt het bezit in hun handen, wetend, dat hun dit toevertrouwd is.
Geestelijk bewust als zij zijn, weten zij, hoe zij moeten leven.
Deze Adam en Eva dragen elkander en anderen liefde toe, zij kennen hun eigen leven en de menselijke geschiedenis.
Zij zijn één van kleur, één van afstemming en levensgraad, wat zij beleven is het geluk van de sferen en dit brengt hen ertoe zich voor de massa in te zetten.
En de massa dient hen.
Het „één voor allen, allen voor één,” dat Adolf Hitler wilde scheppen, wordt nu waarlijk beleefd.
Zij vertegenwoordigen hun volk en dit volk is, zoals zij zijn.
Groots en diep is nu het stoffelijke leven.
De mens is geestelijk bezield.
Luie mensen leven er niet meer op Aarde.
Elkeen schept en geeft zijn beste krachten voor het grote gezin en ontvangt zijn loon.
Ontevredenheid is er niet in de mens, de wijsheid van ons leven bracht de mensheid naar het geestelijke ontwaken.
De door God geschapen, maar door ons verbroken harmonie, tussen leven en dood, wordt hersteld.
De ziel krijgt thans spoediger een nieuw organisme, niemand wordt nu te vroeg in onze wereld teruggeslingerd, de mens sterft op normale wijze, moord en zelfvernietiging kent men niet meer.
Heilig is het menselijke leven.
De Moeder zet zich geheel in voor de schepping, groot zijn de zorgen, die naar haar uitgaan.
Wie gezond is moet huwen en voor de voortplanting zorgdragen.
De staat doet alles voor de zieken, nóg zijn de vreselijke ziekten niet overwonnen, maar de geleerden voorspellen reeds, dat de ziekten van de Aarde overwonnen zullen worden.
Enkelen zien vooruit, zij dringen door tot in de wetten Gods en profeteren, dat de ziekten door technische wonderen verdwijnen zullen.
En zij doelen op de instrumenten, waarvan ik u reeds een beeld mocht geven.
Het hoofd van deze geleerden spreekt als een profeet.
Hij ziet, hij voelt en weet.
Als hij zich neerlegt om te rusten, komen er gedachten en gevoelskrachten tot zijn leven.
„God is Almachtig.
Technische wonderen scheppen wij.
Wij zullen de mensheid tonen, dat Christus dit heeft gewild.
Hij heeft afgezanten tot ons gezonden, wij zullen hen dienen en met hen aan deze wonderen werken, die de lijdende mensheid van het geestelijke geluk zullen verzekeren.
Spoedig zijn wij zover.”
Er heerst rust en vrede op Aarde en zij wordt door niemand verstoord, daarover waakt het kind van staat.
Rechtspraak is niet meer nodig, de staatswetten worden opgevolgd.
Politieagenten behoeft men niet meer, de mens waakt over zichzelf.
De staat eist, dat de mens goeddoet.
Wie die krachten niet bezit en zich deze hogere gevoelens nog moet eigen maken, dient zich ervoor te bekwamen.
De stoffelijke graden zien zich onder een liefdevolle, maar bewuste leiding geplaatst, eens zullen ze in het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) oplossen, waarna al die lagere bewustzijnsgraden verdwijnen.
Eenieder kan opklimmen in deze maatschappij.
Hoog en laag, rang en stand losten op.
De straatveger geniet evenveel ontzag als de geleerde.
De adel is van de Aarde verdwenen, thans kent men alléén de geestelijke adel, en deze hoort toe aan de bewusten van geest.
Door hen ontvangt de mensheid wijsheid, de levenswijsheid van onze zijde.
De kloof tussen leven en dood is overbrugd, de massa weet van het eeuwige leven af.
Zij leest nu de geestelijke boodschappen, die door onze mediums aan de Aarde zijn doorgegeven.
De mensheid kreeg ontzag voor het geestelijke woord en ziet onze mediums niet meer voor waanzinnigen aan.
Het spiritualisme krijgt geestelijke betekenis en kosmische diepte voor elkeen.
Het duurt nu niet lang meer of het directe-stem-instrument zal op Aarde ontvangen worden.
Niet langer wordt geduld, dat God wordt vervloekt door geestelijken, die Hem tot verdoemen in staat achten.
Lang geleden reeds is hieraan paal en perk gesteld.
De theologen moeten luisteren.
De staat ontving wetten, die door de meesters van (het Huis) Israël waren opgesteld en elkeen heeft ze te aanvaarden en te beleven.
Ook de kerken!
Lang genoeg hebben zij onrust en vrees gebracht, versjacherden zij de hemelen en bezoedelden zij Christus.
Ook aan politiek wordt niet meer gedaan, in het verleden was dit nodig, al ging de kerk toen te ver.
De meesters zullen spreken en door het uitdragen van hun woord zullen de kerken geestelijke betekenis verkrijgen!
Dat is de mensheid in het Duizendjarige Rijk!
Gelukzalig is het aardse leven thans en nóg kan het schoner.
De mensheid volgt een kosmische weg, de tweede, derde en vierde sfeer wachten de Aarde met al haar kinderen.
Ja, lezers, zo hoog kan de mensheid klimmen in liefde en goedheid, dat zij het aardse leven opvoert tot het afstemming heeft op de vierde sfeer aan onze Zijde!
Dit duurt nog miljoenen jaren, maar de mensheid zal zich die geestelijke hoogte eigen kunnen maken.
Dan zal Moeder Aarde haar taak volbracht hebben en kunnen sterven, maar hierover vertel ik u dadelijk meer.
God is liefde, Hij wilde, dat de stoffelijke en astrale werelden tot eenheid zouden komen.
Christus sprak erover en gaf er Zijn Heilig Leven voor.
In het Duizendjarige Rijk wordt die eenheid bereikt – dankzij het onvermoeide werken van de meesters.
Nu begrijpt de mens zijn Almachtige Vader, nu bestaan er voor hem geen twijfel en verwarring meer ten opzichte van het Goddelijke Scheppingsplan en nu weet elkeen, dat de liefde het heiligste is op Aarde en aan deze Zijde!