Bewuste krankzinnigheid

„Waar wij nu heen gaan behoort tot het gebied van het wakend bewustzijn.
We zullen dus de bewuste abnormalen bezoeken.
Kom, André, onderweg kan ik je nog het een en ander verklaren.”
Spoedig hadden ze het gebouw verlaten.
Hoe intens droevig was alles wat André had beleefd.
Hij vroeg aan zijn meester:
„Wat moet ik doen, wanneer ik weer op aarde ben, Alcar?”
„Niets, André, wij kunnen nog niets voor al deze zieken doen.
Men wil nog niets met de occulte wijsheid te maken hebben; jij en anderen worden weggestuurd.
Ik zal echter mijn taak afmaken.
Dit alles zal ik aan de mensheid schenken.
De meesters in de hoogste sferen hebben mij opgedragen onze wijsheid op aarde te brengen.
Ik beschouw ons werk als de fundamentele ondergrond voor later.
Zij die na ons komen kunnen dan met de geleerden samenwerken, want dan kent men de astrale wetten.
Zou ik al deze zieke mensen grondig willen helpen, dan zouden wij niets anders meer kunnen doen, André.
Wij zouden ons voor hen volkomen moeten inzetten en dat is nu toch niet mogelijk, want wij hebben ander werk te doen.
Jij bent een pionier voor andere mediums; zij kunnen ons werk na je aardse leven voortzetten, want dat is eigenlijk de bedoeling.
Onze geestelijke schatten krijgen eens betekenis voor de mensheid.
Je kunt dit aanvaarden.
Er zullen vele doktoren tot deze studie overgaan en het hoofd buigen voor de goddelijke wetten.
Eerst dan zal er iets voor al deze armen van geest gedaan kunnen worden.
De menselijke ontwikkeling gaat verder!
Toch zou ik de geleerden willen toeroepen reeds nu naar Gene Zijde te luisteren.
Indien ze voor een kort ogenblik hun geleerdheid naast zich neer zouden kunnen leggen, dan zouden ze voor het geestelijke woord openstaan en dan zou Gene Zijde aan de heilzame inwerking kunnen beginnen.
Wij ontnemen hun niets!
Integendeel, wij brengen hun kosmische diepte!
Gene Zijde spreekt de waarheid, je hebt dit thans met eigen ogen kunnen aanschouwen, André.
Ik zou geen onwaarheid kunnen vertellen, want de wetten spreken voor zichzelf!
Wij trachten hen alleen te overtuigen van al deze wetten; zij zelf kunnen dan hun diagnoses stellen.
Eerst dan is een geleerde in staat bewust te handelen, dan kan hij vorderingen maken en zijn blik op het toekomstige geluk van al de armen van geest gericht houden.
Wij leven eeuwigdurend voort!
De ziel is aan deze zijde een bewuste persoonlijkheid.
Dat wij niet waarneembaar zijn voor aardse mensen, komt, omdat zij de geestelijke gaven missen en onze lichamen halfstoffelijk–halfgeestelijk zijn.
Toch hebben wij niet één gedachte verloren na ons sterven op aarde.
Wij zijn gebleven zoals wij waren.
Sommige geestelijk onbewuste mensen keren na hun „dood” naar de aarde terug om zich in het stoffelijke leven uit te leven.
De astrale persoonlijkheid beïnvloedt dan de stoffelijke mens in alles.
Door onze geestelijk bewuste wereld zijn de uitvindingen ontstaan en tal van technische wonderen, die voor het welzijn van de mensheid hadden moeten worden gebruikt.
Maar wat doet men op aarde?
Wij willen het aardse bewustzijn in ons leven optrekken, André, want dan verandert het voelen en denken in kosmisch schouwen.
Dat zijn de schatten van de geest, die dan ontvangen worden en dan komt er ook geluk in het voelende mensenkind van God, want dat is de bedoeling van Christus!
Het onderzoek dat de geleerden thans instellen blijft aards, stoffelijk gezoek.
Kunnen de geleerden ons bewustzijn aanvaarden, dan ligt de ziel met al haar diepten voor hen open en zijn ze in staat om ook het leven van God in deze toestand te dienen.
Eerst dan zien zij in hun eigen verleden.
Zij zullen dan niet alleen zichzelf en al hun zieken kennen, maar er zal tevens licht schijnen over het diepe verleden, dat eerst dan tot hun betere en hogere „ik” zal spreken.
Stellen zij de deuren voor onze instrumenten open, dan zullen de mediums hun bewijzen geven door onze wereld, want de astrale meesters staan naast hen.
Nu staan de geleerden echter machteloos.
Diep is de stoffelijke woning voor de ziel, André, dat heb je nu kunnen volgen en dat is duidelijk door ons vastgesteld.
Wij brengen al deze zieken tot het volle bewustzijn terug en doen geen verkeerde dingen, want wij staan open voor dit leven.
In deze wereld leeft de astrale demon en toch kan men dat op aarde nog niet aanvaarden.
Kijk, André, daarginds zullen wij binnentreden.”
„Wat is dat voor een gebouw, Alcar?”
„Een gevangenis, mijn zoon.”
„Wat moet u daar doen?”
„Ik wil je daar overtuigen hoe de duistere astrale wereld werkt en dan betreden wij meteen de wereld van de bewuste krankzinnigheid.
We staan nu voor de astrale beïnvloeding, de bewuste krankzinnigheid.
Kom, ook hier kunnen wij binnengaan; door niets zijn wij tegen te houden.
Ook deze gebouwen heb ik bezocht tijdens mijn aardse reis, omdat ik al de graden van krankzinnigheid wilde leren kennen.
Wij gaan van cel tot cel, want overal zijn hier mensenkinderen opgesloten.
Enkele van hen hebben ons iets te zeggen.
Hier leven dieven en moordenaars, André, en hij daar voor je, is een dief.
Men heeft hem voor enige jaren opgesloten.
Daarna komt hij vrij en kan dan aan een nieuw leven beginnen.
Deze man steelt zélf, anderen daarentegen door deze wereld.
Voor het een of ander doel wil de astrale onbewuste persoonlijkheid dat het stoffelijke wezen steelt.
Voel je reeds waarvoor?”
André dacht na en begreep zijn meester.
„Zoals men „de ziel” wilde laten stelen, Alcar?”
„Juist, André, zoals bij „de ziel”.
De astrale persoonlijkheid leeft zich dan uit.
Deze wezens zijn dus tot alles in staat.
Ze kunnen zich door hen uitleven, want deze mensen staan voor het kwaad open.
Deze man is te bereiken, maar hij steelt zelf en hierdoor leeft hij in zijn levensgraad bewust.
Maar wanneer hij deze graad loslaat, staat hij voor het ineenzinken en is gevoelig voor astrale beïnvloeding.
Voel je dit, André?”
„Ja, Alcar.
Ik heb u begrepen.”
„Deze toestand is dus precies eender als de ziekelijke krankzinnigheid, met dat verschil echter, dat de persoonlijkheid nu bewust is en zelf handelt.
Hoe slechter de mens nu wordt, des te heviger is de astrale inwerking.
Vanzelfsprekend gaan dan velen in die handen over.
Wij staan dus thans voor ongekende mogelijkheden, zowel voor de geest als voor de stofmens.
Mogelijkheden om de hartstochten te kunnen botvieren.
De aardse persoonlijkheid is bewust en het astrale wezen past er nu voor op, dat hij de stoffelijke wetten niet overschrijdt.
Is dat het geval, dan volgt hierop de astrale overheersing en het instorten van de stoffelijke persoonlijkheid.
Dan kan men deze lieden in het krankzinnigengesticht opsluiten.
Bezit echter het aardse wezen deze weerstand, dan delen beiden eerlijk hetgeen wordt beleefd en is er van krankzinnigheid geen sprake.
Maar iedere gedachte op hartstocht ingesteld voert hen tot deze wereld en in de armen van een demon.
Deze wetten gelden zowel voor vrouwen als voor mannen.
Iedere verkeerde daad die de mens doet, André, is dus een daad van bewuste krankzinnigheid.
Leugen en bedrog, haat en hartstocht voeren de persoonlijkheid tot de duistere sferen en die hellen vertegenwoordigen de bewuste waanzin in ons leven, waarin al die mensen hun eigen afstemming hebben te aanvaarden.
Thans zal je hem waarnemen.
Kijk, André, naar de man in deze cel.”
André schrok.
Waarachtig, ook bij die man was een demon.
Ook deze mens werd ertoe gedreven te stelen, te moorden en het leven op aarde te verkrachten.
Dit innerlijke leven stond voor de duisternis open.
Hoe duidelijk was dit leven voor André.
„Voel je thans, André, wat krankzinnige bewusten beleven?
Deze is dieper afgedaald dan de man hiernaast.
Dit wezen is slechter en is door het astrale wezen dieper te bereiken.
Ook hij is wegens stelen opgesloten.
Door het stoffelijke bezit leefde hij zich uit en met hem het astrale dier.
Het stelen is dus maar een middel.
Hij moet zichzelf echter het geestelijk halt toeroepen.
Wanneer hij dit niet kan, blijft hij in handen van het kwaad en blijft hierdoor bezeten.
Toch is de man zich van niets bewust.
Hij weet niet, dat een demon in hem leeft.
Deze graad echter krijgt men toch vroeg of laat te pakken en dan volgt het opsluiten.
Deze toestand nu is ook weer onderverdeeld in graden en onder deze mentaliteit leeft het genie in het kwaad.
In die graad zorgt de astrale persoonlijkheid er wel voor, dat men hem niet gevangen zet.
Er zijn dieven die men niet betrapt.
Nu is het astrale wezen hevig bewust ten opzichte van de afbraak en zorgt voor de bescherming van de stoffelijke mens.
Anderen daarentegen zijn nog onbewust en die krijgt men spoedig te pakken.
Hoe dieper het kwaad wordt beleefd des te vindingrijker is deze wereld en het aardse bewustzijn.
Deze persoonlijkheid is niet vatbaar voor de onbewuste, de ziekelijke krankzinnigheid.
Hij is zich in alles bewust.
Toch staat de man onder astrale inwerking en hierdoor is hij een bewuste krankzinnige.
Het trekt dus datgene aan wat hij zelf wil.
Die gedachtewereld is niet te ontlopen.
Geen machtiger kracht dan die van de menselijke concentratie, waarbij het verlangen tot realiteit wordt, maar alles weer uiteindelijk in hartstocht ontaardt.
Hierin is het kwaad onfeilbaar.
Uit de diepste hel komen de astrale wezens, mannen en vrouwen, terug naar de aarde om te beleven.
Zij hoeven het menselijke wezen niet te zoeken, de mens op aarde trekt hen vanzelf tot zich.
De concentratie vormt een kanaal voor het astrale monster, die hierdoor dat leven kan bereiken.
Zolang de mens op aarde dit wil, blijft er verbinding met deze wereld voor het kwaad en kunnen deze bewuste en onbewuste graden blijven voortbestaan.
Zolang het stoffelijke wezen het kwade zoekt, de hartstocht verlangt, voortgaat zichzelf en anderen te bezoedelen, zich aan verdierlijking overgeeft, steelt wat los en vast zit, trekt hij demonen aan, want de astrale wereld vindt hierdoor het stoffelijke vermaak.
Onze duistere wezens willen beleven!
Dit is bewuste krankzinnigheid, André.
Wie het goede zoekt staat voor deze beïnvloeding niet open.
Wie hartstocht beleven wil, ontvangt van deze zijde de aansporing hiertoe, maar zal vroeg of laat het inzinken of het opsluiten moeten aanvaarden.
Sommige van deze mensen beginnen aan een ander leven.
Anderen gaan hun leven lang verder en verongelukken.
In de aura van deze man leeft de astrale dief en de astrale hartstocht.
Deze demon vindt het heerlijk op deze wijze de warmte van de aardse mens te kunnen beleven.
Geen hoge gevoelens zullen er tot die mens komen, want geen geest van het licht wil afbraak beleven.
Geen vader kan zijn kind beïnvloeden, wanneer hij de sferen van licht heeft leren kennen.
Die persoonlijkheid heeft zichzelf overwonnen.
Dit is het leven van de aarde en in deze graad leven miljoenen zielen.
Al die mensen moeten voor het hogere bewustzijn nog ontwaken.
Toch zal de mens zijn hartstochten moeten afleggen, of de sferen van licht zullen gesloten blijven.
Deze man is een dief, André.
Hij deugt niet voor de maatschappij.
Er leven echter anderen die meer stelen en bezoedelen dan hij kan doen, maar die lieden lopen vrij rond.
Aan deze zijde zullen zij hun straf niet kunnen ontlopen.
Op aarde echter is dat nog steeds mogelijk.
Er leven maar weinig geestelijk bewuste mensen op aarde.
Ik leerde dat aan deze zijde kennen en begrijpen, want op aarde is dat niet mogelijk.
Als mens leef je dan ook tussen het normale en abnormale bewustzijn.
Straks voer ik je het abnormale en normale geestelijke binnen, op aarde beleef je de stoffelijke graden van deze toestand.”
Alcar trad een andere cel binnen.
Voor zich zag André een man van ongeveer vijftig jaar, die stil in zijn hoekje zat.
André volgde zijn gedachten en voelde waaraan hij dacht.
Neen, dit was geen denken meer, dit waren hartstochtelijke verlangens.
Deze man verlangde om te mogen beleven en te bezitten, hetgeen hem in het aardse leven gelukkig maakte.
Ook in hem leefde de astrale persoonlijkheid.
Deze man van vijftig had zich vergeten, doch door de astrale wereld beleefde hij zijn straf.
Een monster voerde hem naar de hellen in het leven na de dood want hiervoor stond hij open.
André zag, waarvoor hij opgesloten werd.
De man was niet vrij van homoseksualiteit.
Hij had zich aan een kind vergrepen.
André vond dit vreselijk.
„Waarom vergrijpen zich deze mensen aan een kind, Alcar?
Er zijn toch volwassenen genoeg op aarde?”
„Die eigenschappen voeren ons naar het kinderlijke bewustzijn.
Dat wil zeggen, dat deze persoonlijkheid voor de volwassen hartstocht nog niet bewust is.
We leren dus dat ook de hartstocht graden bezit.
Niet alleen de ziekte, ook het verlangen voert ons in de graden van één toestand.
Doordat deze man zich vergrijpt aan het kind en zich geheel hieraan overgeeft, is hij niet geschikt voor het volwassen stadium van de hartstocht.
Is eenmaal het volwassen bewustzijn voor de hartstocht echter ontwaakt, dan staat de persoonlijkheid alleen voor die hartstocht open.
In het gevoelsleven van de man liggen deze verlangens, want van de persoonlijkheid gaat het verlangen uit.
Deze man moet dus nog ontwaken voor de dierlijk bewuste hartstocht en kan dan nog dieper zinken dan hij reeds heeft beleefd.
Begrijp je dit, André?”
„Ja, Alcar, het is vreselijk en toch weer heel natuurlijk.”
„Maar daarbij komt nog, dat deze mensen eigenlijk voor ieder leven openstaan.
Wanneer een vader zijn eigen kind kan besmetten, waartoe zijn deze lieden dan niet in staat?
Wanneer de astrale wezens tot het “willen beleven” komen, dan dreigt er voor al het leven, voor oud en jong, gevaar.
Dan ontzien ze niets!
Jong en oud wordt door hen verkracht!
Nu heeft het beleven alléén betekenis.
Het dierlijke verlangen van deze bewuste krankzinnigen voert hen naar alle stadia voor de mens.
Iedere vrouw, elk kind is hun welkom.”
„Waarom zoeken zij het niet bij een publieke vrouw, Alcar?
Die vraagt er immers om?”
„Die mentaliteit, André, geeft hun het voldoende beleven niet.
Juist het kinderlijke, het angstige, het niets vermoedende bewustzijn prikkelt hun hartstocht.
Het onschuldige kind wekt hun reactie op.
Zó demonisch voelen ze hun drang naar de hartstocht, dat ze de reine jeugd willen beleven en geen rottend bewustzijn.
Een prostituee kan hun hartstocht geen bezieling schenken.
Ze verzadigen zich daarom aan het jonge gewas, ze bestelen en beroven dat leven en verkrachten het daarna.
Het kind is voor hen het zuivere inslapen in de hartstocht.
Het bewuste menselijke lichaam houdt hen daarentegen klaarwakker en dat is de bedoeling niet.
Ze willen beiden inslapen.
Geest en stofmens vergaan erdoor, doch het raakt hen niet!
Altijd en eeuwig door is het de astrale persoonlijkheid die de stofmens tot deze afbraak aanspoort want door deze wereld is al deze hartstocht ontstaan.
Was er geen astrale wereld geboren, dan had de mens zich zo niet kunnen vergeten.
Wie het verkeerde zoekt, kan thans ontvangen en beleven.
Dit astrale dier wilde zich tegoed doen aan de stoffelijke mens in bewuste toestand.
Nu geschiedt het beleven ook bewust en wel op volle kracht.
Dat is het kwaad in de mens.
De mens moet zijn hartstochten overwinnen, eerst dan lossen al deze vreselijke problemen op.
Kijk hier, André.
Dit is een moordenaar.
Hij ontnam zijn medemens het leven.
Om en in hem zie je de demonen.
Zijn hand werd bestuurd door de astrale persoonlijkheid.
Gene Zijde doodde door de stoffelijke mens.
Door de stoffelijke haat krijgt de astrale haat verbinding.
Indien de mens zich vrij kon maken van haat dan zou het leven op aarde een geheel ander bestaan krijgen en dan zou het de moeite waard zijn om op aarde te leven.
Nu is het leven verpestend!
In niets is er rust.
Links en rechts wordt het menselijke leven verkracht, en dan meestal door deze wereld, die steeds onzichtbaar blijft.
Deze onzichtbare vijand van de mensheid wordt door het menselijke wezen zélf geroepen!
De mens verlangt ernaar dieper weg te zinken in modder en slijk en wil desondanks toch hoger.
De wil van de mens is ingeslapen en moet nog ontwaken.
Hierdoor straft hij zichzelf want alles, wat het ook is, moet worden goedgemaakt.
Het is een wet, dat wie zich aan het bezit en aan het leven van een ander vergrijpt, de duisternis tot zich trekt!
Er gaan duizenden eeuwen voorbij voordat het leven weer in harmonie is gekomen met Christus en de astrale wetten van God en toch zal dat eens moeten geschieden.
God straft niet, omdat God een Vader van liefde is, maar de mens straft zichzelf doordat hij zich aan het heiligste van het leven vergrijpt, namelijk aan het gevoelsleven.
De mens blijft in een dergelijke toestand voortbestaan, totdat hij zich van hartstochten heeft bevrijd.
Hiervoor keert hij of naar de aarde terug of hij zet in de duistere sferen waarin hij volkomen leeggezogen wordt zijn leven verder voort.
Eens komt echter het ontwaken en dan begint het wezen aan een ander, hoger leven.
De persoonlijkheid heeft dan geleerd en in dat leven leeft de wroeging.
Nu zullen de demonen hem niet meer kunnen bereiken, ook al blijft de astrale wereld nog alle moeite doen om hem terug te trekken in deze ellende.
De les is duur betaald en deze betekent voor de mens de leerschool in dit en in het volgende leven.
Anderen weer zoeken nu hun vijanden op en beginnen opnieuw.
Toch moeten ook zij eens het hoofd buigen voor de astrale wetten van God, waaraan niet één ziel ontkomen kan.
Honderden levens zijn ervoor nodig, voordat de persoonlijkheid zich kan vrijmaken van al deze hartstochten en van de bewuste krankzinnigheid.
Wij weten maar al te goed hoe moeilijk het is en wat het ons heeft gekost, voordat wij de sferen van licht konden betreden.
En wat leert de persoonlijkheid in één leven?
Vrijwel niets!
Desondanks kan, wanneer het ernstige willen zich openbaart, de mens zich in één leven vrijmaken van deze werelden van het kwaad en dan wordt hij door het hogere bewuste wezen aan deze zijde én op aarde geholpen.
Wij weten ook, dat hoe hoger de mens komt des te moeilijker de geestelijke ontwikkeling wordt, waarvoor hij dan ook alles van zichzelf moet inzetten.
Hier leeft de een door de ander, en allen gaan eraan te gronde.
De hellen worden erdoor gevuld, en dat kan toch de bedoeling niet zijn.
Wat hen in dit leven te wachten staat is onbeschrijfelijk.
Hier leven dieven en moordenaars bijeen; allen zijn in handen van het kwaad en zijn bewust krankzinnig.
Een enkeling wil zich vrijmaken van de hartstocht en is bezig aan deze strijd.
Hij vecht tegen zijn eigen kwade „ik”.
In iedere cel zien wij het verloren kind van God.
Het halfbewuste en bewuste kind.
Levens, die nog moeten ontwaken!
Dieven en moordenaars, homoseksuelen (zie artikel ‘Homoseksualiteit’ op rulof.nl) en kinderverkrachters.
Alle graden van hartstocht kunnen wij hier ontmoeten en al die graden zijn ons bekend, omdat wij in ons leven de hellen hebben leren kennen.
Deze hellen worden door die wezens vertegenwoordigd en hebben door hen hun bestaan gekregen.
Laag en hoog kennen wij, en wij weten dat het lage in de mens nog altijd zegeviert.
Heb je mij hierover nog vragen te stellen, André?
Anders gaan wij nu naar de vrouwenafdeling, want ook die zullen wij bezoeken.”
„Beleven ook deze mensen zeven graden, meester?”
„Voor het kwaad zijn deze graden, André, zeven overgangen om de diepste ellende te beleven.
Iedere graad vertegenwoordigt in ons leven een hel, totdat wij de eerste sfeer binnengaan.
Dan pas zijn wij vrij van al het kwaad.
Iedere gedachte door hen gevoeld en beleefd voert ons nu tot het onbewuste.
In deze toestand is de mens geestelijk ziek en de ziekelijke krankzinnigheid treedt nu naar voren.”
„Hebben deze mensen en allen die het kwaad zoeken zich losgemaakt van de ziekelijke krankzinnigheid, Alcar?”
„Meestal is dat wel het geval.
Velen moeten echter straks de onbewuste krankzinnigheid aanvaarden, nadat ze zich hebben losgemaakt van deze levensgraad.
Ze staan dan voor het inzinken en worden in die toestand bewust bezeten.
Dus na de bewuste krankzinnigheid komt de onbewuste, totdat de eerste sfeer is bereikt.
Eerst dan kan de mens van zichzelf zeggen: ik ben zover, ik heb mij losgemaakt van al het kwaad, van al de stoffelijke hartstochten op aarde.
Deze studie is ontzettend diep, André, toch wil ik je dit alles later verklaren en dan zullen wij de menselijke wetten voor hoog en laag vaststellen.
Eén verkeerde gedachte reeds voert de persoonlijkheid tot de onbewuste astrale wereld; niettemin is dit een goddelijke wet en die wet moet worden overwonnen.
Dit behoort bij de studie van het heelal.
De ontleding van het heelal brengt ons dichter tot God, door Wie al dit leven is geschapen.”
„Als ik u goed heb begrepen, meester, dan bezit al ons denken en voelen graden voor het bewustzijn, dat bereikt wordt door te handelen en het leven te beleven.
Hierin ligt dus een goddelijke orde?”
„Dat is het, André, en dit behoort tot de kosmologie!
Die wetten zullen wij straks gaan ontleden en dat zal de kroon op ons werk zijn.
Wat vele wijsgeren niet hebben gekund, ligt in onze handen en leeft hier vóór ons.
Wij zien daarin.
Wat zij niet hebben gekund en toch hebben getracht is de schepping waardoor de mens is ontstaan te ontleden.
Wij mensen kunnen aan deze zijde tot onze éérste gedachte terugzien.
Daarin ligt en leeft het eigenlijke nú waarin wij leven.
In wezen bestaat er geen duisternis, omdat wij door werking, door evolutie, licht en leven in eigen handen hebben gekregen.
Dat is nu de persoonlijkheid.
Iedere gedachte vertegenwoordigt een eigen persoonlijkheid.
Deze en andere eigenschappen stemmen ons op een sfeer af en die sfeer behoort tot ons leven.
Dat zijn de hellen en hemelen in ons leven, waarin mensen leven, die hun aardse levens hebben volbracht.
Dit betekent het einde van de stoffelijke kringloop.
Elk woord bezit de zeven geestelijke en stoffelijke, voordierlijke en dierlijke levensgraden.
Wat nu, André, wanneer wij beginnen te spreken en te handelen?
Wat nu, wanneer ons leven afwaarts, demonisch wordt beleefd en wij voor al deze wetten komen te staan?
De geestelijke wetenschappen hebben de stoffelijke gevormd en bezield, maar dat wordt op aarde nog niet aanvaard.
Toch zullen wij het de mens aantonen, want wij zien in ons astrale leven de kern van al deze graden en dat God liefde is!
Die wet overheerst alles, elkeen, elk dier en elke mens!
Door de liefde leren wij deze graden kennen en dan gaan wij aan ons eigen „ikje” beginnen.
Wij gaan nu echter naar de vrouwenafdeling, André.”
André dacht over alles na en hij begreep zijn meester.
Machtig diep was het stoffelijke leven.
Hij verheugde zich reeds om al die wetten te mogen leren kennen en hij zou er heel dankbaar voor zijn.
„Ziehier, André, deze arme vrouwen hebben zich vergeten.
Dit zijn moeders en onder hen bevinden zich bijna nog kinderen, althans meisjes van twintig jaar en nog jonger, die zich aan het leven hebben vergrepen.
Ze hebben dan ook de wetten van God en die van de maatschappij met voeten getreden, waarvoor men deze vrouwen opsloot.
Allen hebben echter de lichamelijke volwassenheid bereikt en ze hebben gestolen en gemoord.
Hun levens wil ik niet volgen, maar ik wil je alleen verklaren en aantonen hoe ver deze vrouwen nog van de moederliefde verwijderd zijn.
Dit zijn geen moeders.
Dit zijn menselijke gedrochten, vrouwelijke hyena’s.
Er zijn eronder hen die men onschuldig opgesloten heeft, doch die dit hebben moeten aanvaarden omdat zij onder verdenking staan.
Wee diegene, die deze vrouwen opsloot, en dacht, zich te kunnen vergrijpen aan deze levens, omdat de bewijzen tegen hen werden opgestapeld.
Zodoende leven er onder hen die onschuldig zijn gestraft, maar dat is gelukkig een kleine minderheid.
De moeder kan het diepst afdalen in het kwaad.
Waartoe een man niet in staat is, zou de moeder dit wél zijn, omdat haar lichaam het oerbewustzijn aantrekt.
Het is hierdoor dat vrouwen ontzettend wreed kunnen zijn, en dat ze een hartstocht kunnen beleven waarvan de man rilt en beeft maar die toch op aarde door de wetenschap nog niet gepeild kan worden.
Maar wij in dit leven kennen het moederlichaam en haar ziel, die tijdelijk in dit oerbewustzijn leeft.
Wij kennen de hartstocht en de graden voor de moeder, omdat wij erin leefden en toen die wetten hebben aangetrokken.
Nu zien wij door de moeder heen en kennen al haar gedachten, waarvan ze zelf nog geen hoogte heeft.
Ontzagwekkend is de hartstocht, die een moeder beleven kan, omdat tijdens het beleven van die hartstocht ook het dierlijke instinct weer ontwaken kan.
Wanneer een moeder kwaad doet, geschiedt het kwaad op volle honderd procent.
Zij laat hierin geen splitsing toe.
Dit leven heeft nu het organische te aanvaarden en ondergaat thans de onbewuste wetten in de eigen levensgraad.
Dit leven en al de verschijnselen ervan is zo diep dat als je hiervan een duidelijk beeld zou willen ontvangen, je de kosmologie zou moeten betreden.
Wanneer de moeder het kwaad beleeft, wees dan op je hoede, want haar gevoelens zijn onpeilbaar diep.
Alle instincten kunnen door het moederlijke lichaam wakker worden geschud, waarvan de moeder zelf tijdens het stoffelijke leven evenwel niets begrijpt.
Hierin moeten wij nog onszelf leren kennen zowel tijdens het man- als tijdens het vrouw-zijn, maar het moederschap overheerst in al de levensgraden.
Eens gaan deze moeders ten onder en bezwijken in het stoffelijke leven.
Onder hen bevinden zich moeders van kinderen en moeders, die hun kinderen ombrachten.
Eén voor één staan deze onder astrale invloed.
Het moederlichaam is voor de astrale geest een machtig bezit en vormt de verbinding met alle graden voor de hartstocht.
Hierdoor ontvangt het astrale monster de mogelijkheid om al die laagheden te beleven.
Wat de man niet bezit, heeft de moeder, want haar lichaam verbindt beide werelden.
Door het moederschap keert immers de ziel naar de aarde terug en ontvangt een nieuw lichaam!
Nu wordt dat heilige bezit verdierlijkt, want allen gaan door hun hartstochten ten onder en zijn bewuste krankzinnigen.
Deze moeders beleven zichzelf, want ze staan voor deze ellende open.
Ze hoeven niet te zeggen – ik heb het niet gewild – want wie niet wil is niet te bereiken.
Al deze vrouwen bezitten geen bewust-geestelijke gedachte.
Ze moeten voor het hogere leven nog ontwaken.
De één doodt zichzelf, anderen daarentegen vergrijpen zich aan het leven in hen.
Voor een stoffelijke en geestelijke moord deinzen zij niet terug.
Zij beleven en worden daartoe aangespoord door de astrale geest, die hun krankzinnigheid nu opvoert.
Allen trekken datgene aan, wat zij innerlijk willen bezitten.
Zolang er één gedachte bezielend ingesteld is, wordt er aangetrokken.
Zoekt de mens het dierlijke leven, dan kan hij ervan verzekerd zijn, dat het astrale dier tot hem komt.
De mens kreeg van zijn God het eigen leven in handen en kon ermee doen naar believen.
Maar bij ons ligt de verantwoordelijkheid om in harmonie te blijven met de goddelijke wetten.
Al die wetten moeten wij ons eigen maken.
Maar deze kinderen zochten het kwaad.
Ze stelden hun stoffelijke en geestelijke woning voor het dierlijke open.
Thans beleven zij Satans smarten en bevinden zich nu in zijn afschuwelijke klauwen.
Heeft het aardse leven eenmaal contact met de astrale wereld dan kan het zich niet spoedig meer bevrijden.
Deze moeders zijn opgesloten, anderen gaan voort en lopen vrij rond; ze blijven deel uitmaken van de maatschappij.
Niemand houdt hen tegen.
De bewuste krankzinnige kan gaan waarheen hij zelf wil, maar is gevaarlijker dan hij, die tot de ziekelijke graden behoort.
Deze moeders trokken een ziel aan en slingerden toen dit jonge leven in de Ruimte terug.
Enkelen baren een kind en ondervinden dit machtige gebeuren, maar zullen er toch niet door ontwaken.
Straks, na dit leven komt de persoonlijkheid misschien zover, maar dan kan het leven zich in een andere toestand, wellicht in het mannelijke kleed bevinden.
Wie zal zichzelf dan nog herkennen?
Is deze diepte niet te peilen op aarde?
De verschijnselen kunnen spreken.
Wie zien en horen wil ontwaakt, want de kosmische wetten spreken een eigen taal en vertegenwoordigen de wetten van God!
Waarom maak ik je deze graden duidelijk, André?
Opdat je zult weten hoe de mens ontwaakt!
Eens houden zij met dit leven op en volgen het hogere bestaan.
Elkeen komt zover.
Door ons echter, die dit alles hebben beleefd, kan het stoffelijke bewustzijn zich wapenen.
Nu is het mogelijk zich te spiegelen aan het leed van anderen en deze ondervinding voert hen niet naar de duisternis, maar tot het licht.
Mannen en vrouwen gaan ten onder, leven zich uit en behoren tot alle mogelijke graden van de krankzinnigheid.
Voor zover ze zichzelf begrijpen hebben ze de bescherming in eigen hand, maar miljoenen moeten er echter nog aan beginnen, en dat soort mensen vinden wij in de maatschappij terug.
Arm en rijk, geleerd en ongeletterd.
Koningen en keizers, prinsen en prinsessen, zij allen leven zich uit en vermoorden het betere ik.
God heeft dit nimmer gewild!
De vloek van hun levens hebben wij leren kennen.
De duisternis is hier vol van en die uitstraling verdicht zich iedere seconde, door iedere daad, die door hartstocht verwekt wordt.
Al deze vrouwen, André, hebben zich aan het betere ik in zich vergrepen.
Dat kan God niet goedvinden, want al dit schone behoort Hem toe.
Komt de mens in opstand, vergrijpt hij zich aan de lichamelijke en geestelijke wetten, dan volgt onherroepelijk daarop het instorten van de persoonlijkheid.
Nu moet bewezen worden wat de persoonlijkheid wil!
Zoekt de mens het kwade, wil hij de hartstochten beleven, dan staat de astrale wereld gereed en komt tot hem.
Geen geest kan dit tegenhouden, zelfs God niet, want God gaf de mens een eigen wil!
Toch wordt dat niet begrepen.
Niemand kent de wetten van de bewuste krankzinnigheid die ons tijdens ons leven op aarde geselt.
In die toestand moet het laatste beetje zelfrespect worden opgebracht.
Is dat ook verbruikt dan kan niets meer worden gedaan.
Dan zijn alle obstakels verdwenen die ons voordien het geestelijke halt toeriepen.
Is de moeder in deze krankzinnigheid afgedaald, dan sleept zij alles met zich mee wat op haar weg komt.
In niets kent zij medelijden.
Zij zuigt zich aan het leven vol, en aangespoord door de demon die bezit van haar heeft genomen beleeft zij alle excessen van de hartstocht waarna zij lichamelijk en geestelijk volslagen uitgeput in elkaar stort.
Maar dankzij de wedergeboorte zal zij in een volgend leven weer over een stoflichaam beschikken dat haar verder zal helpen evolueren.
De één steelt en rooft door de duistere astrale wereld, anderen daarentegen moorden, maar de massa zoekt de lichamelijke hartstocht.
Al die mensen stellen zich op het kwaad in en beleven de lage hartstochtelijke graden waardoor de hellen zijn ontstaan.
Deze moeten overwonnen worden en dan lossen tevens de krankzinnige graden op.
Op deze afdeling vind je nu mensen die spoedig zullen ontwaken, want zij behoren niet tot de ongelukkigsten.
Zij die zich tot nu toe hebben kunnen verbergen zijn de gevaarlijksten onder de mensheid en worden door hun eigen soort nog geëerd ook.
Zij zijn behangen met eretekens en gaan gebukt onder het edele metaal, dat hun door andere onbewusten op de borst wordt gespeld.
In die wereld daalde Christus af om al die kinderen wakker te schudden.
Wij volgen nu zijn voorbeeld en zetten ons leven hiervoor in, opdat ook aan deze ellende een einde zal komen, want de God van al het leven waakt over al Zijn kinderen!
Wat moet ik je van hen nog vertellen, André?
Deze bewuste krankzinnigen stemmen zichzelf af op de ziekelijke krankzinnigheid.
Komen zij nog enige graden dieper dan betreden zij het andere gesticht waarin wij zo-even waren.
Hoe gevoeliger de mens is, des te dieper wordt de hartstocht beleefd.
Zo gaan deze levens voorbij waarna zij het geestelijke binnentreden.
Aan deze zijde zijn ze onbewust en zetten dit dierlijke bestaan voort.
Anderen treden de wereld van het onbewuste binnen.
Daar wacht de ziel om opnieuw geboren te kunnen worden.
In dit aardse leven stond de ziel voor het vrouwelijke, voor het moederlichaam.
Zal ze opnieuw het moederlichaam ontvangen?
Nu treden er andere wetten naar voren waaraan de ziel moet gehoorzamen.
Is het leven in het moederlichaam volbracht, dan daalt zij in het mannelijke kleed af en beleeft de verschijnselen voor de homoseksualiteit.”
„Ik had u zo-even reeds willen vragen, Alcar, waarom kan de vrouw zich tot de vrouw aangetrokken voelen en de man tot de man?”
„De persoonlijkheid, André, die in het moederlichaam leefde en thans het scheppende organisme bezit wil nog steeds ontvangen.
De moeder kan toch immers alléén maar ontvangen.
Welnu, de ziel als persoonlijkheid is in niets veranderd.
Wat verlangt dit leven?
De normale man wil de schepping beleven en zoekt het natuurlijke beleven op, maar daarvoor staat dit leven niet open.
Ook de vrouw zoekt nu haar eigen soort en levensgraad op, die voelt zoals zij en haar afstemming heeft.
Voor de man is dat precies hetzelfde.
Maar allen beleven een walgelijke toestand, waarvan ze zich vrij moeten maken.
Toch is het gebeuren, het gevoel dus van deze levens heel natuurlijk.
In niets zijn ze onnatuurlijk, want zij voelen zich zo.
Hieraan is niets te veranderen.
Maar wanneer de volgende levens worden beleefd, keert de persoonlijkheid tot het natuurlijke normale terug en dient dan eerst de schepping Gods.
Dit is het evolutieproces!
Hierdoor kan de mens ontwaken en hoger gaan.
God heeft steeds weer een nieuw lichaam gereed.
Maar door het bewuste scheppen als moeder, treedt de ziel tevens het mannelijke kleed binnen.
Het moederlijke scheppen voert haar dus tot het mannelijke organisme.
Het moet je dus duidelijk zijn, waarvoor men op aarde is.
Nu staan wij voor de reïncarnatie en moeten deze wedergeboorte aanvaarden anders stonden wij stil in deze stoffelijke en geestelijke ontwikkeling.
Ik zei je reeds menigmaal, in één leven kunnen wij vrijwel niets bereiken.
Daarin is de oneindigheid van God niet te beleven.
Hiervoor zijn miljoenen levens nodig.
Kom, wij gaan verder.”
André was diep in gedachten verzonken.
Hoe groots was het leven en wat brachten al die mensen ervan terecht?
Niets!
Toch kon het leven verdergaan.
Nu kende hij deze graden.
Zijn meester had hem enorme wijsheid geschonken.
Maar wie heeft op aarde waarachtig lief?
Wie kan zeggen, ik zet mijn leven in om een geestelijke graad te bereiken?
Bijna niemand, want miljoenen mensen hebben er geen begrip van wat geestelijke graden betekenen.
Wie is in al deze miljoenen wetten bewust?
Wie kan zeggen – ik ben zover?
Zo kan hij doorgaan met vragen stellen, want hij komt toch niet uitgevraagd.
Vroeger was God onbegrijpelijk voor hem, thans leerde hij God kennen.
De mens werd rijk en ging door zijn rijkdom zijn eigen ongeluk tegemoet.
Zij die in armoede leefden waren de geestelijk rijken.
De mens was nog onwetend wat zijn kosmische betekenis betreft.
Het tijdelijke, het aardse had men lief, maar hierdoor brak de mens zichzelf af, verloor zijn eeuwigdurende betekenis en ging geestelijk en lichamelijk ten onder.
Hoe machtig was de liefde en wat werd ervan gevoeld?
Deze was diep, machtig en reëel.
Het leven na de dood zegeviert toch en uiteindelijk wacht Christus het leven van God op.
Nog steeds ging Alcar verder.
Waarheen zou zijn meester hem thans weer voeren?
Zou hij andere krankzinnige mensen beleven?
Waren er nog andere en nog vreselijker graden waarvan hij nog niets wist in deze Ruimte?
Ook die wilde hij leren kennen en hij zou zich ervoor openstellen.
Zijn meester zweefde voort, steeds maar verder.
Op aarde, in zijn stofkleed was het niet mogelijk om te zweven, maar in dit leven waren er onbegrensde mogelijkheden.
Al die mogelijkheden waren in de mens aanwezig, doch men moest deze ontwikkelen.
De kracht die dit tot stand bracht, was de wil van de mens.
Was deze grote kracht in de persoonlijkheid niet aanwezig, dan zou de mens hiervoor moeten ontwaken en dat kon alleen door te willen dienen.
Hij begreep nu die eigen wil.
Door deze wetten had hij de menselijke wil leren kennen.
De mens kon doen wat hij zelf wilde.
Hoe vreemd, dacht hij, dat zoveel mensen dit op aarde niet wilden voelen en toch beleefden zij dezelfde wetten voor lichaam en ziel.
In een eeuw kon men weinig bereiken, maar in duizenden eeuwen bereikte men wat het leven zelf wilde, namelijk om tot God terug te keren.
Alcar was zover.
André zou zijn best doen, want na het aardse leven wilde hij licht bezitten.
Alcar keek hem aan en zei:
„Door te mediteren, André, zal je alles duidelijk worden.”
„Ja, Alcar, dat heb ik begrepen.
Ik lees thans in mijn eigen leven.
Ik weet nu wat mij te wachten staat en wat ik wil.”
„Zo moet het, mijn jongen, eerst dan kom je verder.
Wij zullen hier binnentreden.
Kom, volg mij.”
„Waar zijn wij thans, Alcar?”
„In de omgeving van een heerser.
Hij bevindt zich in de hoogste graad van stoffelijk bezit en macht, maar hij zal er straks onder bezwijken.”
Vele gangen wandelden zij door en gingen toen een grote zaal binnen.
André kon duidelijk waarnemen.
Voor hem zat een mens omringd door anderen.
„Hij daar, André, heeft deze hoogte bereikt.
Hij regeert over miljoenen mensen.
Mijn bedoeling is je duidelijk te maken, dat ook hij een bewuste krankzinnige is maar dit toch niet zal aanvaarden, want deze man zoekt het kwade.
Hij zal straks zijn eigen volk vernietigen.
Thans denkt hij dat hij zijn best doet, maar dit alles geschiedt uit berekening.
Zie om hem heen en neem waar, dat ook hij met de astrale wereld in verbinding is.
De demonen der hel leven zich door hem uit.
Niet door de lichamelijke hartstocht, maar thans door de geestelijke.
Door hem wil Satan een miljoenenvolk treffen.
En dat grote volk ziet het niet, voelt het niet.
Hij wordt geëerd en op handen gedragen.
Maar wij zien, dat dit op handen dragen alleen door zijn eigen soort plaatsvindt, de rest van deze massa vervloekt hem.
Geen van zijn uitgezonden gedachten zullen onbeantwoord blijven.
Hij zal handelen door deze duivels en toch denken zichzelf te zijn in alles.
Er rust echter een vloek op zijn leven en bewustzijn.”
André ging waarnemen en schrok hevig.
Hij zag honderden astrale wezens.
Bij één mens?
Dienden die allen het kwaad of waren er ook bij die het goede zochten?
Wat was goed en wat behoorde tot het dierlijke gedoe, tot het bewustzijn dat tot alles in staat was?
Mijn God, dacht hij, hoe meer macht de mens bezit, des te dieper is zijn val.
Deze man leefde in een sfeer van ontucht, hartstocht en geweld.
Duivels was zijn toestand.
„Wij weten wie hij is, André.
We weten ook wat hij wil.
Zijn verleden ligt voor onze wereld open, maar de mensheid zal dit nog beleven.
Voor de mensheid is zijn bezit ontzaglijk en zijn wil onpeilbaar, maar voor Gene Zijde is hij zo arm als een kerkrat, want hij is een bewuste krankzinnige.
Hij spreekt van grote dingen die hij tot stand wil brengen, maar hij handelt naar zijn eigen voelen en denken.
Met zijn raadgevers regeert hij over miljoenen mensen en dwingt hen dát te doen wat hij wil.
Hij denkt het goede te doen, maar vernietigt en doet dit gewetenloos.
Deze mensen worden niet naar de aarde gezonden om te regeren, maar hun komst houdt verband met een wet en heeft een diepere, een kosmische betekenis.
Door zijn verleden zijn bepaalde eigenschappen ontstaan; het is echter Gods wil niet, dat hij van deze krachten gebruik maakt, doch hij doet wat hij zelf wil.
Hij wil het goede dienen, maar vertegenwoordigt het kwade.
Nog is hij zich bewust van zijn goede wil, maar hij kent zijn leven niet en daardoor gaat hij ten onder.
Al die miljoenen bevinden zich in handen van een krankzinnige.
Nog is dit mogelijk, omdat er op aarde geen harmonie is.
Zolang het kwaad op aarde zich nog handhaaft, kunnen dergelijke mensen zich uitleven.
De enkeling beleeft deze wetten voor zichzelf, deze en andere heersers trekken miljoenen met zich in de stoffelijke en geestelijke ellende.
Hij staat nu reeds toe dat duizenden mensen worden vernietigd.
Hij is dierlijk bewust evenals allen die hem volgen.
Al die mensen zijn bewuste krankzinnigen; wie niet het teken van zijn leiderschap aanvaardt, wordt onherroepelijk neergeslagen.
Is dat hetgeen hij te brengen heeft voor het goede?
Zal de mensheid door hem of anderen van zijn soort ontwaken?
Deze zelfbewuste graad is de gevaarlijkste van al de ziekelijke graden van krankzinnigheid, want deze mensen worden voor bewusten aangezien, maar zijn duivels.
Dit is de diepste graad en de gevaarlijkste, maar in alle rangen van de maatschappij zien wij die terug; al die levens uit die graad beleven de ondergang.
De aarde is vol van deze zieken, die geen liefde bezitten.
Ze breken af en denken toch op te bouwen.
Zij dwingen anderen om ontzettend leed over hun medemensen uit te storten.
De gehele maatschappij is in handen van krankzinnigen, bewust verdierlijkte, onmenselijke wezens, die harten breken.
Ze kregen die macht door de massa in handen, maar wat hebben zij voor die miljoenen mensen gedaan?
De goede vechten tot hun laatste snik tegen al deze rotheid, maar kunnen nog niets bereiken, want de gehele mensheid moet nog voor deze hogere bewustwording ontwaken.
Maar Moeder Aarde gaat voort en straks zal de mensheid zien aan wie zij haar volle vertrouwen geschonken heeft.
Onder hem dienen anderen en naarmate wij lager komen, beleven wij ook de overige graden voor de bewuste krankzinnigheid.
De hoogste rang wordt dus door de heersers in het kwaad vertegenwoordigd, dan volgen hun helpers en eindelijk betreden wij de laagste rangen van de maatschappij.
Miljoenen mensen hebben we dan ontmoet.
Al die levens zijn stoffelijk bezeten en geestelijk verarmd.
Geloof in God en liefde voor de medemens hebben zij niet.
Hier wordt slechts één doel nagestreefd.
Zij denken voor het volk en het volk moet nu goedvinden dat het naar de hel wordt gevoerd.
De heersers hebben die macht in handen, maar dat is Gods bedoeling niet.”
„Maar waarom hebben zij dan die macht gekregen, Alcar?”
„Dat moet je toch duidelijk zijn, André.
Doordat de overheersende massa bewust krankzinnig is, haar stem aan deze lieden geeft, gaat zij door haar onbewustzijn in die handen over.
Eerst later wordt begrepen dat men zich deerlijk heeft vergist.
Onder deze mentaliteit vinden wij zeven graden van waanzinnigen en zieken terug.
Mensen die zowel geestelijk als lichamelijk een wrak zijn en anderen die weliswaar kerngezond zijn, doch die geestelijk de stoffelijke afbraak ver overtreffen.
Toch wordt dat niet gevoeld, want hun levens staan voor het goede niet open.
Al die mensen zijn doof en blind.
Deze lieden beleven dus het diepste kwaad en vertegenwoordigen voor de Ruimte het abnormale leven, een bewustzijn, dat de persoonlijkheid gelijk aan die van een duivel maakt.
Zeker, er zijn heersers die hun eigen volk kunnen dienen, maar niet één van hen bezit de geestelijke afstemming.
Niet één van al deze mensen vertegenwoordigt Golgotha, volgt Christus en Zijn heilig evangelie, want allen spotten met het heilige „Ik” van God.
Ze beloven hun volgelingen koeien met gouden horens, maar niets komt van dit alles terecht, want ze kennen zichzelf niet.
Geen enkeling verheft zich boven het alledaagse.
Ze bewegen zich op aarde gelijk zwijnen en vergrijpen zich aan het hoogste goed van de mens, de liefde!
Dieren kunnen niet leven zoals deze mensen dit doen, want alles wat uit hun handen komt betekent afbraak!
En dat soort lieden regeert over miljoenen van geest, over kinderen van God en zegt, dat het paradijs in aantocht is.
Deze waanzinnige vertelt nu, dat God zelf tot hem spreekt.
Wij walgen nu van dat stomme gepraat en weten, dat ze door duivelen bezeten zijn.
Alles is echter gezwam en hun ganse duistere omgeving stinkt naar deze pest.
Toch denken hun volgelingen dat het heilig is.
Zalvend kunnen ze zijn, deze vertegenwoordigers van de pest.
Hun vreselijk gezang is moordend en het woord dat over hun lippen komt is afgrijselijk.
Dit soort mensen deelt eretekens uit en wurgt de massa.
Voelt de mensheid niet, dat zij door deze bewuste krankzinnigen zal worden leeggezogen?
Kunnen deze volkeren blijven goedvinden, dat hun kinderen bewust worden afgeslacht?
Is dat het doel van het leven op aarde?
God heeft dit niet gewild!
En toch – kijk zelf maar – hoe worden deze dierlijke gedrochten geëerd!
Alles wat door hun handen gaat, zal verrotten.
Wie in deze aura komt, verspreidt een verpestende lucht, wat door de eigen soort gewild is.
Het bewuste kind van God zal er echter door sterven of zijn leven lang mismaakt zijn, zo rottend slecht is die levende aura.
De aarde draait intussen haar rondjes en ziet toe, hoe deze krankzinnigen hun taak verrichten.
Schaam u - ga niet verder!
Zij horen ons niet; hun blindgeslagen bewustzijn kent slechts één doel: ieder, die niet gehoorzamen wil, afmaken.
O mens, word toch wakker.
Ga niet verder in zee met deze mens want hij vermoordt u.
Hij streelt eerst uw hart en daalt dan bewust in uw leven af om het te vernietigen.
Uw vrouw en uw kind worden dan bewust gebrandstapeld.
Moet dat?
Zijn dat uw heersers?
Moet het bezit van de aarde verkocht en versjacherd worden?
Kijk toch, André, hoe walgelijk zijn levensuitstraling is.
Zie toch, zijn handen beven van wellust.
En dat wil zichzelf zijn?
Is zijn toestand niet voor alle mensen noodlottig?
Toch heeft hij de macht en kracht van God ontvangen om het goede te doen en het menselijke leven te zegenen.
Moord op moord wordt echter bedreven.
Wie kent hem en de anderen?
Laag is alles en vreselijk noodlottig voor dit bestaan, want met hem gaan miljoenen ten onder.
God zal dit nimmer veroorloven en aan deze zijde zullen zij zichzelf leren kennen.
Begrijp je wat de mens verlangt en waarnaar miljoenen mensen hunkeren?
Voel je, André, hoe eenvoudig alles eigenlijk is nu wij de menselijke graden voor ons zien?
De maatschappij is verdeeld in levensgraden, die door onze wereld vast te stellen zijn, omdat wij in ons leven de duidelijke afscheiding moeten aanvaarden.
Dat zijn de hellen en de hemelen aan deze zijde.
Aanstonds zullen wij de aarde verlaten en dan zal je deze afstemming leren kennen.
Het is echter duidelijk, dat hoe dieper wij thans in de maatschappij afdalen, des te minder het kwaad wordt, omdat dit het ergste is wat op aarde door de mens bereikt kan worden en zich alleen in de hogere rangen van de maatschappij kan afspelen.
Niettemin zijn allen, die voor het geweld leven en het kind van God bewust vernietigen, bewust krankzinnig.
Wanneer heersers leed en smart over het eigen volk uitstorten, dan vervloeken deze levens zichzelf en zullen aan deze zijde hun eigen afstemming vinden.
Hieraan ontkomen is niet mogelijk!
Al die mensen moeten voor het normale nog ontwaken.
In de duisternis en in de sferen van licht, ook aan de grens van het normale en abnormale, kan ik je deze wetten verklaren.
Wie God zoekt en in liefde handelt, ontvangt Diens zegen!
Die graad heeft afstemming op de sferen van licht.
Deze graden zijn te ontleden en hiervan zijn boekdelen te vullen, maar dat komt later.
Eerst dan is het mogelijk deze menselijke graden te begrijpen.
Het gaat ons thans echter om deze bewuste krankzinnigen.
Hun sfeer is zo duister als de nacht op aarde niet kan zijn.
Het zijn de hellen die hun astrale duisternis vertegenwoordigen.
Iedere bewust verkeerde daad voert hen tot de demonen van de hel.”
„Wanneer een onbewuste krankzinnige aan deze zijde ontwaakt, Alcar, hoe is dan zijn toestand?
Lost die ziekte vanzelf op?”
„Ja, André, de levensafstemming zal hen tot ontwaking brengen.
Wanneer de persoonlijkheid dit leven binnentreedt, in bewusteloze toestand de plaats van afstemming bereikt, komt het wakker worden vanzelf.
De beschermgeest zal dit leven afhalen, wat echter voor velen niet mogelijk is.
Je kent deze wetten en die gelden ook voor de bewuste krankzinnige.”
„Kan men ook die levens halen, Alcar?”
„Neen, André, hun duistere wereld trekt hen aan.
Hiervoor hebben deze mensen geen hulp nodig, want datgene waartoe ze behoren overheerst nu hun leven en bewustzijn.
Die wetten en krachten zijn niet te overwinnen.
Wanneer dit leven op de duistere sferen afstemming heeft, treedt het onmiddellijk die afstemming binnen waar het zal ontwaken en hel en duivel zal moeten aanvaarden.
Allen zullen leeggezogen worden, want de duisternis is vol van deze menselijke hyena’s, die het leven van God vernietigen.
Bij het binnentreden is de ziel als persoonlijkheid in slaap, maar de aantrekkingskracht van de eigen soort is enorm.
Voor velen duurt de slaap na het sterven soms jaren.
Anderen daarentegen zijn spoedig bewust en nemen dan hun eigen hel in bezit.
Dan begint het eigenlijke leven aan deze zijde.
Miljoenen zielen echter lossen in de wereld van het onbewuste op en keren terug naar de aarde om aan een nieuw leven te beginnen.”