Bezetenheid en krankzinnigheid
„We zullen nu verdergaan, André, terug naar het andere gebouw, want het is daar waar de krankzinnigen leven.
Van de toestand waarin deze psychopaten verkeren, heb je zeker alles begrepen, is het niet?”
„Ik kan mij hun toestand indenken, Alcar.
Toch weet ik, dat ik hun algehele toestand niet kan bevatten.
Ik geloof, dat ik onder de last hiervan zou bezwijken.
Wat mij overvalt, meester Alcar, is, dat deze zielen in beide organismen leven, zowel in het mannelijke als in het vrouwelijke en dit kan ik nu nog niet verwerken.
Ik zag namelijk meer mannen dan vrouwen.
Heeft dat een betekenis?”
„Heel goed gevoeld, André, maar dit gaat waarlijk nog te diep voor je.
Toch zal ik je er nog iets van vertellen.
Wanneer de ziel aan haar kringloop der aarde moet beginnen, komt de persoonlijkheid dan weer in het scheppende, dan weer in het barende, om daarin het leven op aarde te beleven.
Maar deze persoonlijkheden hebben alle stoffelijke en geestelijke wetten overschreden.
Hun toestand houdt verband met de wedergeboorte op aarde.
Maar ten opzichte van de wedergeboorte hebben ze een chaos geschapen.
Ze hebben hun levens in hartstocht beleefd en konden daarin niet meer verder afdalen.
Nu stond dit leven voor de wet van leven en dood.
De grenzen van leven en dood zijn overschreden door de verschrikkelijke wil van de persoonlijkheid.
Zou nu deze ziel in het moederlichaam afdalen in deze toestand, dan zou de persoonlijkheid de vrucht vernietigen en zou het groeiproces niet plaats kunnen vinden.
Dat heeft zich dan ook zo afgespeeld.
De eerste levens nu, die worden beleefd, kunnen dan ook geen voortgang vinden, want de ziel keert terug in de wereld van het onbewuste.
Deze komt daar tot rust.
Dan wordt dit leven opnieuw aangetrokken en hierna kan de nieuwe geboorte beginnen.
Dat aantrekken geschiedt zo lang, totdat deze persoonlijkheid het aardse leven in normale toestand kan afmaken, doch daarvoor is het nu nog niet gereed.
Dat leven, André, voelt zich ten opzichte van alle karaktereigenschappen scheppend, dus mannelijk en heeft daardoor dan ook dat organisme te aanvaarden.
In het ergste geval keert deze ziel zevenmaal terug, omdat eerst hierna het normale stadium kan worden beleefd.
Dat is dus het natuurlijke en normale stoffelijke bewustzijn.
Voel je dit, André?”
„Ik vind het ontzettend diep, Alcar.”
„Je bent ook nog niet zo ver, dat ik al deze problemen en geestelijke wetten voor jou kan ontleden, want ze behoren tot de kosmologie.
Later zul je al deze wetten leren kennen.
Op onze volgende reizen kan ik je er reeds iets van verklaren, maar eerst daarna gaan we dieper op al deze geestelijke wonderen voor de mens in, ook al beleeft de persoonlijkheid deze als leed en smart, in een onbewuste toestand.
Hierin liggen zeven graden.
De éne mens is nu wat verder dan de ander en leeft ergens tussen het derde en vijfde stadium voor het normale bewustzijn.
Anderen leven weer in hun eigen levensgraad, doch allen maken zich gereed voor het normale stoffelijke bewustzijn, dat ze thans tijdelijk hebben afgelegd.
De één is weer voor het eerst op aarde, dus na de algehele ondergang op aarde terug, de ander leeft reeds in het vierde of vijfde stadium om straks het normale bewustzijn te verkrijgen.
Dat is het natuurlijke en gezonde levensbewustzijn voor de stoffelijke mens.”
„Hebben ouders schuld aan deze verongelukten, Alcar?”
„Zoals ik je voorheen al zei: niet wat betreft de psychopathische toestand, maar de ouders van deze kinderen hebben goed te maken of ze zouden het bewuste leven hebben aangetrokken en niet deze ellende.
De persoonlijkheid heeft echter het organisme vernietigd, eigenlijk verwrongen, mismaakt!
Al deze wezens leven in een kosmische chaos en moeten toch weer ontwaken, doch thans in de moeder.
Door het moederlichaam krijgen deze zieken het stoffelijk normale leven weer terug, anders zouden zij niet uit hun disharmonische toestand verlost kunnen worden.
Het spreekt vanzelf, dat dit groeiproces in de eerste stadia geen doorgang kan vinden, omdat de persoonlijkheid overheerst.
Geschiedt dat wel, dan heeft dit tot gevolg, dat wij voor een psychopaat staan.
Dit proces behoort bij de levensloop van deze ziel, die dit leven moet aanvaarden, doch het is de persoonlijkheid die al deze astrale en stoffelijke wetten beleeft.
Wanneer het leven op aarde door de mens tot over die grens opgevoerd is, André, is ook de kracht van diens wil zo ontzaglijk sterk en geconcentreerd ingesteld, dat geen weefsel hiertegen weerstand kan bieden en dus moet bezwijken of vervormd moet raken.
De geest dwingt het organisme en overheerst het embryonale stadium dat in een onnatuurlijke richting het groei- en bloeiproces volbrengt.
Het gevolg is nu: deze apathische toestand!
De wetenschap hoeft nu niet te zoeken naar stoffelijke stoornissen; deze graad is één en ál stoornis.
Deze graad vertegenwoordigt een eigen wereld en staat buiten de krankzinnigheid.
De persoonlijkheid in deze toestand staat niet voor deze ziekte open.
Wij staan thans voor de eigen wetten van het zieleleven, die voordierlijk, dierlijk, grofstoffelijk, stoffelijk of geestelijk zijn, doch die in vol bewustzijn of in onbewustzijn worden beleefd.
Je begrijpt zeker, André, waarheen de psychopaat ons voert.
Al deze ziekteverschijnselen kunnen wij kosmisch ontleden.
Ze moeten kosmisch ontleed worden of wij komen nimmer tot een resultaat en kunnen het eerste en laatste stadium niet vaststellen.
Gaan wij straks, over enige jaren, tot de kosmologie over, dan moeten wij voor de ontleding van deze wetten alleen reeds tal van reizen maken, willen wij een duidelijk overzicht ontvangen van al deze graden, die door de mens bewust en onbewust worden beleefd.
Je voelt zeker tevens, dat wij aan deze zijde eerst dan bewust zijn, wanneer we ons de geestelijke graad hebben eigen gemaakt.
De mens op aarde treedt eerst dan de bewuste stoffelijke levensgraad binnen en komt zodoende in het normale, want nu zijn al deze ziekten overwonnen.”
„Wat is dit alles machtig, Alcar.”
„Het leven aan deze zijde kan je overweldigen, André, en al die wetten moeten wij ons eigen maken.
Het is het terugkeren tot God!
Eerst dan kunnen wij zeggen, ik ken mijzelf; voordien zijn wij allen onbewust.”
„Zal ik dat grote werk nog aan de mensheid mogen schenken?”
„Wanneer wij zover zijn, André, zullen we zo spoedig mogelijk aan de opbouw ervan beginnen en ga ik je al deze wetten in ons leven verklaren.
Ik moet je in de eerste plaats de schepping van God ontleden en ook die boeken moeten daarna geschreven worden.
Wij hebben dus nog heel veel te doen.
Kijk, André, we zijn weer op de plaats waar wij de godsdienstwaanzinnigen hebben gevolgd.
In dit gebouw ontmoeten wij tevens de krankzinnigen.
Enkele zieken wil ik volgen en van hun toestand zal ik je alles vertellen.
Ik heb je nu reeds met een van deze zieken verbonden, die je aanstonds zult horen.”
André volgde zijn meester.
Hij hoorde op de gang reeds een vreselijk geschreeuw.
Dat was het geschrei van een vrouw.
Toch voelde hij thans, dat hij dat door zijn leider hoorde.
Meester Alcar had hem reeds met de zieke verbonden.
Alcar trad binnen, André volgde zijn meester.
In deze kamer bevond zich een vrouw.
Ze lag in een hoek van het vertrek en schreeuwde om hulp.
Het was het geschrei van een ongelukkige.
Mijn hemel, dacht André, wat voor ellende moet ik nu weer beleven?
Alcar keek hem aan en zei:
„Wanneer je in je stoffelijke leven zou zijn, André, zou je haar niet eens kunnen horen, want de muren houden haar geschrei tegen.
Ik heb je nu astraal met haar leven verbonden.
Je hebt dus geestelijk gehoord hoe ze innerlijk lijdt.
Nu beleef je de werkelijkheid.”
„Merkwaardig is dat, ik hoorde haar toch als op aarde.”
„Doordat ik mij op haar leven instelde, kwamen wij met haar leven tot het geestelijk contact.
Ik stelde mij echter op vele zieken in, maar niet allen zijn op dit ogenblik onrustig.
Ik wil je de waarachtige bezetenheid verklaren, waarvan de ziekte van deze vrouw een voorbeeld is.”
De arme vrouw schreeuwde van smart.
Ze lag daar als een hoop ellende.
Haar haren waren kortgeknipt en ze keek woest uit haar ogen.
Het was een tengere, nog jonge vrouw.
„Zij is bezeten, Alcar?”
„Ja, André.
Deze vrouw is een krankzinnige.
Toch zouden we haar kunnen helpen, want het astrale wezen is uit haar aura te verwijderen.
Ze zou dan vrij zijn van haar ellende en aan een ander eigen leven kunnen beginnen.
Over haar toestand is heel veel te vertellen, maar ik wil je eerst met haar leven verbinden, opdat je haar ziektegeval leert kennen.”
André voelde, dat zijn meester hem met de zieke verbond.
Hij daalde in dit leven af en ging toen waarnemen.
In haar zag hij een astrale persoonlijkheid.
Het was een vreselijk monster en dit wezen had haar in zijn macht.
De vrouw was volkomen in dit wezen opgelost.
André hoorde zijn meester nu zeggen:
„Ik zal je nog dieper met haar leven verbinden, want hij overheerst het dagbewustzijn.
Je komt eerst dan tot de eigenlijke persoonlijkheid van deze mens.
De vrouw leeft nu als een gevangene in haar organisme.”
André daalde nog dieper in deze vrouw af.
Nu voelde hij weer een andere toestand; de vrouwelijke persoonlijkheid sprak tot zijn eigen bewustzijn.
Hoe diep is deze vrouw in zichzelf weggezonken, dacht hij.
Waarin leeft ze eigenlijk?
Mijn hemel, waar is haar dagbewuste ik?
Hij ging nu in haar leven over.
Deze vrouw was zeer gevoelig.
Hij nam haar gevoelsleven over.
Nu begreep hij, dat alle krankzinnigen mediums waren.
Wie gevoelig was kon men bereiken, maar de ongevoeligen waren voor de astrale wereld afgesloten.
Had zij haar mediumschap verkeerd gebruikt?
Het aanvoelen van haar leven vond hij zeer merkwaardig, doordat hij in haar leefde.
De demon leefde eveneens in haar organisme en kon zichzelf nu niet meer bevrijden.
Dit dierlijke wezen was in de aura van de vrouw verward geraakt, hun levens waren volkomen tot eenheid gekomen.
Het was een vreselijk gezicht.
Hoe was dit mogelijk?
Wat had deze vrouw toch gedaan om in zo’n toestand te komen?
Had ook zij op aarde eenzelfde taak als hij en was deze geest soms haar geestelijke leider?
Of had dit dierlijke monster haar te gronde gericht?
Vele vragen kwamen er in hem op nu hij deze beide wezens in één lichaam kon waarnemen.
Hij vond het afschuwelijk en intens droevig.
Voor dit probleem kon hij geen woorden vinden.
Hij voelde thans, dat zijn meester hem in diens eigen bewustzijn terugtrok.
Onder het afdalen had hij haar schreeuwen niet gehoord.
Nu drong dit ineens tot hem door.
Hij rilde en beefde van al deze ellende.
Het was onmenselijk.
„Heb je haar leven kunnen volgen, André?”
„Ik heb haar aangevoeld, meester, zoals ik mijzelf aanvoel, want ik keerde in mijn eigen toestand van sensitiviteit terug.
Ik dacht, dat ook zij een medium was.
Is dat juist?”
„Hoe kom je daarbij, André?
Ze is zeer gevoelig, maar geen medium.
Toch bracht de sensitiviteit haar in deze toestand.
Maar je hebt niet datgene waargenomen, waarvoor je in haar afdaalde en je hebt niet kunnen zien hoe ze in werkelijkheid is.
Weet je niet, wat haar schreeuwen betekent?”
„Neen, Alcar, ik heb mij daar eigenlijk niet eens op ingesteld.”
„Dan moet je opnieuw in haar leven afdalen, André, om de verklaring hiervan in je eigen leven op te nemen of je begrijpt niets van haar ziekte en dat is noodzakelijk.”
André daalde weer in de zieke af.
Nu stelde hij zich op haar gevoelsleven in.
Haat en hartstocht, die zijn eigen denken en voelen overschreeuwden, kwamen hem tegemoet.
Het geweld leerde hij kennen.
Dat geweld leefde in deze zieke.
Wat dit betekende begreep hij reeds want hij kon haar duidelijk in haar gedachtenleven volgen en aanvoelen.
De arme vrouw wilde zich van de demon bevrijden, maar het was haar niet mogelijk.
In haar eigen lichaam lag ze als een gevangene opgesloten en niemand kon haar helpen.
Ze wilde het monster niet in zich hebben, want het lichaam behoorde haar toe.
Ze was zich volkomen bewust van wat ze deed, maar in het dagbewustzijn was zij krankzinnig.
Men begreep dan ook haar schreeuwen niet.
Ze wist, dat een astraal monster haar lichaam vernietigde en dat wilde ze nu voorkomen.
André vond deze ziekte afschrikwekkend!
De vrouw – als persoonlijkheid – werd in haar lichaam verdrongen, want de demon was heer en meester in dit lichamelijke huis.
De vrouw spande echter al haar krachten in om het monster uit haar te verwijderen, maar zij vocht tegen een grotere macht en zou straks bezwijken.
Alleen dit gevecht, haar leed en smart, was haar razernij en dat zag en hoorde men op aarde, want in haar dagbewustzijn speelde zich deze ellende af.
Als zij eenmaal hierin gekomen was, moest men haar opsluiten.
Ze was dan wild en woest als een boskat, doch door de astrale persoonlijkheid kwam zij in deze toestand.
Ze is dus toch nog van zichzelf bewust, dacht André, maar desondanks krankzinnig.
In deze diepte van haar innerlijk denkt ze normaal, maar hier ver boven, daar waar de mensen leven en waar haar dagbewustzijn is, abnormaal.
Nu eerst begreep hij haar krankzinnigheid.
Dit was een heel andere toestand dan die, welke hij reeds had mogen leren kennen.
Deze vond hij wel de afschuwelijkste van alle toestanden, die hij op aarde had beleefd.
Juist door haar normale bewustzijn beleefde deze vrouw de vreselijkste ellende.
Een psychopaat wist van zichzelf en zijn ellende eigenlijk niets af.
Een psychopaat – begreep André – kon deze ellende niet eens beleven en een godsdienstwaanzinnige evenmin.
Die zielen waren té onbewust en té ongevoelig voor deze graad.
Dit was hem thans volkomen duidelijk.
Deze ellende was eigenlijk niet eens te beleven en toch, deze vrouw en wellicht duizenden met haar beleefden deze verschrikking.
De astrale geest hield haar in zijn macht en was sterker dan de vrouw.
Niets had zij tegen deze overweldigende macht in te brengen en toch bleef zij tegen dit vreselijke monster vechten.
André concentreerde zich thans op haar innerlijke leven.
Hoe kon het stoffelijke lichaam dit gevecht verwerken?
Waren de menselijke krachten hierop berekend?
Ze zal natuurlijk vroeg of laat bezwijken, dacht hij, haar lichaam zal verbrijzeld worden.
Het zou uitteren!
De vrouw wilde terug tot het dagbewustzijn, maar de demon hield haar tegen.
Ze wilde zélf denken.
Maar ze kon het monster niet overwinnen.
Als levend begraven leefde ze onder deze kracht.
Ze was voor haar omgeving een krankzinnige, maar in deze toestand scheelde haar niets en voelde ze zich volkomen normaal.
Een wonderbaarlijk probleem is dit, voelde André.
Levend begraven en toch tot het eigen denken en voelen in staat.
Ze kon aan het aardse leven denken; in niets was zij onnatuurlijk, voelde André aan.
Wat wist men hiervan op aarde af?
Er was niet één onbewuste gedachte in haar en toch verklaarde men haar voor krankzinnig.
Dit was het verschrikkelijkste van haar toestand, dat ze bewust haar leed en smart beleefde.
Door dit monster moest zij al die verschrikkingen aanvaarden.
Hoe kon een mens zo diep verongelukken.
De vrouw wilde zich weer bevrijden, maar was er niet toe in staat.
En dan te moeten weten, dacht André, dat zij in korte tijd beter kon worden.
Zijn hart brak; iets dergelijks had hij nog niet beleefd.
Zijn meester volgde hem, want nu André hieraan dacht, kreeg hij contact met hem.
Hij hoorde Alcar zeggen:
„Ik zal je nog dieper verbinden, André.
En denk nu vooral niet, dat dit de verschrikkelijkste toestand is, want zij bevindt zich eerst in de vijfde graad van de krankzinnigheid.
Wij kunnen dus nog dieper in deze ziekte afdalen voordat wij de laagste graad betreden en de diepste ellende hebben bereikt.
Houd je nu rustig of anders moet ik je in je eigen leven optrekken.
Er is nog meer wat je moet beleven, André.”
Van gevoel tot gevoel was hij met zijn meester één geweest.
Alcar sprak tot hem vanuit zijn eigen leven en bewustzijn.
Op deze wijze waren ook deze levens met elkaar verbonden, zag en voelde André.
Hij beleefde thans geestelijke wijsheid, deze vrouw daarentegen hartstocht en astraal geweld.
Ze werd door een vreselijk en dierlijk mens verkracht.
Nu begreep hij haar beter.
Alles van haar leven was hem duidelijk.
Hij daalde nu dieper in haar af.
Ach, wat moet ik nu beleven, dacht André.
Waarin leef ik thans?
Nog meer leed, nog meer ellende!
Wat wil het monster van deze arme vrouw?
Wat hij nu beleefde was niet te verwerken.
In hem kwam diepe ontroering.
Deze ellende was afgrijselijk.
Mijn God, hoe is het mogelijk, hoe kunnen deze wetten door Uw kinderen worden beleefd?
Hoe kunnen Uw kinderen zo verongelukken!
Waarom toch?
Wat betekende armoede op aarde in vergelijking met haar leed?
Hij beleefde een machtig maar tevens monsterachtig proces.
Het was zo dierlijk gemeen, zo beestachtig wat hij waarnam, dat een dier hiertoe niet eens in staat zou zijn, ook al behoorde het tot de laagste soort.
De demon wilde het lichaam geheel in bezit nemen, maar de vrouw verzette zich ertegen.
Dit was nu haar gevecht op leven en dood.
Hierdoor schreeuwde ze en riep om hulp, maar werd toch niet begrepen.
Men dacht, dat dit haar geestestoestand was.
In werkelijkheid was het ook zo, maar toch was haar toestand weer heel anders.
Haar hulpgeroep werd aanvaard als het hysterisch geschreeuw van een wilde kat.
André begreep deze arme vrouw.
Hierin leefde ze en moest goedvinden wat het astrale monster met haar deed.
Hij begreep ook, dat een mens die deze hartstocht wilde, niet zo zou schreeuwen.
Integendeel, die zou zich volkomen overgeven.
Dit verschil was ontzettend groot, maar dit werd niet door haar verzorgers begrepen.
Nu was haar roep om hulp angstig, afgrijselijk en geen mens kon hier iets voor haar doen.
Dit was haar strijd.
De vrouw voelde bewust wat het onmenselijke astrale dier van haar wilde.
Hiertegen verzette ze zich met al de krachten, die in haar waren.
De demon wilde haar lichaam verkrachten en haar voor zijn hartstocht gebruiken.
Kon het dier dit bereiken, zag André, dan werd de vrouw gemarteld totdat ze zou bezwijken.
Maar zij walgde van dit proces en van de hunkering van het astrale dierlijke wezen.
Ze wilde er niet van weten; ze wilde zichzelf bevrijden van deze astrale en stoffelijke pest.
Hiertegen vocht zij op leven en dood.
In haar waren gevoelens ontwaakt, die aan een ander, hoger leven wilden beginnen.
Maar ook hiervan begrepen haar doktoren niets!
De demon slingerde haar telkens weer in deze ellende terug en zo ontstond dit ongelijke gevecht.
André voelde zich onwel worden door alles wat hij in dit korte ogenblik had waargenomen en door hetgeen hij te verwerken had gekregen.
Nu trok zijn meester hem in het eigen dagbewustzijn terug.
Het duurde echter geruime tijd voordat André een woord kon spreken en weer zichzelf was.
Alcar vroeg:
„Ben je weer hersteld, André?”
„Ja, Alcar, hoe is hetgeen ik nu heb beleefd mogelijk!
Moet deze ellende doorgaan?
Is hier niets aan te doen?
Weet men in haar omgeving, de mensen die haar verzorgen, haar dokters, wat dit alles te betekenen heeft?”
„De dokter en de geleerde kent haar toestand niet, André.
Voor hem is deze vrouw een hysterica, een hartstochtelijke ziel, en men denkt dus alleen een hysterische vrouw voor zich te zien.
Voor haar omgeving is zij volkomen krankzinnig, want ook van deze bewuste krankzinnigen kent men geen enkele gedachte!
Men kent deze wetten niet en de geleerden op aarde moeten er nog voor ontwaken.
Ze is krankzinnig geworden door haar seksuele driften, doch van haar toestand begrijpt men niets!
De geleerden kunnen dan ook niets voor haar doen, maar wij zouden haar hebben kunnen helpen en genezen!
Deze ziekten zijn door de geleerden nog niet te peilen, André.
De geleerde loopt zich tegen het leven na de dood te pletter.
Hij durft de sprong over de kist niet te wagen.
Deed hij dit wel, dan zou hij meteen in het eeuwige nú kijken.
De bewuste astrale persoonlijkheid bestaat voor hem niet; dood is dood, maar wat dan?
Voel je, André, hoe diep haar leven is?
Hoe waarachtig haar toestand is?
En heb je begrepen, dat deze vrouw als krankzinnige toch nog zichzelf is?
Dat zij normaal denkt en voelt in haar toestand?
Ze heeft het eigen bewustzijn niet verloren!
Is dit geen ontzagwekkend wonder?
De geleerde zou deze wijsheid met beide handen moeten aangrijpen, maar hij durft het niet.
Ook al lijkt het in haar dagbewustzijn, dat zij haar verstand verloren heeft, de ziel en de persoonlijkheid ís niet uit te roeien.
Dat kan noch de astrale noch de stoffelijke mens bewerkstelligen!
Maar wat dan?
Laat men antwoord op al deze ingewikkelde vragen geven en deze bovennatuurlijke problemen ontleden!
Wij zijn gereed en zullen deze wetten verklaren.
Ik heb je haar wereld laten beleven of je zou niets van dit leven hebben begrepen, noch gevoeld.
Nu kun je mij echter in alles volgen.
Je had het anders niet kunnen aanvaarden.
Maar je ziet het, zó is haar toestand en niet anders!
Ik zal je nu het een en ander van haar leven en haar levensgraad vertellen.
De geleerden hebben dus enigszins gelijk, wanneer ze zeggen, dat deze vrouw door seksuele driften in deze toestand is gekomen.
Volgens hen is het haar eigen schuld en ook daar hebben ze gelijk in.
Het is de oorzaak van al haar ellende, maar toch ligt alles weer anders.
Er is veel en veel meer dat betekenis heeft, maar waarvan de geleerde niets weet.
De vrouw heeft seksuele verlangens gehad, want door haar verlangen is ze hierin gekomen of ze had niet voor deze ziekte opengestaan.
Er is géén mogelijkheid om krankzinnig te worden, wanneer de hartstocht het leven niet daartoe dwingt.
De hartstochtelijke liefde is het, waardoor al deze mensen te gronde worden gericht.
Deze liefde voert de persoonlijkheid in die onmenselijke richting.
Doordat de sensitieve, mediamieke gevoelens op de voorgrond treden, kan de mens vanuit dit leven overvallen worden.
De vrouw had het verlangen om deze liefde te beleven, André, precies als die andere vrouw die wij hebben geholpen, maar deze toestand is ingewikkelder.
Deze vrouw is weer gevoeliger, want door deze gevoeligheid is de krankzinnigheid, deze graad waarin zij nu leeft, ontstaan.
Toen de stoffelijke wereld in haar ontwaakte, kreeg zij een sterk verlangen naar liefde.
Zij kende zichzelf niet en dacht het zélf te willen, maar toen werd zij reeds van deze zijde gevolgd.
Vanuit deze wereld kwam de hartstocht van een demon in haar, van wie zij geen ogenblik kon voelen, dat hij haar leven zou verkrachten, want dat te voelen is niet mogelijk.
Ik bedoel het aanvoelen van de astrale persoonlijkheid, André.
Ze ging nu in handen van deze persoonlijkheid over, over in het kwaad.
Door haar gevoeligheid kwam deze verbinding tot stand.
Miljoenen mensen, mannen en vrouwen, leven zich op aarde uit en al die mensen beleven niets van deze wereld en zijn in alles zichzelf.
Heeft zich een geleerde dit al eens afgevraagd?
Toch is het de waarheid, André, massa’s mensen hebben er noch weet noch hinder van, omdat ze er té ongevoelig voor zijn.
Niet één van al deze miljoenen mensen die toch even hartstochtelijk zijn als deze vrouw, voelen iets van astrale inwerking of van enige beïnvloeding.
Ze zijn in hun hartstocht volkomen zichzelf en doen wat zij zelf willen.
Maar tal van mannen en vrouwen verongelukken door deze wereld en worden krankzinnig.
Dit moet je kunnen aanvoelen, André.
Al die mensen moeten zich deze gevoeligheid nog eigen maken en zijn thans dus nog niet te bereiken.
Ze zijn voor deze astrale wereld té grofstoffelijk én ze beleven hun eigen leven op volle honderd procent, wat tevens geldt voor de gehele levensgraad waarvan ook zij deel uitmaken.
Ze zijn hiervoor té dierlijk afgestemd en zijn dus niet krankzinnig te maken.”
„Waarom niet, Alcar?”
„Omdat al die mensen zich eerst nog het stoffelijke bewustzijn eigen moeten maken.
Dat zijn de graden waarover ik zo-even heb gesproken.
Immers, kan een dier krankzinnig worden?
Maar dit zijn mensen, zul je zeggen.
En toch, deze mensen beleven een dierlijke graad als mens.
Hun afstemming raakt het leven van het dier, doch het dier zou zelfs in een dergelijke seksuele toestand niet eens kunnen leven.
Hierdoor zijn deze mensen nu niet te bereiken en ze moeten dus voor een hogere graad, de grofstoffelijke of stoffelijke nog ontwaken.
Die gevoeligheid moeten die mensen zich dus nog eigen maken.
Wil de mens naar het geestelijke leven, zoekt hij God en kent hij het leven van Christus – de dierlijke graden vragen niet om Christus, noch om God – dan laat de persoonlijkheid die hartstochtelijke graden los en treedt die hogere graden binnen.
Tegelijk komt nu de persoonlijkheid met de wetten van leven en dood in verbinding.
Toch leeft hij nog op aarde, maar maakt zich nu het mediamieke gevoel eigen.
Hierdoor, André – je voelt dit zeker – komt het menselijke wezen als man en vrouw van de stoffelijke wetten vrij, maar staat nu voor de astrale wetten open.
Deze gevoeligheid is het, waardoor onze wereld verbinding krijgt met de aarde, met het aardse leven.
Ik vertelde je immers reeds, dat de mens vanuit de krankzinnigheid naar het geestelijke licht, naar het astrale bewustzijn gaat.
Dit beleeft nu ieder wezen die deze gevoeligheid heeft gekregen, maar er nog geen begrip van heeft wat geestelijke liefde eigenlijk is.
Thans kan dat leven vanuit de duistere astrale wereld worden aangevallen en daarop volgt de krankzinnigheid.
De andere, lagere graden zijn niet op te trekken.
Wanneer je dit voelt, dan moet het je duidelijk zijn, André, dat niet één mens hieraan ontkomen kan.
De les en de wetten van God moeten worden beleefd.
Dit zijn de voordierlijke, dierlijke, grofstoffelijke, stoffelijke en geestelijke levensgraden voor de stoffelijke mens, die in ons bewuste leven echter alléén geestelijk zijn.
De mens moet door al deze levensgraden heen, wil hij de geestelijke graad binnentreden.
Maar voordat de geestelijke of de stoffelijke graad bereikt wordt, bezwijken miljoenen levens en die zijn dan min of meer bezeten.
Dat is de geestelijke sensitiviteit, die de oorzaak vormt dat deze vrouw aangevallen is en die voor haar ellende, leed en smart betekent!
De andere graden moeten dus voor deze vreselijke krankzinnigheid nog ontwaken.
Maar ook zij, al deze miljoenen wezens die er nu nog onder leven, zullen eens bezwijken; géén gedachte wordt hun geschonken.
Door haar eigen verlangen trok zij dus de astrale persoonlijkheid aan.
Ze beleefde de hartstocht, onderging die, maar de demon vond dit niet voldoende en wilde meer beleven.
De vrouw merkte dit niet, voelde het echter wel, maar dacht: dat ben ik zelf.
Toch stond zij onder invloed, want men beleefde door haar de stoffelijke hartstochtelijke liefde.
Toen zij zich aan het scheppende wezen, aan de man overgaf, wilde ze steeds meer.
Was zij toen nog zichzelf?
Thans had zij zichzelf ten opzichte van de hartstocht het halt moeten toeroepen doch daartoe kwam zij niet.
De vrouw zoog deze liefde in zich op, maar wist niet, dat nog iemand met haar deze liefde onderging.”
„Is dat dan niet aan te voelen, Alcar?”
„Neen.
Alléén de hogere bewustwording kan ons te hulp komen en die bewustzijnsgraad voor het hogere leven moest ook in haar nog ontwaken.
Dat wil dus zeggen, het gevoel dat zegt – tot hier en niet verder!
Ik wil mens blijven!
Ik ben geen dier, maar een mens!
En die liefde werd haar nu opgedrongen.
Langzaam maar zeker groef zij haar eigen graf door de lichamelijke liefde.
Ze wilde steeds meer beleven en dacht er niet aan zichzelf af te vragen, hoe ver ze eigenlijk ging.
Soms waren die gevoelens in haar bewust, maar dan verwierp zij deze en dacht er niet meer aan.
Maar op dat ogenblik sprak haar betere ik.
Haar eigen ik wilde die liefde niet, maar de demon wilde verder, wilde steeds meer beleven.
Haar liefde werd niet bovennatuurlijk, maar onnatuurlijk, dierlijk.
Ze daalde weer af in haar vorige, dierlijke stadium, maar leefde in de gevoelige stoffelijke graad voor deze wereld en stond dus volkomen voor de duistere sferen open.
Maar haar hel is slechts een schemerlamp.
De diepere graden van de hellen zijn ook voor haar leven gesloten, want voor een moord staat zij niet open.
Ze wil alleen liefhebben en een liefhebbend mens is nog lang geen duivel.
Maar deze stuwing voerde haar op in de liefde waardoor zij haar evenwichtsgrens overschreed en in haar eigen leven terugzonk.
Het is dus de astrale stuwing die haar in deze ellende bracht.
Deze voert ons tot een stadium, waarin wij plotseling beseffen, dat ons innerlijk leven zoek is of verstoord wordt en dan is de bezetenheid in aantocht en de krankzinnigheid realiteit geworden.
Dan is het te laat!”
„Voordien kan men dit niet voelen, Alcar?”
„Neen, André, want men denkt zélf te beleven.
Wie zal in een dergelijke toestand kunnen beseffen en willen aanvoelen, dat een andere persoonlijkheid in hem leeft?
Dat is niet mogelijk, omdat de geestelijke graad, zoals jij die bezit – waardoor je mij voelt en ziet – nog niet aanwezig is.
Toch krijgt de mens door dit gevoel contact met onze wereld en jij denkt, dat het monster haar controle is.
Zo intens luistert dit gevoel ten opzichte van onze wereld dat de ziel als persoonlijkheid in het stoffelijke lichaam hierdoor aangevallen wordt, waarna de bezetenheid volgt.”
„En de man – de „ziel” – die wij hebben mogen helpen, Alcar?
Kon die dan niet bezeten worden?
Ook hij voelde immers de astrale wezens?”
„Onze „ziel” stond voor de drempel van deze krankzinnige graad én was daarenboven meer bewust dan deze vrouw.
Deze vrouw overschreed de drempel van deze graad en betrad met de demon deze onbekende woning.
Als zij eenmaal binnen zijn, slaat de deur van deze zielewoning dicht.
Nu kan zij de woning niet meer openen, want het „slot” zit vanbuiten en van buitenaf moet deze woning weer geopend worden, wat alleen door onze wereld mogelijk is.
Deze vrouw beleeft de krankzinnigheid, maar de „ziel” beleefde alléén dat hij aangevallen werd, dus de astrale stoornissen.
Voel je dit, dan kun je dit alles begrijpen en leer je deze machtige wetten van God kennen.
De „ziel” kon zich hierdoor beschermen.
Deze vrouw evenwel bezat geen eigen bescherming, doordat ze ook dat bewustzijn miste.
Haar gehele persoonlijkheid loste op en ze verloor haar dagbewuste ik.
Dat van de „ziel” bleef intact; hij bleef volkomen zichzelf.
Deze vrouw loste in de astrale persoonlijkheid op.
De „ziel” – ik heb je dit aangetoond – leefde gesplitst.
De ene helft verlangde naar liefde en werd overwonnen, de andere helft daarentegen bood weerstand en voorkwam de algehele instorting.
De „ziel” leefde in deze toestand en onderging bewust al zijn narigheden, deze vrouw daalt ervoor af en is nu in haar onderbewustzijn bewust, maar in haar dagbewust leven krankzinnig, bezeten.
Tijdens dit één-zijn van deze vrouw versterkte het monster de hartstocht, die ze dus als persoonlijkheid – voor haar gevoelsleven – onderging.
Ze gaf zichzelf aan de man, maar in haar leefde dit monster.
Noch de man noch de vrouw begrepen dat en konden er ook iets van begrijpen, want ze stonden voor deze wijsheid niet open, anders waren de mediamieke gaven naar voren getreden, doch die zijn in onze handen.
Dat wij als bewusten op deze gevoelsgraden niet inwerken zal je thans wel duidelijk zijn, want wij zouden haar hierdoor bewust in het krankzinnigengesticht voeren, door ons voor haar te sterk geestelijk overwicht.
Deze vrouw zou in dat geval krankzinnig zijn geworden door deze wijsheid, zoals de godsdienstwaanzinnige mens, die zich volkomen in zijn godsdienst verliest.
Wat deze vrouw heeft kunnen voelen schonk haar de mogelijkheid om tot zichzelf te kunnen zeggen: ik ga te ver, ik wil te veel liefde.
Ben ik hierin wel normaal?
Ze had zich het rein-geestelijke halt moeten toeroepen, maar dat kon ze nog niet.
Ze was er niet toe in staat en gaf zichzelf aan de stoffelijke liefde over.
Ze heeft natuurlijk geweten, dat ze hartstochtelijk was, doch deze hartstocht was niet menselijk meer, maar dierlijk.
Ze heeft dus de splitsing van persoonlijkheid niet kunnen beleven – zoals de „ziel” wel onderging.
Ze moest daarvoor nog ontwaken; ze was nog niet zover.
Ze stelde zich er niet voor open!
Zij verlangde en bleef verlangen door dit monster.”
„Heeft ze in deze toestand kinderen ontvangen, Alcar?”
„Dat is vast te stellen, André, maar ook dat had haar niet voor de krankzinnigheid kunnen behoeden, hoewel zij tijdens haar zwangerschap niet voor de krankzinnigheid zou hebben opengestaan.”
„Waarheen voert mij dit, Alcar?”
„Naar de kosmologie van de mens, André.
Wij betreden hierdoor weer andere wetten, die kosmisch diep zijn en die met het stoffelijke en geestelijke leven te maken hebben.
Daarenboven zijn deze wetten van invloed op het kind, op het leven dat aangetrokken wordt.”
„Wat gaat dat ver, Alcar.”
„Het voert ons tot in het oneindige, André.
Iedere vraag die je mij stelt zou ik kosmisch kunnen beantwoorden en voert mij in het oneindige van God en in al deze astrale en stoffelijke wetten die wij mensen moeten beleven.
Dit zijn de problemen voor de psycholoog, de parapsycholoog, de zenuwspecialist en voor de psychiater, waarmee deze geen raad weten.
Daarom zei ik je bij het begin van deze reis: tracht je vragen zo te stellen, dat ze alleen problemen in kwestie raken of wij bewandelen een weg, die toch niet begrepen wordt.
Bovendien ben ik met jou zover nog niet.”
„Heb ik thans een verkeerde vraag gesteld, Alcar?”
„Dat juist niet, André, integendeel, het verheugt mij, dat je steeds diepere vragen gaat stellen, want door jouw vragen komen wij tot het enige en eigenlijke stadium van iedere levensgraad.
Maar je begrijpt zeker dat, wanneer deze vrouw kinderen had gebaard, ze hierdoor in een geheel andere toestand was gekomen dan waarin zij nu verkeert en die zij beleven moet.
Dat wil zeggen, dat ze dan vrij was gebleven van krankzinnigheid tijdens het één-zijn met haar kind.
Zelfs zou het haar nog dieper hebben kunnen doen afdalen in een chaos van wetten, waarbij ze toch nog bewust zou zijn gebleven, omdat het kind haar tot het normale bewustzijn zou hebben gedwongen.
Zo diep gaan deze wetten.
Tijdens de dracht had ze zich echter ook kunnen herstellen van deze hartstocht, want de zwangerschap zou haar weer meer bewustzijn hebben kunnen schenken.
Dat verhoogde bewustzijn zou nu voor haar de bescherming geweest zijn, het levensbehoud voor het dagbewuste ik.
Een moeder in blijde verwachting, André, die de eigen levensgraad op voordierlijke wijze overschreden heeft, kan tijdens het dragen van haar kind aangevallen worden door een demon, maar deze kan geen algehele krankzinnigheid tot stand brengen.”
„Waarom niet, Alcar?”
„Omdat nu het kind in haar leven overheerst.
Ze bezit nu dus door haar kind, door dat leven, meer bewustzijn.
Ik heb je hier vroeger al meer van verteld.
Een moeder kan helderziend zijn tijdens haar zwangerschap en meer gevoel bezitten.
Ze kan meer liefde geven en door het kind in een lieflijke persoonlijkheid veranderen.
Ten opzichte van de hartstocht is deze verhoogde werking ook mogelijk.
Vrouwen die koel van aard zijn kunnen tijdens het dragen van het kind ontwaken voor de reine liefde.
Bij sommige moeders wordt de dranklust opgewekt.
Ze zijn door het kind zowel het abnormale als het normale binnengetreden en moeten die gevoelens verwerken.
De een krijgt behoefte aan alcohol en raakt aan de drank, andere moeders verlangen naar andere dingen of voelen voor kunst.
Ze zijn ontvankelijk voor vele dingen en zaken, wat door dit verhoogde gevoel in hen is gekomen.
Het verhoogde bewustzijn vraagt van en openbaart zich tevens aan de moeder.
Gene Zijde ziet in deze gevoelsuitingen een verhoogd bewustzijn veroorzaakt door het kind.
Door dit verhoogde bewustzijn is het nu niet mogelijk dat een moeder bezeten raakt en dat zij dus tijdens haar zwangerschap het dagbewustzijn verliest.
Het kind dwingt de moeder om te leven en om haar taak af te maken.
Daarna kan zij weer met haar leven doen wat zij wil, omdat ze dan weer op eigen benen staat.
Voel je, André, hoe natuurlijk al deze wetten voor geest en stof worden beleefd?
Wij hebben al deze gevoelsafstemmingen in ons leven kunnen vaststellen en wij leerden erdoor begrijpen, dat duizenden wetten die wij als mens op aarde beleven en die wij ons in het stoffelijke leven eigen moeten maken, met al die problemen te maken hebben.
De moeder in de allereerste plaats, omdat haar leven en persoonlijkheid ten nauwste verbonden is met het kind.
Als man beleven wij weer andere wetten en wij moeten nu aanvaarden, dat wij náást Gods schepping wandelen, maar de moeder belééft de schepping.
De man ondergaat dan ook de krankzinnigheid weer anders dan de moeder die gedwongen door haar organisme haar natuurlijke afstemming beleven moet.”
„Is dat een vaststaand feit, Alcar, dat moeders tijdens de zwangerschap niet krankzinnig kunnen worden?”
„Aan deze zijde is dat te volgen, André.
De moeder – ik zei het al zo-even – beleeft tijdens haar dracht een geheel andere wet en staat nu niet open voor de astrale beïnvloeding, want het kind trekt een muur tussen het leven van de moeder en dat van de astrale wereld op.
De moeder beleeft nu het groeiproces van het kind, de stoffelijke en geestelijke bewustwording van de persoonlijkheid, die zij zal baren.
Dat speelt zich in haar leven af; zij maakt deel uit van dit proces en kan er niet aan ontkomen.
Die kracht stuwt de gevoelige moeder boven de graad van krankzinnigheid uit!
Ook het kind kan niet krankzinnig worden.
De moeder kan een psychopathische graad beleven en enigszins wegzinken, maar de volslagen krankzinnige graad wordt door het kind tegengehouden.
De psychopaat leeft nog steeds in het eigen organisme en is zich tijdens het moederschap bewust van haar dracht, van het bezit van het kind.
Er kunnen verschijnselen naar voren treden die door verschillende beïnvloedingen veroorzaakt worden, doch meestal blijft het normale bewustzijn behouden.
Het kind stuwt de moeder naar het normale en zelfs naar hogere levensgraden wat deze moeder te aanvaarden heeft.
De krankzinnige graad bewijst het toch duidelijk, dat de persoonlijkheid door een andere bewuste kracht bezeten is.
En die bezetenheid is door de onbewuste astrale wereld ontstaan.
Deze vrouw beleefde in haar toestand haar eigen verlangen.
Tijdens dit verlangen had ze kunnen voelen dat ze steeds dieper in deze ellende wegzonk.
Maar meer en intenser te voelen is niet mogelijk.
Ze is nu tijdens het beleven weggezonken, en ze besefte niet, dat men haar hiertoe aanspoorde waardoor ze nu geheel in de astrale handen overging.
Hierin beleefde zij haar eigen grens – de lichamelijke dus – totdat ze als een wrak ineenstortte.
Toen werd ze leeggezogen door dit monster, want die voerde de hartstocht op.
Had de vrouw hierin het normale menselijke beleefd, zichzelf dus het normale halt toegeroepen, dan was het nimmer zover gekomen.
Maar dat heeft ze niet gekund, met het gevolg, dat de astrale persoonlijkheid haar volkomen overmeesterde.
Had zij dus niet voor deze wereld opengestaan, dan had dit monster haar ook niet kunnen bereiken.
Dan had zij haar normale liefde beleefd en zou er nimmer door bezweken zijn.
De liefde op eigen kracht en de graad van verlangen is te beleven door de mens en niets kan deze kracht verbreken.
Het wezen zelf heeft het eigen ik-bewustzijn in handen.
Maar er is nu eenmaal een astrale wereld ...
Nu gingen deze wezens in elkaar over, André, en hun levens kwamen tot volle eenheid.
De zielewoning van haar ontsloot zich, ging achter hem weer dicht en nu zaten zij in een kluis van verlangens opgesloten.
Wie zou nu overheersen?
Welke van de twee had hierin het meeste te zeggen?
Kan de vrouw op tegen een dergelijke macht?
Ze wil weg, ver weg van dit monster maar is nu opgesloten en een gevangene in eigen huis.
Ze werd geestelijk én lichamelijk overwonnen.
Nu leeft ze en is niettemin levend dood!”
„Hoe is zij tot de krankzinnigheid gekomen, Alcar?
Ik bedoel, hoe heeft deze zich geopenbaard?”
„Ook dat is in haar leven te zien en deze toestand wil ik volgen.
Ze ging beseffen dat ze zou bezwijken en wilde zich nu van die drang bevrijden.
Dat voelde het astrale wezen en toen deed zijn slachtoffer iets, waarvoor men haar moest opsluiten en tevens voor krankzinnig verklaren.
Haar leven zou dus ontwaken.
Ze ging beseffen dat er verschijnselen tevoorschijn traden en dat ze eigenlijk niet meer normaal deed, maar toen was het reeds te laat.
De demon voelde dat ze poogde tot het normale terug te keren en sloeg haar volkomen onbewust.
Op de openbare weg trok ze haar rokken omhoog.
Ze deugde nu niet voor de maatschappij en daarom sloot men haar hier op.
Deze opsluiting werd haar nu noodlottig.
Hadden wij haar in die tijd maar kunnen behandelen, dan had zij haar eigen leven niet verloren en dan was de demon uit haar leven verwijderd.
Door haar op te sluiten heeft men haar de kans om te genezen ontnomen en volkomen uitgeschakeld.
In deze huizen mogen geen genezende mediums komen, want de wetenschap vindt deze methode van genezen nog steeds belachelijk.
Maar hierdoor kreeg de demon haar geheel in zijn macht.
Doch wat hij door haar tijdens haar leven buiten het gesticht beleefde, werd ook hem ontnomen.
Hierdoor verergerde haar toestand.
De demon wilde toch hartstocht, wilde iets beleven en verkrachtte nu het moederkleed.
Hij vergreep zich aan haar leven en dwong haar zichzelf te bevlekken, doch al spoedig verzette de vrouw zich tegen dit dierlijke gedoe en kwam in opstand.
Toen zij met haar kleren omhoog, de volle naaktheid toonde, begreep men niet, dat zij het zelf niet meer was.
Hoe wil een geleerde deze vrouw doorgronden?
Nu leeft deze arme vrouw al enige jaren in deze toestand.
Soms is ze rustig, maar wanneer de demon door haar de hartstocht beleven wil, komt zij tot dit gevecht en dan sluit men haar in deze cel op.
Zij was het dus niet die zichzelf vergat.
Men hoort haar van tijd tot tijd natuurlijk praten en een normaal gesprek voeren, maar even later is ze zichzelf niet meer.
De dokter is niet zeker van haar toestand.
Als zij tot het normale leven teruggekeerd is, wil ze hier weg.
Ze wil dan aan een ander leven beginnen en is zelfs godsdienstig.
Deze mensen, zo denkt men hier, vallen van de ene toestand van krankzinnigheid in de andere.
Maar welke persoonlijkheid treedt nu op de voorgrond?
Haar eigen ik, haar normale ik.
Maar deze persoonlijkheid kent men hier niet.
De geleerden zijn nog niet zover gekomen om haar normale innerlijk te kunnen vaststellen, wat toch eens moet geschieden, wil de wetenschap achter de sluier zien van al deze levens.
Wanneer ze godsdienstig is zou men haar onmiddellijk door een medium moeten laten behandelen en haar de magnetische bestraling laten geven.
Intussen zou men haar van deze zijde uit van de demon kunnen bevrijden.
De toestand van de vrouw zou hierdoor veranderen en dan zou ze tot haar eigen leven kunnen terugkeren.
Nu denkt de dokter dat zij zich in de godsdienstwaanzin verliest, wat toch verkeerd is gevoeld.
Zouden de doktoren haar gepraat kunnen ontleden dan zouden ze begrijpen dat ze geen wartaal sprak, doch zuivere realiteit, de heilige levenswaarheid die beide werelden verbindt en die wij thans leren kennen.
Ze wil nu naar het natuurlijke terug en het normale leven beleven, doch is een gevangene in haar eigen organisme.
Ze weet, dat de demon haar wil gebruiken om zijn hartstocht te kunnen botvieren maar thans weigert ze.
Het menselijke één-zijn is nu niet mogelijk en dat is zijn eigen schuld.
Had de demon zich kunnen beheersen, dan had hij zijn hartstocht kunnen berekenen.
Anderen doen dat en laten het zover niet komen.
Ze zorgen ervoor, dat hun prooi niet gevangen wordt gezet.
We staan nu dan ook voor de bewuste astrale levensgraad.
Er zijn tal van mensen die hun hartstocht beleven en in handen zijn van deze wereld, maar die nu niet verongelukken.
Alléén de domme, onbewuste persoonlijkheid zuigt zich ineens vol.
Zij die dit meermalen hebben beleefd aan deze zijde passen daar wel voor op en waken er nu voor dat geen algehele instorting plaatsvindt.
Die demonen beschermen eigenlijk hun prooi.
Ze waken over zichzelf omdat er anders niets meer te beleven valt.
Wij zullen straks die bewuste krankzinnigen ontmoeten en dan zul je ook hen leren kennen.
De demon in haar is geen bewuste persoonlijkheid in zijn eigen duistere bestaan, want hij stond toe dat men haar opsloot.
De bewuste is tevreden met de vijftig procent hartstocht die hij ontvangt door de stoffelijke mens.
Nu blijft het stoffelijk bewustzijn intact.
Maar geest en stofmens delen met elkaar de hartstocht.
De bewuste die ingesteld is op het astrale leven en van de krankzinnige graden afweet zal dit voorkomen.
Hij weet, dat hij zichzelf gevangen zet en dat het opsluiten moet volgen, wanneer de volle honderd procent van het dagbewuste ik overheerst wordt.
Deze levensgraden stemmen nu overeen en het is niet vast te stellen of er waanzin aanwezig is.
Wij kennen die graad dan ook als de bewuste krankzinnigheid.
Miljoenen mannen en vrouwen bevinden zich in deze toestand en worden door deze wereld geleefd, maar weten er zelf niets van, want het dringt niet tot hun dagbewustzijn door.
Maar wanneer je hun levens volgt, is hun stoffelijke waanzin vast te stellen.
Iedere daad voert hen naar deze duistere wereld.
Wanneer deze vrouw voldoende kracht verzameld heeft, André, begint haar strijd opnieuw.
Dit zet zich voort tot aan haar dood.
Eerst dan scheuren de aura’s vaneen en gaat ieder zijn eigen weg.
Zijn echter deze wezens op de duisternis afgestemd en van één sfeer, dan gaat ook aan deze zijde dat verschrikkelijke leven verder en worden al deze wezens ook in het leven na de dood leeggezogen.
Voel je, André, hoe schrijnend haar leven is?
In haar is het bewustzijn ontwaakt om aan een ander leven te beginnen en toch kan men dat niet aanvaarden.
Ze wil zich bevrijden van deze ellende maar is er alleen niet toe in staat.
Hiervoor heeft ze onze hulp nodig.
Ze walgt nu van haar eigen leven, maar het astrale monster wil dierlijke hartstocht beleven.
In die toestand verkracht ze zichzelf.
De geleerden denken, dat zij het zelf is en beseffen niet dat zij door deze geest hiertoe gedwongen wordt.
Deze gedachtengang is overigens ten opzichte van elke uiting van krankzinnigheid grote onzin.
Al deze graden worden door de duistere astrale wereld aangevallen.
De demonen willen de stoffelijke hartstocht.
Is deze vrouw zich eenmaal bewust van haar opgesloten toestand dan komt pas het gevecht op leven en dood want zij stikt nu in haar vreselijk bestaan.
Soms wordt zij vastgebonden omdat men voorkomen wil, dat ze zichzelf verkracht, doch op een gegeven ogenblik waarop de demon voelt, dat ze haar vrijheid bezit, volgt toch dit gebeuren.
Men laat haar thans aan haar lot over, want hiertegen is toch niets te doen.
Een voortdurende narcose zou haar stoffelijk en geestelijk vernietigen.
Is het gevecht op volle kracht dan sluit men haar in een dwangbuis totdat de rust in haar weergekeerd is.
Maar de ziekte blijft bestaan.
Wanneer men hier dus haar vreselijk geschreeuw hoort, speelt zich al deze ellende in haar af, doch dan denkt men dat zij een hysterische aanval heeft.
Is deze toestand ten einde, dan is zij als een wrak en kan de demon niets meer met haar lichaam beginnen.
Ze heeft nu tijd om zich te herstellen en ook het monster zal inslapen.
Hierna zal hij toch weer ontwaken teneinde zijn duister bestaan voort te zetten.
Deze vrouw is dus wel en niet krankzinnig, André.
In haar diepe innerlijk denkt en voelt deze vrouw normaal en dit geldt voor al de graden van de krankzinnigheid.
Heb je mij in alles kunnen volgen?”
„Ja, Alcar.
Maar hoe diep beleeft zij deze ellende?
Kunt u dit verklaren?
Kan zij hierin niet volkomen oplossen?”
„Ik zal je dit verklaren, André.
Je kent het leven van Gerhard aan deze zijde.
In het boek ‘Zij die terugkeerden uit de Dood’ vertelde hij van zijn leven en bewustwording.
Heb je zijn leven goed aangevoeld?
Het had je dan duidelijk moeten zijn, dat hij zo diep wegzonk, dat hij zijn bewuste-ik-zijn verloor.
Er was echter een kracht in hem die hem wakker schudde of Gerhard zou zijn blijven slapen om niet meer wakker te worden.
Maar toch keerde steeds het bewustzijn in hem terug.
Dat is de goddelijke kern, André.
De mens is niet te vernietigen.
Dat is wel lichamelijk mogelijk, maar geestelijk is dat uitgesloten, omdat de ziel eeuwigdurend is.
Die kern dwingt ook deze vrouw telkens weer om bewust te worden opdat zij zich herstellen kan.
Hetzelfde gebeuren, wat Gerhard in de sferen beleefde, speelt zich dus in deze vrouw af en dit beleven van beiden is één toestand.
Was deze ziel niet uit God geboren dan konden stof en geest oplossen, wat thans uitgesloten is, omdat de ziel als de goddelijke vonk beide organismen, dus geest- en stoflichaam voedt.
Dat is het behoud voor ons allen, zowel op aarde als in dit leven, want hierdoor blijven wij nu bewust.
De vonk Gods stuwt de geest tot werking of deze persoonlijkheid zou in die ellende inslapen, nimmer meer tot het leven behoren en voor altijd leeggezogen worden.
Maar dat kan niet!
Hieraan is het eeuwigdurende vast te stellen.
Deze vrouw kan net zo diep wegzinken als waartoe de demon haar dwingt.
Toch moet ze zo nu en dan ontwaken en aan haar eigen gevecht beginnen.
Dit is noodzakelijk voor het behoud van haar eigen levensgraad.
De vonk Gods stuwt al het leven steeds weer tot de bewustwording en dit moet de persoonlijkheid verwerken.
Het is het goddelijke deel in onszelf!
Dat deeltje, André, kan nimmer aangetast worden.
Het is de kracht voor ons allen, waardoor wij in al deze stadia van ziekten de energie behouden om het leven te vervolgen, en hierdoor wint de persoonlijkheid aan bewustzijn.
Door al de levens, die we als man en vrouw beleven komen wij hoger en van algehele vernietiging is er geen sprake.
Wat wij in het ene leven niet bereiken, kunnen wij in een volgend volbrengen, want eens zijn wij zover.
En dat is „De Weg, De Waarheid en Het Leven” waarvan Christus ons heeft verteld!
Deze vrouw heeft tijden, André, dat ze om beurten krankzinnig en volkomen normaal is.
Dacht je, dat dit de geleerde opvalt?
Het gebeuren zelf speelt zich voor hem af, maar hij kan hiervan de diepere betekenis niet doorgronden.
Haar tijdelijk normale toestand had hem reeds het bewijs van ons eeuwig leven moeten schenken.
Immers, iets dat stoffelijk mismaakt is, kan even later niet normaal zijn en dat is hier het geval.
Nemen wij aan, dat haar hersenen ziek zijn, hoe wil de geleerde dan verklaren, dat zij het volgende uur weer normaal is?
Hier is van een hersenstoornis geen sprake.
Dit is een zuiver geestelijk geval en al de geestelijk zieken staan onder astrale inwerking, want door deze inwerking die zij als beïnvloeding voelen en beleven, is de krankzinnigheid ontstaan.
Zou deze zieke nu een stoffelijke stoornis beleven en zouden in haar hoofd organen aangetast zijn, dan zou zij geen goed ogenblik meer kunnen beleven.
Toch beleeft zij tal van goede ogenblikken.
Ze is dan rustig en spreekt en denkt als een normaal mens.
Deze verschijnselen wijzen op astrale bezetenheid, maar men kan dit nog niet aanvaarden.
Zo gaan de jaren voor haar voorbij en ze moet aanvaarden, dat de maatschappij voor haar en voor duizenden met haar nog moet ontwaken.
Aan iedere handeling is nu haar astrale bezetenheid vast te stellen.
Immers, die gedachten behoren tot óns leven, ook al is de geleerde van mening dat deze verschijnselen uitingen zijn van hartstocht.
De vrouw schreeuwt om hulp als deze hartstocht bezit van haar wil nemen, de hartstocht die zijzelf in haar vastgesteld heeft.
Als zij deze hartstocht zou begeren dan zou ze zich niet verzetten maar zich gewillig overgeven.
Er zijn er die zich overgeven en vindingrijk genoeg zijn om het beoogde doel te bereiken waarna zij zich volkomen uitleven.
Anderen roepen om hulp en vechten tegen het vreselijke kwaad in hun leven, maar staan machteloos.
Toch ziet noch hoort de dokter, dat het goede in deze vrouw en niet de hysterica hem opmerkzaam wil maken op haar toestand.
De hysterica wil beleven, de ontwakende persoonlijkheid wil zich bevrijden.
Een stoffelijke stoornis waarbij krankzinnigheid optreedt is dus niet mogelijk want de krankzinnigheid is astrale bezetenheid!
Bezetenheid en „krankzinnigheid” komen nu met elkaar in botsing.
Het eerste behoort onze wereld toe, het tweede tot de aarde en dankt de benaming aan de onkunde van hen die denken, iets van al deze wetten te weten.
Eerst aan deze zijde zullen zij zien, dat ze zichzelf en hun zieken niet kennen, nimmer hebben kunnen doorschouwen, niettegenstaande hun geleerdheid.
Deze vaststelling bewijst reeds zonneklaar dat de aardse geleerdheid voor de occulte wetten geen betekenis heeft.
Bezetenheid is het overheerst worden door het leven na de dood en toch wordt ons leven niet aanvaard.
Voel je hoe waanzinnig de kennis van de geleerde mens is?
De geleerde kan niet naar zijn gevoel luisteren, omdat alles wetenschappelijk bewezen moet worden.
Dat is ook nodig, maar men moet hierbij niet stil blijven staan.
Het leven gaat verder en ondertussen hadden miljoenen mensen geholpen kunnen worden.
Bij een stoffelijke stoornis is het gevoelsleven uitgeschakeld.
Bij de bezetenheid echter blijft het volkomen intact.
Voel je het machtige verschil?
De wetenschap weet niets anders te vertellen dan dat dit hysterici zijn, maar deze mensen zijn hier niet mee geholpen.
De geleerden moeten zich instellen op de astrale bezetenheid en aanvaarden, dat een ander in dit lichaam leeft.
Dan kan deze zieke geholpen worden en dan krijgt de elektrische shock betekenis waardoor uitdrijving van de demon mogelijk is.
De mens kan denken met en zonder hersenen maar niet wanneer deze aangetast zijn, want dan komen er stoornissen tussen gevoelsleven en denkvermogen.
De zieken, dus de stoffelijke zieken, kunnen deze hartstocht niet beleven want thans is het gevoelsleven uitgeschakeld.
Niet één demon zal dit zieke organisme op gang kunnen brengen, want dóór de geest, het eigen bewustzijn van de zieke, kan een astraal wezen pas contact hebben.
Is dat niet mogelijk, dan kan deze wereld ook niets beleven, want er is geen verbinding.
Is het nu zo moeilijk om te aanvaarden, dat deze vrouw en allen van haar eigen soort, dus de levensgraad waarin zij leeft, juist dóór het gevoelsleven te beïnvloeden is?
De demon zoekt dit gevoelige type uit, want het ongevoelige en koude leven is niet te bereiken.
Die mensen staan immers niet voor hartstocht open.
En juist dit gevoel kan het contact met de onbewuste astrale wereld tot stand brengen, waardoor de bezetenheid ontstaat.
Het onbewuste kind van God is niet voldoende te beïnvloeden.
Dat leven moet voor deze gevoeligheid en voor vele andere graden nog ontwaken.
In dit leven ligt en leeft geen kunst, want gevoel is kunst, is liefde!
Nu treden wij deze gevoeligheid binnen, wat het ontwaken voor de liefde is.
Is deze liefde voordierlijk, dierlijk of grofstoffelijk en leeft de mens op eigen kracht – wordt de volle honderd procent door de persoonlijkheid zélf beleefd – dan kan geen demon dat leven bereiken.
Nu beleeft het aardse gevoelsleven zichzelf en van astrale beïnvloeding is er geen sprake.
Voel je ook dit, André?”
„Ik begrijp u, Alcar, en ik vind het zeer machtig!”
„In deze toestand is dus het aardse wezen volmaakt zichzelf.
Maar treedt het leven een hogere graad binnen, wordt dus de vorige graad door de innerlijke ontwikkeling overschreden, dan treedt er tevens een splitsing van persoonlijkheid naar voren en staat dit leven voor onze wereld open.
Nu zweeft dit leven tussen twee graden in en is vatbaar, omdat het thans de bescherming van de eigen graad heeft afgelegd.
Het natuurlijke en stoffelijke evenwicht is verbroken en zie, de astrale wereld kan thans aan het beleven beginnen.
Nu wordt de krankzinnigheid beleefd en in dat leven gaat de mens te gronde, maar in een ander, volgend leven keert hij tot het normale stadium terug en heeft door deze belevenis geleerd; totdat de ziel als persoonlijkheid weer hoger gaat waarop opnieuw het instorten volgt.
Eerst in de geestelijke graad is de persoonlijkheid zichzelf omdat ze nu al de onbewuste en duistere graden voor het menselijke leven heeft overwonnen en op eigen benen staat.
Dat beleeft elk mens, André, en dit is het terugkeren tot God!
Niet één ziel kan eraan ontkomen.
Was er dus geen krankzinnigheid, dan bestond er tevens geen leven na de dood.
In één leven kan de persoonlijkheid zich al deze levensgraden niet eigen maken.
Hiervoor zijn duizenden levens nodig.
Als man en vrouw ondergaan wij al deze wetten.
Tijdens deze overgang van man naar vrouw is de homoseksualiteit, die ik je straks zal verklaren, ontstaan.
Wanneer de persoonlijkheid openstaat voor de astrale wereld, André – tussen twee graden in leeft – treedt de mediamieke gevoeligheid naar voren, wat niets anders betekent dan het loskomen van de vorige gevoelsgraad.
Het is voor jou de gevoelskracht, het gevoel om medium te kunnen zijn.
Je hebt dus de stoffelijke graad afgelegd en bent nu geschikt voor onze wereld.
Anderen moeten zich nog van het aardse, stoffelijke gevoel bevrijden, moeten die graad nog overwinnen, doch tevens bewijzen dat ze dan op eigen benen kunnen staan.
Het verhoogde gevoel voert hen naar deze wereld, naar het leven van de geest.
Zo eenvoudig is alles!
Voor een geleerde op aarde is dit ontzagwekkend en niet te peilen.
Voor ons is de krankzinnigheid geestelijke ontwikkeling, maar voor de geleerde afbraak en armoede.
Doch deze voor de maatschappij ongelukkigen zijn verder dan de geleerde, want deze laatste kent zichzelf niet eens en wil nu deze mensen doorgronden en helpen!
Mijn God, hoe is het mogelijk; hoe kunnen wij hen wakker schudden?
Mensen die een stoffelijke verbinding zoeken zijn volkomen normaal, maar zij die in het dierlijke afdalen en gevoelig zijn voor de astrale wereld staan open voor de bezetenheid.
Deze vrouw is een zogenaamde hysterica, máár ze denkt.
Ook al zijn haar gedachten hartstochtelijk, ook al wil zij beleven dan is dit voor de geleerde nog geen reden om haar als een waanzinnige te beschouwen.
Dierlijk gedoe is nog geen waanzin.
Deze mensen stemmen zich alleen op het dierlijke af, zodat een geleerde in staat moet zijn door de gedachte van de patiënt een duidelijke diagnose te stellen.
Langer zoeken is nu niet nodig, het wezen zélf zegt: zó ben ik.
Maar het astrale dier overheerst!
Ik wilde je door dit alles duidelijk maken, André, dat zij in haar onbewuste toestand toch zichzelf is.
Voel je thans de diepte van dit geestelijk menselijk probleem?
Wat weet men hiervan op aarde?
Deze vrouw kan haar bewustzijn niet verliezen.
Ze blijft toch zichzelf, maar ze wordt tijdelijk overheerst.
Wij hadden haar kunnen helpen!
De poorten van deze huizen zijn voor onze wereld gesloten, maar dat wordt spoedig anders en er zijn reeds tal van geleerden die voor de astrale waarheid voelen.
En dan dienen wij en zij de mens!
Hoe onbegrijpelijk alles ook voor de aarde is, Gene Zijde ziet door dit geestelijke proces heen.
Wij als astrale wezens in het licht hebben al deze wetten beleefd en ons deze eigen gemaakt.
Wij verbreken deze astrale muur of wij ontsluiten deze zielewoning en slingeren het monster buiten haar leven.
Omdat ze aan een ander leven wil beginnen – zoals Lien je dat heeft getoond – is zij en zijn duizenden van deze mensen te helpen.
Deze zieken zijn wél, maar zij met haar steentjes is niet te genezen.
Heb je dit begrepen, André?”
„Ja, meester, het is mij duidelijk.”
„Dan zal je tevens begrijpen, dat de gehele maatschappij ten opzichte van de krankzinnigen – deze gevoelige graad – zal ontwaken.
Maar dan zullen ook voor miljoenen mensen deze poorten opengaan, omdat eens het bezwijken toch komt, want elk leven moet ontwaken!
Is dit in het leven van thans niet mogelijk, dan in het volgende, maar het zál geschieden.
Het zijn de wetten van God die moeten worden beleefd.
Deze ongelukkigen zijn daarom dan ook verder dan zij die maar raak leven en denken dat ze krachtige persoonlijkheden zijn.
Aan deze zijde zullen wij hun het tegendeel bewijzen.
De mens gaat opwaarts naar de gevoeligheid en daardoor krijgt onze wereld contact met de aarde.
Duidelijker kan ik niet spreken, dit moet begrepen worden!
Wie kan thans van zichzelf zeggen: Ik ben zover?
Ik ben geestelijk normaal?
Wie heeft zich vrijgemaakt van de onbewuste en bewuste krankzinnigheid?
Bedenk eens, André, hoe ver miljoenen mensen van haar, deze arme vrouw, verwijderd zijn.
Toch denken zij de hele wereld in hun zak te hebben en zien neer op deze kinderen van God.
In ons leven kunnen zij zich niet langer verbergen.
Ze staan hier naakt voor hun eigen levensgraad, zodat elkeen hen ziet.
God weet, dat ze nu hun eigen ik beleven, maar op aarde heeft men hiervan geen begrip.
Eerst dan kennen ze zichzelf en wordt het gevoelsleven waarachtig, waarbij het hoofd buigen geleerd wordt.
Dan legt de mens, in de volle overtuiging dat het goed is, het aardse persoonlijke af.
Daarbij wordt hij door ons geholpen en dan schijnt het licht over ons allen.”
„Wanneer ik u goed heb begrepen, Alcar, dan is een psychopaat zieker dan een krankzinnige?”
„Inderdaad, André, een psychopaat heeft alles verloren en begint opnieuw het normale leven op te bouwen.
Een krankzinnige verliest zichzelf voor tien of twintig, sommigen voor hoogstens vijfenzestig procent, maar het algehele bewustzijn verliezen is niet mogelijk.
De ziel zorgt hiervoor.
Er kan van splitsing van persoonlijkheid sprake zijn, van halve krankzinnigheid.
Het stoffelijke bewustzijn volkomen verliezen echter grenst aan het onzinnige voor hen die deze wetten aanvaarden.
Maar begrijp je, hoever al deze ziekten uiteenliggen en dat de vrouw met haar steentjes veel en veel zieker is dan deze arme vrouw?
Begrijp je ook dat de eerste graden zichzelf beschermen, maar dat deze mensen niet te helpen zijn?
Deze krankzinnigheid is geen zwakte van persoonlijkheid, want dit leven is te bewust om het onbewuste te beleven.
Dat wordt door de geleerden echter niet begrepen.
De verschijnselen die dus met het karakter te maken hebben, de karaktereigenschappen die nog moeten ontwaken, betekenen voor deze zieken, dat de persoonlijkheid de levensgraad nog moet aanvaarden.
Deze krankzinnigen zijn ontwaakt, hebben zich die gevoeligheid eigen gemaakt, doch bezweken.
De andere graden kunnen nog niet bezwijken!”
André keek naar de arme vrouw.
Haar lichaam was in slaap gevallen en toch was zij wakker.
Wie in haar omgeving kon dit voelen?
„Kom, André, wij gaan verder.”
André liep versuft achter zijn leider aan en kon bijna niet meer denken.
Toch moest hij zichzelf blijven anders zou hij naar zijn lichaam moeten terugkeren.
Hij was in de hel geweest.
Hij had daar de demonen gezien en beleefd, en ook hoe zij daar leefden, maar zo’n probleem als dit had hij daar niet leren kennen.
Ze konden hier doen wat ze wilden.
De stoffelijke mens zat in zijn eigen kleed gevangen en werd leeggezogen.
André wilde sterk blijven en al deze wetten leren kennen.
Hierdoor zou hij leren en een ander bewustzijn ontvangen.
Eerst dan zou hij op aarde andere mensen kunnen helpen omdat hij dan iets van de oneindigheid van God zou afweten.
Zijn meester wandelde voor hem uit en hij volgde hem.
Hoe groot was Alcar.
Hij getroostte zich al deze moeite om de mensen op aarde van de goddelijke waarheden te overtuigen.
Deze zo reine liefdegeest daalde in de sfeer der aarde af en had ontzag voor al deze verongelukten, voor hun lijden en sterven, maar hij werd nog niet aanvaard.
Als de mensheid hem maar begreep.
Eens zou het zover komen!
Nu sloeg zijn meester een hoek om en vervolgde zijn weg.
Meester Alcar had echter deze omweg niet hoeven te maken.
Toen André hieraan dacht keerde Alcar zich om en zei:
„Neen, dat is voor mij niet nodig, André, maar ik heb mij op het stoffelijke leven ingesteld en nu heb ik deze wetten te aanvaarden.
Is het je duidelijk, André?”
André knikte zijn meester toe, hij begreep alles.
Het was steeds wonderlijk voor hem, dat zijn meester wist waaraan hij dacht.
Hoevele malen had hij dit al beleefd en steeds weer vond hij het wonderlijk.
Hij concentreerde zich nu op zijn leider en zag waarheen zij gingen en wie zij onderweg tegenkwamen.
Hij zag de zusters en broeders van het gesticht zoals hij dit ook op aarde beleefde, maar nu geschiedde dit door zijn meester.
Straks zou hij dat op eigen kracht kunnen.
Wat Alcar deed lag nog ver van hem verwijderd, maar André wist wanneer hij dit zelf zou kunnen.
In de eerste gelukkige sfeer bezat men deze gevoeligheid, dit bewustzijn.
Ook de mensen die hier zaten opgesloten waren gevoelig, doch die gevoeligheid behoorde tot het stoffelijke bestaan.
Ze leefden zich uit en kwamen nu in botsing met de wetten van God, waartegen ze zich te pletter liepen.
Hij begreep heel veel van het astrale leven en voelde zich in staat om anderen voor het eeuwige voortbestaan wakker te schudden, maar de mensen wilden nog niet ontwaken en bleven liever onbewust.
Ze vonden het te moeilijk.
In dit leven moest men zichzelf willen verliezen, maar men kreeg hiervoor het verhoogde bewustzijn in de plaats.
Voor die geestelijke schatten moest men zijn leven kunnen offeren maar wie dat niet kon bleef ongevoelig!
Dit gebeurde onfeilbaar!
Wonderbaarlijk was het leven op aarde.
Wie daar bezig was zichzelf te verliezen ontwaakte voor het hogere.
Aldus werkten de wetten.
Ging men op aarde ten onder, dan volgde daarop een ander leven, waarin de wetten die de ondergang veroorzaakten voortgezet moesten worden, totdat het zich eigen maken vanzelf volgde.
Heel duidelijk was het.
Wie nog niet zover was zou er straks aan moeten beginnen want niet één ziel kon hieraan ontkomen.
Dit was de kosmische en goddelijke rechtvaardigheid voor al de kinderen van God.
André zag nieuwe problemen voor zich en hij besefte dat in het verleden het heden lag en dat men in het heden het vorige bestaan voelde.
Het nú was het nieuwe begin.
In het verleden had de mens gezondigd tegen al deze wetten en in het heden moest alles goedgemaakt worden.
Dan loste het probleem vanzelf op en ging het leven verder, het nieuwe tegemoet.
Dat geschiedde op aarde of aan Gene Zijde, maar het ging verder.
Wat was dit toch machtig.
Het proces herhaalt zich schijnbaar eindeloos totdat de mens het bewuste geestelijke stadium bereikt heeft.
God bestuurt zowel het heelal als de mens.
Als de mens denkt te bezwijken, is God er nog om dat leven op te vangen.
De mens wordt door één macht beschermd, door God!
In dit leven krijgt hij de bewijzen van Gods liefde want als de mens verongelukt dan is dit door eigen wil.
Zijn meester wachtte hem op en trad met André een andere zaal binnen, waar hij nieuwe toestanden zag.
Een tiental oude en jonge mannen waren hier bijeen.
Deze mensen waren levend dood, krankzinnig.
Maar in welke graad van krankzinnigheid leefden deze armen van geest?
Hij zag naar zijn meester, doch Alcar keek naar hen en André voelde dat Alcar hen één voor één peilde om hun innerlijk leven vast te stellen.
Dit duurde geruime tijd.
Was dit voor zijn meester moeilijk?
Waren zij die zo diep waren afgedaald in deze ellende er nog erger aan toe dan al die andere zieken?
Wat zou hij nu beleven?
Hij voelde zich gereed en wachtte af.
In de omgeving van deze mensen zag hij astrale wezens.
De dierlijke monsters gingen hier in en uit en waren door niets tegen te houden.
Het was alsof ze hier thuishoorden en werk verrichtten, doch hij begreep het doel van hun aanwezigheid.
Alcar zei tot hem:
„Alle zieken zijn rustig, André.
Ik ga je met hen verbinden.
Kom hier bij deze mens, met hem voel je je één.”
André zag een man van middelbare leeftijd.
Hij was grof van postuur en keek wild uit zijn ogen, maar er lag ook iets droevigs en meelijwekkends in zijn blik waarachter een groot verdriet school.
Op hetzelfde ogenblik voelde André zich wegzinken en in de zieke overgaan.
Hij stelde zich onmiddellijk op zijn toestand in en voelde nu diens innerlijk leven.
Alweer hetzelfde, dacht hij.
Allen verlangen naar stoffelijke liefde.
Niet één zieke is er die niet verlangt.
Al deze mensen waren sensitief.
Als er geen sensitieven waren, dan zouden er ook geen krankzinnigen zijn.
De mens moest hier doorheen, voelde hij, en dit had zijn meester hem ook verklaard, maar velen van deze gevoeligen gingen hierdoor ten onder en stonden dan voor de bezetenheid.
André overzag dit leven.
Deze gevoelsgraad was weer anders dan al die andere die hij had leren kennen.
Afschuwelijk was het, wat hij nu waarnam.
Mijn God, dacht hij, wat zie ik toch?
In de zieke leefde de astrale geest.
Was het bij de vrouw een mannelijke geest, hier was het een vrouw.
Ze was als een afschuwelijk dier; een dier dat kon denken en als mens op aarde leefde.
Hij schrok geweldig toen hij dit waarnam.
Wat voor levens kunnen mensen toch beleven, dacht hij.
In deze toestand onderging de zieke de astrale wetten en dit was tevens een stoffelijk probleem.
Deze man was man en vrouw tegelijk en daarbij kwam nog de krankzinnigheid.
De krankzinnigheid was weer een geheel ander probleem en reeds op zichzelf voldoende om hem te doen verongelukken.
De vrouwelijke gevoelens kwamen van dit afschuwelijke monster, dat eens op aarde had geleefd als moeder en nog die gevoelens bezat, doch in dierlijke toestand.
Hiertegen moest de man vechten, wilde hij niet dat zij hem leegzoog en hem op een vreselijke wijze misbruikte.
Daarenboven bezat hij nog zijn eigen verlangens, waartegen hij zou moeten vechten, doch die hem hadden overwonnen.
Wat zij wilde en voelde, beleven wilde, beleefde ook hij.
Nu waren beiden van gevoel één en met elkander vergroeid.
Wat een probleem, dacht André.
Hij voelde nu, dat zijn meester op hem inwerkte waardoor hij het leven op aarde van de zieke ging zien.
Alcar toonde hem door een visioen diens leven.
De man wandelde op aarde en niemand vond hem abnormaal.
Hij was zichzelf en hij was het toch weer niet.
Wie kon dit menselijke raadsel begrijpen?
Wat een drama.
Het was nog onmenselijker dan dat van die arme vrouw.
Die beleefde menselijke hartstochten.
Dit was weer zo heel anders; nog dierlijker, meer verwoestend dan hetgeen hij tot nu toe had beleefd.
Hij begreep dit leven niet en toch lag de persoonlijkheid voor hem open.
Dit probleem overheerste het leven van deze man.
Alcar zei hem nu terug te keren.
„Kun je dit niet verwerken, André?
Ik heb je gewaarschuwd.
Ik zal je echter nu zijn toestand verklaren.
In wezen is hij niet diep gezonken, maar hij is ook niet normaal.
Wij dalen steeds dieper in deze wetten af en leren nu verschillende levensgraden kennen, die ons met het menselijke leven verbinden.
Niet alleen met de mens van de aarde, doch vooral met ons leven.
Wij betreden de levensgraden van de homoseksualiteit, waardoor we de wetten van God leren kennen en waarvan men op aarde niets begrijpt, ook al denkt men van wel.
Ik zei zo-even: In wezen is deze man niet zó diep gezonken, want hij beleeft zijn eigen wetten die afstemming hebben op zijn gevoelsleven.
Door deze gevoelsgraad treden wij onmiddellijk zijn persoonlijkheid binnen, die thans tot ons leven zal spreken.
Dit is één van de vele graden van de krankzinnigheid, waarin geen wartaal wordt gesproken en die geheel voor ons openligt.
Op aarde wandelen duizenden mensen in deze toestand rond en voelen zich man noch vrouw.
Kent men echter hun levensafstemming?
Hartstocht?
Dierlijk gedoe in de Ruimte van God?
Wat is het, André?
Waardoor beleven deze mensen deze halfbewuste levensgraden?
Hij is één van al diegenen die zichzelf niet meer meester zijn.
Door zijn sensitiviteit en door zijn geboorte, de schakel met het verleden, kwam hij in deze toestand.
Hij deed toen dingen, die men niet mag doen en men sloot hem op.
Doch in zijn ziekte leeft zijn karma, zijn wedergeboorte en duizenden astrale en stoffelijke wetten, die hij beleven moet, omdat zijn leven dit bewustzijn verkregen heeft.
Bovendien zullen wij door hem heel veel natuurlijke toestanden tegenkomen en de astrale werkelijkheid voor ons zien.
Door zijn eigen karmische wetten ondergaat hij deze ellende of hij wil of niet.
Hieraan ontkomen is niet mogelijk, wat je spoedig duidelijk zal worden.
Nu is de man rustig, maar o wee, wanneer hij en ook zij ín hem in opstand komt.
Dan weet men met hem geen raad en dan weet men niet of men hem bij de mannelijke of bij de vrouwelijke patiënten moet opsluiten.
Nu weer is hij man en straks weer vrouw.
Is dit splitsing van persoonlijkheid?
Omdat hij vaak wild en woest is, sluit men hem hier op.
Ook is hij sensitief, want al deze mensen leven tussen twee levensgraden in en zijn nu te bereiken.
Wanneer hij op aarde alleen hiermee te maken had, zou zijn leven reeds een hel zijn, maar er is nog meer dat hem te gronde richt.
In zijn jeugdjaren, als kind reeds, leefde hij al in een abnormale toestand.
Hij behoort tot het mannelijk geslacht, maar is vrouwelijk; hij voelt zich als het vrouwelijke wezen.
Al vroeg kwam hij met zijn lichaam in opstand.
De doktoren stonden natuurlijk machteloos en konden niets voor hem doen.
Deze eigenschappen kon men hem niet afnemen.
Ze konden enigszins deze ziekte peilen, want men kent de verschijnselen en deze persoonlijkheid, maar wat de eigenlijke kern is van deze ziekte, weet men nog niet, omdat altijd weer het eeuwige leven nog niet aanvaard kan worden.
Soms ging hij in het vrouwelijke over waarna hij kort daarop weer zichzelf was.
Zo gingen zijn jeugdjaren voorbij.
Op achttienjarige leeftijd vergat hij zich en hij kon geen weerstand bieden aan de astrale beïnvloeding, reden waarom men hem opsloot.
Maar voor de gevangenis bleek hij in deze toestand niet geschikt en men verklaarde hem voor krankzinnig.
Enige jaren gingen voorbij en men gaf hem zijn vrijheid terug, want hij scheen volkomen normaal.
In hem leefde het grote verlangen naar liefde.
Zijn organisme vroeg en zijn innerlijk wilde ontvangen.
Wat wilde hij eigenlijk ontvangen?
In hem leefde dit gevoel, waaruit hij geen wijs kon worden.
Hij vroeg zich af tot welk geslacht hij eigenlijk behoorde, en streed nu een afschuwelijke strijd, maar toch kreeg hij geen antwoord op zijn vragen.
Niemand kon hem helpen.
Geen psycholoog begreep er iets van en men kon hem geen raad geven.
Hij moest het maar nalaten!
Maar dat bleek niet zo eenvoudig, ook al vocht hij ertegen, want het vreselijke gevoel bleef hem overheersen.
Toch wilde hij van zijn verlangens af.
Maar nu hij op aarde deze toestand niet wilde aanvaarden, nu hij hetgeen hij zocht niet kon vinden, terwijl in hem de angst voor opsluiting leefde, daalde er vanuit onze wereld een wezen tot hem af en hij ging in die handen over.
Dit was dat vrouwelijke wezen, André, maar met haar kwamen er anderen.
Ook deze vrouw trok astrale wezens aan – zoals je bij „de ziel” hebt beleefd – die zich door de stoffelijke mens wilden uitleven.
Van dat ogenblik af werd het een grote chaos zowel in zijn stoffelijk als in zijn geestelijk leven, want al die astrale wezens leefden zich door hem uit en gingen hem, de stofmens, overheersen.
De krankzinnigheid trad nu naar voren.
Spoedig sloot men hem opnieuw op, omdat hij voor het maatschappelijk leven niet meer geschikt was.
Zijn toestand is dus als die van „de ziel”, met dat verschil weer, dat „de ziel” meer weerstand bezat dan deze man.
„De ziel” bleef bewust, deze man verloor zichzelf en werd dus overwonnen.
De astrale wezens behoorden ook nu niet tot de bewuste demonen in hun eigen toestand, want ze lieten toe, dat men hem opsloot.
Het beleven voor hen was nu afgelopen, maar niettegenstaande dat konden ze zich niet verwijderen en bleven één met deze persoonlijkheid.
Op aarde kent men zijn ziekte, want hij behoort tot de homoseksuelen (zie artikel ‘Homoseksualiteit’ op rulof.nl).
Waarom hij zo voelt is natuurlijk het grote raadsel en hiervoor weet men geen oplossing.
Maar voel je, André, hoe diep dit leven is?
Dat deze man niet alleen met zichzelf te maken heeft maar tevens met de demonen van de hel?
Daarbij komt nog zijn eigen verleden en juist dat verleden voert hem tot dit afschuwelijke probleem, tot een abnormale toestand van de mens – zoals men zegt – maar wat wij in ons leven als een bestaande wet hebben leren kennen.
Dit is splitsing van persoonlijkheid.
Dit is tevens het loslaten van de vorige levensgraad, het zweven tussen hemel en aarde en nog vele andere mogelijkheden meer, waarvan men op aarde de wetten nog niet kent.
Zijn abnormale gevoelens vinden wij in dat verleden terug.
Doch de wetenschap erkent geen verleden!
Voor de geleerden leeft de mens voor het eerst op aarde.
Maar in dat verleden, André, leefde eens deze man en wel als vrouw.
Deze mens heeft intussen geen ander leven kunnen beleven en voelt zich als vrouw, maar leeft nu in het mannelijke stofkleed.
Deze mens is dus in disharmonie met het natuurlijke leven en met dit scheppende organisme.
Deze homoseksualiteit voert ons nu in de eigenlijke krankzinnigheid (zie artikelen ‘Homoseksualiteit’ en ‘Krankzinnigheid’ op rulof.nl).
De homoseksualiteit op zichzelf ís al een graad van de krankzinnigheid en kan bewust of onbewust worden beleefd (zie artikelen ‘Homoseksualiteit’ en ‘Krankzinnigheid’ op rulof.nl).
Dan treden wij de abnormale of de normale levensgraad binnen, die al dan niet afbrekend wordt beleefd en ons voert tot de eigenlijke persoonlijkheid.
Dat wil dus zeggen, dat de persoonlijkheid geen raad weet met dit organisme en zich ook nu vrouw voelt niettegenstaande dat dit leven het scheppende organisme heeft moeten aanvaarden.
Doordat de mens de tegenwoordige levensgraad loslaat en een hogere binnentreedt om te evolueren, staat de persoonlijkheid onmiddellijk voor de homoseksualiteit, omdat het leven tijdens het sterven in niets is veranderd.
Wanneer nu de mens op aarde terugkeert, moet hij zijn eigen gevoelskracht en bewustzijn beleven, want in dit leven voelt hij zich niet anders en komt nu in botsing met het nieuwe stofkleed.
Voel je dit, André?”
„Ja, Alcar, maar het is weer ontzettend diep.”
„Toch zul je mij kunnen volgen, want wij kunnen deze mens als scheppend wezen ontleden; in hem leeft namelijk deze wet.
Aan deze zijde leeft het antwoord ten aanzien van dit probleem en is de oorzaak van zijn krankzinnigheid – waar het ons eigenlijk om gaat – te vinden.
Wij leren dan meteen het verschijnsel van de homoseksualiteit – een toestand die men op aarde veracht maar die toch heel natuurlijk is – kennen.
Voor velen op aarde is het dierlijk gedoe – voor ons leven echter is het het verdergaan van het wezen in een hogere levensgraad, de ontwaking van het innerlijk.
Niets en niets anders!
De homoseksualiteit heeft in wezen niets met hartstocht uit te staan.
Hoewel mannen en vrouwen zichzelf zoeken wat weliswaar tot de hartstocht voert, is de waarachtige kern van dit gebeuren natuurlijk en dit moet ieder mens ondergaan, want het behoort tot de geestelijke ontwaking van de ziel als persoonlijkheid.
Het is het loskomen van het vorige, dierlijke bestaan.
Nu wordt deze man door de astrale wereld beïnvloed en hierdoor ontstaat voor hem de krankzinnigheid.
De man bevindt zich in handen van het kwaad, omdat ook in hem die afstemming nog leeft.
Maar er leven ook homoseksuelen op aarde, die de eerste sfeer kunnen binnentreden en die het leven heilig beleven.
Ik hoef je natuurlijk niet te zeggen, dat zij zich hebben losgemaakt van de hartstocht, hebben losgemaakt van de eigen bewuste verlangens, die tot het abnormale behoren, omdat de man niet ontvangen kan.
Om te ontvangen moet men immers het moederlichaam bezitten; doch de man voelt zich vrouw en wil nu ontvangen.
De geestelijke graad echter weigert beslist en beleeft het leven in reine meditatie en in deemoed voor Gods schepping.
Die graad heeft universeel lief en is losgekomen van de stoffelijke liefde!
Zo zouden allen moeten leven, doch het merendeel is nog niet zover en wil nu beleven.
Dit wordt aangemoedigd door de astrale mens die op aarde leeft.
Hij is daar gestorven en dit leven binnengetreden, waarna hij naar de aarde terugkeerde om te beleven.
De astrale hartstocht vonden de onbewuste astrale wezens niet voldoende.
Het stoffelijk beleven gaf hun meer voldoening.
Later zullen wij nog dieper in de hellen afdalen, André, en eerst dan zul je het kwaad daarin leren kennen.
Op onze vorige reizen kon je dat niet verwerken, ook al heb je er heel veel van beleefd.
Een van deze astrale wezens is het dan ook die bezit nam van zijn stofkleed, waardoor de man krankzinnig werd.
Dit is zijn toestand, André.
Op dit moment is de man rustig en allen hier met hem, maar straks, als dit vrouwelijke wezen aangevallen wordt omdat men ook haar beleven wil, is zijn rust voorbij.
Dan ontstaat er een gevecht dat zo dierlijk, gemeen en afschuwelijk is, dat men zijn handen en voeten binden moet anders zou hij alles breken.
In een dergelijke toestand bezit deze man een honderdvoudige kracht en is dan niet meer te temmen.
Voor geen tien mannen gaat hij opzij, hij breekt hen.
Maar waarom is een krankzinnige zo sterk, André?”
„Door de demonen, natuurlijk, Alcar.”
„Heel goed, André, maar dat weet men op aarde niet.
Door al die astrale wezens neemt zijn eigen kracht toe en dit is heus wel te begrijpen.
Een geleerde kent deze toestand niet, terwijl hij juist hieraan het astrale bewustzijn had kunnen vaststellen.
Eén mens kan zoveel kracht niet bezitten.
Wanneer men denkt dat de krankzinnige in opstand is, zijn het juist al de anderen, die willen voorkomen, dat men hun slachtoffer aan handen en voeten bindt.
Die astrale kracht kan onmetelijk zijn, totdat het organisme het niet meer verwerken kan en bezwijkt.
De demonen kunnen dus niet boven het natuurlijke evenwicht komen, want dan komt er zo’n stoornis dat het stoffelijke lichaam instort.
Niettemin kan de kracht van de zieke zo worden opgevoerd, dat hij alles kort en klein slaat.
Hoe demonischer de astrale kracht en het bewustzijn is, des te sterker worden de lichamelijke krachten van de krankzinnige, waaraan men de astrale concentratie kan vaststellen.
Maar een geleerde komt niet zover.
Hij ziet nog steeds deze ene mens, maar het kunnen er tien zijn.
Die tien verbinden hem met onze onbewuste wereld en dan kan hij een blik werpen op het leven na de dood.
Dan staat hij voor al deze wetten en moet deze aanvaarden.
Het kwaad helpt nu zichzelf!
Het kwaad kan hem aantonen, dat Gene Zijde geen fictie is, maar werkelijkheid.
Iedere krankzinnige bezit die werkelijkheid.
Iedere gedachte is bewust gedacht, ook al komt die gedachte uit het diepe onderbewustzijn voort, waarachter uiteindelijk toch weer de astrale wereld ligt.
Dat wil zeggen, dat de geleerden zich altijd weer alléén maar op het menselijke onderbewustzijn instellen, hierdoor stranden en vervolgens zich hierin uiteindelijk verliezen.
Duizenden astrale wezens loeren op één lichaam.
De hellen zijn dan ook overbevolkt.
Ook in de wereld van de geboorte wachten duizenden zielen op een organisme, zó zijn de wetten van God overschreden.
Wanneer wij straks aan de kosmologie beginnen, André, dan leer je zien waardoor dit alles is gekomen en waarom andere planeten niet deze disharmonie kennen.
Tussen hemel en aarde speelt zich dit alles af en deze toestand is door de mens in het leven geroepen, omdat hij zich heeft vergeten.
Niet één mens kan aan deze chaos ontkomen.
Eerst moeten al deze wetten worden goedgemaakt en dan kan de ziel pas verdergaan.
Tegen de tijd dat wij aan de kosmologie beginnen ben jij een kosmisch bewuste.
Ik zal je dan nog diepere vragen stellen, waarop je het antwoord zult ontvangen.
We volgen dan het ontstaan van de schepping tot in het „AL”.
Dat is de kosmologie voor het leven op aarde, van ieder mens, ook van de krankzinnige, van de halfwakende bewustzijnsgraden, die wij thans voor ons zien.
Maar je ziet het, André, in een toestand zoals van deze man zijn deze menselijke krachten niet te peilen.
En dit onzichtbare gevecht ontstaat, omdat de vrouwelijke ziel in hem leeft.
Dit is voor de mannelijke geest thans een aardse, dierlijke attractie.
Ze beleven nu beide organismen vanuit één levensgraad en wel door de homoseksualiteit.
Voel je, hoe beestachtig het wordt, nu de menselijke ziel als aards mens verbinding krijgt met die wereld (zie artikelen ‘Krankzinnigheid’ en ‘Homoseksualiteit’ op rulof.nl)?
Is het dan zo’n wonder, dat velen vanuit dat leven zijn lichaam willen bezitten?
Men wil haar nu dit organisme ontnemen.
Dat beleefde „de ziel” ook!
Maar „de ziel” hield zich staande.
Doordat je hem hebt genezen kun je thans de waarachtige feiten begrijpen, André.
Daarom wilde ik, dat je hem hielp; wij krijgen nu eenmaal niets voor niets!
Deze demonen kunnen wij uit zijn aura verwijderen, want ook deze man is nog te genezen, maar van buitenaf.
Juist omdat hij aangevallen wordt en omdat dit de splitsing van persoonlijkheid is.
Dit is dus de bewuste splitsing van persoonlijkheid, André, maar wij kennen ook de onbewuste en die heeft de ziel in eigen handen.
Met andere woorden, de ziel als de stoffelijke persoonlijkheid is gesplitst doordat de vorige graad nog niet overwonnen werd en de hogere nog niet werd behaald.
Toch kan daarin het leven zichzelf blijven, maar dan is de persoonlijkheid noch man, noch vrouw.
Dan is hij in géén van beide levensgraden bewust en gelijk een levende dode, maar niettemin bezit hij het volmaakte stofkleed.
Dus geen psychopaat!
Kun je mij nog volgen, André?”
„Ik doe mijn best, Alcar, en ik heb er, geloof ik, alles van begrepen.”
„Dat zou mij gelukkig stemmen.
Ik wil dan ook een proef nemen, want hoe meer jij van al deze wetten begrijpt, des te gelukkiger maak je mij.
Vergeet dit nooit.
Wanneer ik in één jaar bereiken kan, waar anderen tien jaar over doen, dan betekent dit voor jou geestelijk bewustzijn en het bezit van een enorme persoonlijkheid, wat slechts weinig mensen op aarde bezitten.
En nu mijn vraag, André.
Waarom, denk je, is de ene splitsing onbewust en de andere weer bewust?
Ik bedoel dus die mens, die in onbewuste toestand zowel het mannelijke als het vrouwelijke gevoel bezit en toch zichzelf is.
Dit is een bewuste levensgraad, André.
Deze mens kan zichzelf zijn maar is desondanks volkomen abnormaal, want de persoonlijkheid bezit geen bewuste gevoelens en kent geen stoffelijke verlangens.
Ik zet je nu deze toestand uiteen maar kun je mij hiervoor een verklaring geven?”
André dacht na en hij voelde wat zijn meester bedoelde.
Hij zag die mens voor zich, als man en als vrouw en toch was deze niet beïnvloed, noch krankzinnig.
Dát bedoelde zijn meester.
Door wat, waardoor voelt zich die mens zo bewust en waardoor kan deze zich staande houden?
Plotseling had hij het antwoord.
Hij beleefde op dit ogenblik die toestand en antwoordde:
„De ziel als mens, meester Alcar, heeft beide lichamelijke graden overwonnen, maar beleeft nu de wedergeboorte als karmische wet.
Vanuit het andere leven, het moederlichaam gekomen, weet de persoonlijkheid met het mannelijke lichaam geen raad, maar leeft toch in het natuurlijke evenwicht.”
„Buitengewoon duidelijk, André, ik maak je mijn compliment.
Ga zo verder.”
„Hebt u mij soms helpen denken?”
„Neen, waarachtig niet.
Dit is je eigen geestelijk bezit.
Het enige wat ik deed was, dat ik je even vrijmaakte van je stoffelijke band.
Je mist nog steeds vijfentwintig procent levensbewustzijn, André, omdat je nog op aarde leeft.
Maar dit antwoord is het!
Die persoonlijkheid moet normaal handelen maar is toch abnormaal.
Dit gaat zo ver, zo hoog, zo bewust verder, dat er mensen zijn die zich volkomen kunnen geven als man en vrouw, terwijl zij toch in zich die hunkering voelen, die hen tot het abnormale voert.
Zij beleven hun eigen leven thans voor slechts vijftig procent.
Komt de persoonlijkheid op honderd procent, André, dan wordt eerst de volle reine natuurlijke, stoffelijke en geestelijke liefde beleefd.
Wat voordien beleefd kan worden is niet meer dan het zich geven, waardoor niettemin kinderen geboren worden.
Indien ik de stoffelijke en geestelijke graden van de liefde ging ontleden, bleef er maar weinig van de menselijke liefde over.
Ook dat behoort tot de kosmologie en dan eerst voelt de mens wat liefde eigenlijk is en waardoor de mens kan liefhebben.
Wonderbaarlijk is dit alles, want het voert ons tot al de graden van de menselijke eigenschappen, die wij geestelijk-wetenschappelijk zullen ontleden.
Uit alles halen wij dan de kern!
Wie in deze graad op de volle honderd procent leeft is niet bewust scheppend, doch schept door de hartstocht.
Hij is bezig zich los te maken van het vorige gevoelsstadium om zich het verhoogde gevoel eigen te maken.
Maar hierin beleeft de man over wie wij zo-even hebben gesproken en over wie ik je de vraag stelde, het vijftig-procent-stadium en is nu een levend dode.
Want iemand in het volle honderd-procent-stadium belééft zélf!
Die wil scheppen of baren!
Dat is de bewuste moeder of de bewuste vader op aarde en zij dienen elkaar en hebben natuurlijk-lichamelijk lief.
Zij dienen het evolutieproces en dienen dus God.
De andere en wel onbewuste graden bevinden zich in de gestichten en beleven de krankzinnigheid.
De graad die wij nu volgen is nog niet de diepste krankzinnigheid.
Er zijn nog diepere graden.
Dan lost de persoonlijkheid volkomen op en zinkt onherroepelijk in het onderbewustzijn weg tijdens het gehele leven op aarde.
Eerst aan deze zijde komt weer de splitsing van deze wezens en gaat ieder naar de eigen afstemming aan deze zijde.
Hoe is nu de afstemming van deze man op aarde, André?
Kent men deze persoonlijkheid?
Is deze mens wel te herkennen?
Men spreekt over homoseksualiteit en tracht deze mensen te ontleden, maar toch is dat ontleden het graven in het eigen bewustzijn, omdat men van dit leven niets weet.
Het zijn en blijven raadsels voor de mensheid maar aan deze zijde leeft de oplossing en nu kunnen wij deze toestanden volgen.
Waarom voelt zich deze arme man zo?
Heeft hij hierom gevraagd?
Kan God de één alles schenken en de ander het levend dood zijn bezorgen?
De één bewust maken en de ander onbewust?
Dit zou onrechtvaardig zijn en dus niet mogelijk!
Want God is een Vader van liefde!
Ik kan kort zijn, want je weet er eigenlijk reeds alles van.
De mens beleeft beide organismen.
Dit leven komt in het mannelijke of in het moederlichaam en moet in beide organismen het volle natuurlijke bewustzijn bereiken, maar soms is dat niet mogelijk.
In één leven kan dat niet, daarvoor is het aardse leven te kort.
En nu treden deze verschijnselen op de voorgrond.
De mens moet zich dus al deze organismen en geestelijke wetten eigen maken, want dat behoort bij het evolutieproces, dat is het hoger gaan in de geest en het terugkeren tot God.
De persoonlijkheid ontwaakt hierdoor en deze is het, die het ontvangt en die in beide organismen leeft.
De ziel als persoonlijkheid maakt zich de wetten in de Ruimte eigen en moet zich daarvoor inspannen en dat kost studie.
Elkeen moet de wetten van God leren kennen en dan eerst volgt het zich eigen maken.
Het wonderkind bezit het gevoel om kunst te scheppen.
Het rekengenie heeft dit eveneens ten opzichte van het rekenen en andere mensen bezitten dit weer voor tal van andere stoffelijke mogelijkheden, waardoor hun uitblinken naar voren treedt.
Dat is het eigen menselijke bezit.
De mens heeft zich dat gevoel in de levens die vooraf gingen eigen gemaakt.
Dit zien wij nu terug in de schepping ten opzichte van het menselijke gevoelsleven als man en vrouw, want de ziel moet zich het barende - en het scheppende lichaam eigen maken.
God schiep voor de mens vele lichamen.
De mens zou al die lichaamsgraden beleven teneinde deze zowel stoffelijk als geestelijk te overwinnen.
Op deze wijze zou hij van de lagere naar de hogere graad evolueren.
Hierin komt het vallen en opstaan, het bezwijken.
Thans treden de graden van krankzinnigheid en al de daarmee in verband staande levenswetten, die door de geest moeten worden overwonnen, naar voren.
De persoonlijkheid maakt zich deze eigen en vertegenwoordigt ze als mens!
Het is dus niet mogelijk, André, dat God het ene kind méér geeft dan het andere.
Dit zijn levenswetten.
Voor iedereen zijn deze mogelijkheden om te ontwaken weggelegd; elk mens bezit ze!
God heeft deze mogelijkheden in onze handen gelegd.
Wij leren hierdoor de schepping kennen.
Daarna komt het zich eigen maken en dat geldt voor elkeen.
Het is de bedoeling van God dat wij evolueren; daarvoor schonk Hij de mens alles van Zichzelf.
Wij zijn goden!
Ook hierin is God rechtvaardig.
Dat God het ene kind bevoordeelt en het andere laat verhongeren of krankzinnig maakt, kan niet!
De homoseksueel en de krankzinnige hebben hun eigen toestand geschapen, maar zullen zich hiervan losmaken wat echter eerst in een volgend leven bereikt wordt.
In dat leven zal de geest zichzelf leren kennen, maar dit gebeuren verbindt ons met de reïncarnatie en met het leven van deze en andere zieken.
Kijk hier, André, weer een heel andere toestand en eigenlijk toch dezelfde graad waarin al deze mensen leven.
Alléén de karakters zijn anders, want niet twee mensen zijn gelijk.
Hun levensgraden hebben dus één afstemming, alleen is de een dieper in deze ellende gezonken dan vele anderen, omdat de reïncarnatie spreekt.
Wanneer de liefde gaat spreken en naar voren treedt, staan wij onmiddellijk weer voor andere levensgraden, die de persoonlijkheid zich moet eigen maken.
Hierin verliest de geleerde zich, omdat hij deze wetten niet kent.
Deze oude man is reeds jaren hier en kan zich van de astrale wereld niet vrijmaken.
Men kan niets voor hem doen.
Hij is diep in zijn onderbewustzijn weggezonken, maar heeft het geluk, dat hij in dit leven de mediamieke sensitiviteit nog niet heeft behaald.
Is dat wel het geval, dan leeft de astrale wereld zich volkomen door het aardse dagbewustzijn uit en wordt het lichaam in korte tijd afgebroken.
Immers, de persoonlijkheid kan nu geen weerstand bieden en evenmin aan het organisme kracht geven.
De astrale demon houdt hier geen rekening mee, zodat in korte tijd het organisme belééfd is.
Deze man zweeft tussen de zesde en zevende graad van de krankzinnigheid in en dankt zijn ouderdom thans aan zijn onbewustzijn of hij was reeds aan deze zijde.
Hiermee betreden wij opnieuw de kosmologie en deze leert ons, dat zijn einde op aarde vastligt.
Hij kan geen seconde te vroeg of te laat overgaan.
In zijn leven liggen die wetten opgesloten, hij heeft zich deze eigen gemaakt.
Voel je wat dit zeggen wil?
De mens maakt zich de dood eigen, hij krijgt leven en dood in eigen handen en die wetten beslissen over het moment van sterven en geboren worden.
Doordat hij tussen deze twee graden in leeft, is zijn innerlijk leven niet bewust en vanzelfsprekend ook zijn liefde niet.
Hierdoor heeft hij rustig zijn krankzinnigheid kunnen beleven.
Toch is deze man dieper afgedaald dan hij daar, die wij zo-even hebben gevolgd.
Voel je de merkwaardigheid van deze wetten?
De mens heeft die wetten in handen.
Aan de wijze waarop hij deze beleeft is zijn bewustzijn vast te stellen.
De man wordt van tijd tot tijd aangevallen en men probeert hem vanuit deze wereld wakker te schudden, maar die persoonlijkheid is nu niet te bereiken.
Zijn toestand is zuiver psychopathisch, echter met dat verschil, dat hij een normaal organisme bezit maar niet normaal denken kan, omdat andere wezens hem hebben overwonnen.
Die astrale wezens eten en drinken door hem en voelen zich weer op aarde.
In hem leven demonen die de ouderdom verkiezen in tegenstelling tot hen die de jeugd willen beleven.
Dat zijn wezens die de astrale duistere wetten hebben leren kennen en door hun overheersen het aardse bewustzijn vernietigen.
De karaktereigenschappen van al deze zieken treden nu op de voorgrond en hieraan herkennen wij de kern van de krankzinnigheid en de graad waarin zij leven.
Is de mens volkomen bewust in de een of andere levensgraad, dan kan de astrale wereld hem beleven en dan volgt vanzelf het tot eenheid komen met het aardse individu.
Mannen en vrouwen beleven deze wetten thans naarmate de eigen karaktereigenschappen op de hartstocht ingesteld staan.
Maar allen beleven één gebeuren: dat is het ontwaken voor het waarachtige moederschap.
Wie in het normale leeft kan deelnemen aan de schepping Gods, André, maar wie die drang en gevoelskracht, dat het waarachtige bewustzijn aan ons schenkt, nog niet bezit, valt terug in al deze onbewuste graden, die tot de ziekelijke krankzinnigheid behoren.
Al deze mannen en vrouwen in welke graad ze zich ook bevinden, zijn op weg naar het moederschap, wat de persoonlijkheid aanvaarden moet.
Wie dit bewustzijn nog niet bezit, staat nu open voor talrijke wetten van het kwaad.
Hij voelt niet dat God ons Zijn leven geschonken heeft en gaat thans door het dal van smarten.
Door dit dal van smarten beleeft de geest al deze onbewuste graden.
Eenmaal echter tot de schepping gekomen, reageert de ziel als persoonlijkheid anders en bereikt het normale.
Het is alleen het moederschap, dat ons het bewuste kan schenken, omdat wij dan bewust aan het scheppingsplan hebben deelgenomen.
Doch voordat wij zo ver zijn, zijn wij in ons leven verschillende malen bezweken en zagen wij onszelf herhaaldelijk in deze huizen.
Eerst tijdens dit bezwijken stonden wij open voor het verkrachten van ons bestaan, omdat wij voor het normale nog niet geschikt waren.
Toch boekten wij hierdoor winst en dit evolutieproces beleven allen!
Waarover ik spreek behoort tot de kringloop van de ziel.
De ziel als mens komt tijdens zijn evolutieproces in de dierlijke bewustzijnsgraad.
In die dierlijke en voordierlijke graad moet de persoonlijkheid ontwaken.
Dit niveau dat wij dan als mens hebben bereikt, moet als uitgangspunt worden benut om verder en hoger te gaan.
Dit leven weet van vader- noch moederliefde af; het is onbewust.
Al het leven in de Ruimte is in dit stadium geweest.
Niet één engel uit de sferen van licht kon eraan ontkomen, het is het ontwaken voor God.
En God is Moeder!
De ziel als mens zal zich door al die levens het goddelijke moederschap eigen maken.
De persoonlijkheid moet nu trachten zich uit die voordierlijke stadia te bevrijden en daar is het mannelijke en vrouwelijke lichaam voor.
Duizenden levens hebben wij reeds afgelegd als de stoffelijke graad voor het moederschap bereikt wordt en eerst daarna treden wij de geestelijke graad binnen.
In de eerste stadia hebben wij lief, maar die liefde is dierlijk.
Wij volgen en beleven de hartstocht.
Maar de moederliefde verbindt ons met God.
God legde door de liefde van de moeder een verbinding met zichzelf, waardoor wij als mens goddelijk contact kregen.
Door de liefde krijgen wij het denkend vermogen en gaan wij weten, wat het zeggen wil om moeder te kunnen zijn.
Door het moederschap treden wij het waarachtige leven binnen en op weg hierheen beleven wij tal van verschijnselen, waartoe de homoseksualiteit behoort.
Wij zijn dan niet gereed voor deze hogere graad, noch voor het bewuste moederschap, want wie de moederliefde bezit staat stevig op eigen benen.
Niets kan dan die mens overvallen, want dat leven is in alle graden bewust.
God stuurt Zijn kinderen naar de „Universele” waarheid.
Dat is het moederschap, want de moeder schept zoals God het in het oneindige deed.
Het woord zegt het ons: scheppen is werking en betekent bewustzijn.
De mens moet zich dus het normale eigen maken, wat door het moederschap verkregen wordt.
Als man lopen wij naast de schepping, maar als moeder beleven wij al deze onbewuste graden en zinken erin weg, indien ons bewustzijn niet volkomen is.
Wanneer de moeder dus een leven ontvangt, André, de geboorte van het kind beleeft, wil dit zeggen, dat deze persoonlijkheid als moeder bezig is zich door het beleven van dit proces een andere en wel hogere graad eigen te maken.
Zijzelf kan hiernaar geen hand uitsteken.
De ziel die aangetrokken wordt regelt alles vanzelf maar de graad van leven van de moeder beslist.
Anders is het echter wanneer de geboorte tengevolge van de karmische wet plaatsvindt.
In dat geval laat de persoonlijkheid zich bij de moeder met wie hij uit vorige levens heeft te maken geboren worden, ongeacht de levensgraad van de moeder.
Het aantrekken van de eigen graad is echter voor het gevoel van de moeder het belangrijkste, want nu is de persoonlijkheid waarlijk moeder!
De moeder dient, en door dit ruimtelijke dienen gaat zijzelf hoger.
Door deze geboorte komt het ene leven door het andere tot de geestelijke ontwaking.
Moeder en kind beleven dit als één gebeuren, één toestand, één wet, de wedergeboorte op aarde.
Elke levensgraad bezit dit gevoel dat de afstemming van het leven bepaalt en tot persoonlijkheid is geworden.
Begrijp je, wat ik bedoel, nu wij voor het moederschap staan?
Voel je, wat het zeggen wil om als moeder te kunnen leven?
Het normale wezen schept, verlangt om het kind te mogen bezitten; het andere bewustzijn is er niet toe in staat.
Thans leren wij het onbewuste kennen, dit leven moet dus nog voor het moederschap ontwaken.
Doch voordat het zover is heeft deze vrouw het bezwijken reeds beleefd en dan vinden wij die graad onder deze zieken terug.
Het is zuiver vallen en opstaan op de weg naar omhoog, doch hiervan begrijpt men op aarde het goddelijke doel nog niet!
Een dier heeft lief en kan het moederschap beleven.
Maar dieren zijn geen mensen.
Het is nu noodzakelijk, dat de persoonlijkheid als mens het menselijke gaat volgen en beleven, wil deze ontwaken voor de eigen levensgraden.
De hoogste levensgraad op aarde is de geestelijke.
Alles wat hieronder leeft is nog geestelijk onbewust en vertegenwoordigt achtereenvolgens de voordierlijke, dierlijke, grofstoffelijke of stoffelijke graden.
Al deze levensgraden zijn nodig of de mens zou in de hogere graden bezwijken en niet meer tot het ontwaken komen.
Maar God wist, dat de persoonlijkheid trede na trede zou beleven en schonk aan Zijn leven al deze mogelijkheden.
Tijdens deze leerschool gingen wij ten onder, totdat wij uiteindelijk het hoogste behaalden en daarna de sferen van licht binnentraden.
Voor de mens op aarde is dit het normale bewustzijn als moeder.
Ik kan hier dieper op ingaan, André, maar dat wordt te veel voor je.
Eerst later gaan wij deze wetten volgen en dan zal ik je deze van het ontstaan af verklaren.
Ik hoop echter dat je begrepen hebt, dat het moederschap het essentiële is in de Ruimte, want door de moeder betreedt de persoonlijkheid het waarachtige leven, gaat deze zich één voelen met God, omdat deze als moeder de schepping ondergaat.
Al deze zieken zijn nog niet zover, want deze mensen moeten die hoogte nog bereiken.
De één is nu hierin iets verder dan de ander, maar allen zien thans hun levens verknoeid.
Ten opzichte van God is dat niet erg, want het volgende leven wacht.
Duizenden organismen staan gereed die alle moeten worden beleefd, wil de persoonlijkheid eens staande blijven om het bewuste moederschap te ontvangen.
Het zijn dus de zwakheden die tijdens het leven overwonnen moeten worden, waardoor de persoonlijkheid wordt versterkt.
Al deze mensen, André, moeten dus voor hun levensgraad en voor het moederschap nog ontwaken.
In hun graad van leven zijn zij ten achter.
Hun eigen levensgraad bevindt zich onder die van de gemiddelde mensheid; zij staan er echter wél vóór, dat wil zeggen voor het moederschap waarin zij dan staande zullen blijven.
Ze maken zich dus gereed om deel te nemen aan de schepping en om als man en vrouw het evolutieplan van God te dienen, maar ze zijn er thans nog niet toe in staat.
Dit is de stoffelijke krankzinnigheid.
Een krankzinnige is dus bezig om te ontwaken.
Als man kan hij niets anders beleven, maar in een volgend leven als vrouw ondergaat hij – deze mens dus – de hartstochtelijke liefde, die straks gericht is op het normale, het bewuste ontvangen.
Dan vertegenwoordigt dit leven de eigen levensgraad, waarvan het thans noch iets begrijpt noch voelt, omdat de drempel nog overschreden moet worden.
Zeven stoffelijke graden moeten door de persoonlijkheid worden beleefd, voordat de geestelijke afstemming bereikt is.
Wij zien dus onmiddellijk in welke graad de mens zich bevindt en kunnen thans hieraan de graad van de krankzinnigheid vaststellen.
Wij weten nu wat deze ziel moet beleven en hoe de astrale verbinding is.
Ook weten wij of iemand geheel ten onder zal gaan.
Of dit dus al dan niet mogelijk is.
De geleerde op aarde verliest zich in al deze wetten en graden.
Toch zou hij het grote raadsel kunnen ontsluieren, maar dan moet hij eerst ons leven en bewustzijn aanvaarden om achter deze sluier te zien.
Alléén door ons bewustzijn is het mogelijk daar men op aarde slechts stoffelijk denkt!
Maar stof en leven zijn één.
Deze beide, waarvan echter dan het stoffelijke tot het halfgeestelijke stadium geëvolueerd is, vinden wij ook aan deze zijde terug.
Hierdoor hebben wij als ziel en als geest een verdicht lichaam of wij hadden geen bestaansmogelijkheid van God ontvangen.
Toch is er in ons denken en voelen na ons sterven op aarde niets veranderd!
Het is dus heel natuurlijk, André, al deze mensen hebben het moederlichaam gehad en beleefd.
Doordat de mens beide lichamen moet beleven is de homoseksualiteit ontstaan.
Indien er geen homoseksualiteit zou bestaan, dan zou het tevens niet mogelijk zijn dat de ziel zowel het moeder- als het vaderlichaam zou kunnen beleven.
Maar dan zouden wij moeten aanvaarden, dat de schepping niet deugde en dat is uitgesloten!
Duizenden problemen zouden dan het scheppingsplan in duigen laten vallen, zouden ons als mens maken en breken, omdat de éne ziel als vrouw alles zou ontvangen en beleven en de man in zijn evolutie niet verder zou komen.
Als man zouden we dan op aarde leven maar niet verder komen, want de moeder alléén zou het zijn, die het verhoogde stadium zou binnentreden door de verbinding met God.
Tijdens de dracht van het kind is de moeder met Gods schepping verbonden.
De homoseksualiteit is dus een natuurlijk en normaal verschijnsel.
Het heeft geen nut al die mensen te verachten, want wij allen hebben ons eens onbewust gevoeld.
Niet één mens kan zeggen: Ik niet, ik heb die gevoelens nimmer gekend.
Dat is waanzin!
Die mensen leven tussen de beide organismen van man en vrouw in en zijn noch het een, noch het ander.
Maar de stoffelijke hartstocht wordt gevoeld en wil worden beleefd, wat nu tot het abnormale behoort en waarvan de persoonlijkheid zich vrij moet maken.
Komt het leven nu tot het moederschap, dan lost onmiddellijk de homoseksualiteit op.
De ziel, André, leefde dus voor dit leven in het moederlichaam en heeft nu het mannelijke kleed ontvangen.
Ook hierin vinden wij graden, want thans wil de moeder de moeder beleven en de man de man, omdat deze graad tot het halfwakende gevoelsleven behoort dat de halfstoffelijke homoseksualiteit is.
Iedere gedachte, elke hartstocht, ook de liefde, bezit weer zeven eigen graden die als overgangsstadia worden beleefd, voordat de eigenlijke graad van de homoseksualiteit optreedt.
Al die stadia moeten door de persoonlijkheid worden beleefd of het leven zou stilstaan in de ruimtelijke ontwikkeling.
Om hierin het hoogste te bereiken beleeft de ziel, tijdens miljoenen eeuwen, miljoenen levens op aarde.
Eerst daarna kan het leven zeggen – ik heb mijn kringloop op aarde volbracht!
Lach niet, scheld niet op de homoseksueel, gij zijt het zelf!
Veracht geen mens, die krankzinnig is, ge zijt het zelf geweest of ge zult het nog worden!
Die graden wachten u op; niet één mens kan eraan ontkomen.
Goddank kunt ge eens op aarde zeggen – ik ben zover, ik heb mijn graden beleefd, nu ga ik in het bewuste verder.
God is rechtvaardig, God kent geen onderscheid in rang en stand.
Wanneer God voor de ziel het lichaam van de moeder geschapen heeft, is dat voor al het leven van God en niet slechts voor een klein deel.
Voor de ziel zijn beide lichamen bestemd!
Het scheppend wezen gaat in het moederschap over, omdat ook God Vader én Moeder is!
De persoonlijkheid echter maakt zich deze gevoelskrachten eigen.
Aan deze zijde, André, kent men noch man, noch vrouw.
Wij hebben het stoffelijke één-zijn afgelegd, maar wij maken ons gereed voor de vierde kosmische graad, een planetenstelsel voor ons mensen, waarop wij weer hogere stoflichamen zullen ontvangen.
Het moet je dus duidelijk zijn, André, waarom deze mensen zich zo voelen.
Ons wordt niets geschonken, wij moeten de wetten van God leren kennen.
De mensheid is miljoenen jaren oud en toch zijn wij nog niet verder gekomen dan de aarde.
Het kwaad, het onbewuste moet overwonnen worden.
Waar de mensen zich ook bevinden, hoe zij zijn en wat ze zijn, het doet er niets toe.
Hoe hoog ook op de maatschappelijke ladder geklommen, voor God zijn wij één.
Wat de één bezit zal de ander moeten ontvangen, want dat is de bedoeling van Gods schepping.
Al deze krankzinnigen vechten met zichzelf en worden door deze wereld aangevallen.
De onbewuste astrale wereld wil licht zien, wil eten en drinken, wil warmte, want in de hellen mist men dat.
Vanzelfsprekend keert het leven derhalve naar de aarde terug om daar opnieuw het stoffelijke te beleven, want dat is mogelijk.
Velen van hen hier zijn te helpen, want wij kunnen hen vrijmaken van de astrale persoonlijkheid.
Droevig is alles wat je onder hen meemaakt en toch weer heel natuurlijk, want ze beleven de goddelijke wetten.
Zolang de moederliefde niet is beleefd, keert de ziel tot de aarde en tot het stoffelijke leven terug.”
Plotseling hoorde André een afschuwelijk geschreeuw en hij keek in de richting waar het vandaan kwam.
Een grote man sloeg links en rechts van zich af.
Hij was het, die zo schreeuwde.
Wat is dat? dacht André.
Ga weg, riep de man en rende naar een hoek van de zaal.
De andere zieken werden onrustig.
De stilte was ineens verdwenen.
Onmiddellijk kwamen verschillende broeders en zusters aangerend om de man te kalmeren, doch dat bleek niet zo eenvoudig.
Als een wilde stier sloeg hij elkeen tegen de grond die in zijn omgeving kwam.
„Is deze man bezeten, Alcar?
Ik bedoel, wordt hij nu aangevallen?”
„Hij is bezeten, André, en nu wordt hij door de onbewuste wereld aangevallen.
Wij zullen hem volgen.
Over deze zieken heb ik je voorlopig niets meer te vertellen, niettemin kom ik hier later op terug, wanneer ik je het ontstaan van de schepping ga verklaren.”
Een zevental broeders stormden op de bezeten man af.
André hield zijn concentratie op de zieke gevestigd en wachtte af wat er zou geschieden.
Toen hij zich één voelde met de krankzinnige stroomde een enorme kracht die in dit leven aanwezig was hem tegemoet.
Het was een domme en toch bewust ingestelde kracht, die eigenlijk niet was te temmen.
Toch moest de man weer tot rust komen of ook de anderen zouden beginnen.
Als een wild dier trapte de ongelukkige van zich af en keek naar zijn belagers.
De broeders durfden hem niet te naderen en verzonnen een list.
André zag, dat een zuster met een doek zwaaide om hem af te leiden.
De waanzinnige reageerde onmiddellijk en keek als een klein kind naar hetgeen zij deed.
Zielig was hij op dit ogenblik.
Plotseling stootte de zieke een angstaanjagend gebrul uit, waarvan de muren trilden en het menselijke hart rilde en beefde.
„Waarom doet hij dat, Alcar?”
„Hij is het niet, André, de demonen zijn het.
De hel is voorbereid en nu is dit gevecht tussen deze mens en de astrale wezens ontstaan.
De demonen voelen dat ze worden aangevallen en weten zeer zeker wat hierna gaat volgen.
In de diepte van dit zieleleven ligt de bewoner opgesloten en is een gevangene.
Tal van demonen willen hem beleven, maar hij is hiertegen gaan vechten.
Ongemerkt hebben ze hem in deze toestand gebracht, totdat ze zijn bewustzijn wakker maakten en toen volgde het menselijke reageren.
Was Gene Zijde niet bewoond, André, en leefden er aan deze zijde geen mensen die daarop afstemming hadden of hiervoor openstonden, dan bestond er geen bezetenheid.
Deze man had dan zijn leven in onbewustzijn, in stilte en rust met het beetje verlangen naar liefde, volbracht.
Meer zou er niet zijn geschied.
Doch nu wil de astrale wereld beleven en hiertegen vecht hij, omdat hij zijn eigen lichaam beschermen wil.
Dat is het tragische van de krankzinnigheid.
Het kind in hem leeft, want de volwassen persoonlijkheid is ingeslapen.
En nu heeft men dat kind in hem wakker geschud waardoor de man in hem ontwaakt en nu zijn eigen stofkleed beschermt.
Nu zijn het de demonen die hem deze last bezorgen, deze nieuwe ellende, die hij echter slechts gedeeltelijk ondergaat, omdat hij zijn volle bewustzijn nog mist.
Maar aanstonds verandert zijn persoonlijkheid.
Deze broeders staan nu niet voor een zieke, maar voor de astrale wereld.
Dit beseffen ze echter niet.
Kijk, ze naderen hem en ze maken zich tot een sprong gereed.”
Het menselijke wezen brulde zo, dat het schuim op zijn lippen stond.
Wat verschrikkelijk, dacht André.
De krankzinnige sloeg van zich af, maar de broeders waren niet bang voor hem.
Het werd een strijd op leven en dood.
Enige broeders slingerde hij van zich af, doch de anderen sloegen hem neer.
Men droeg hem weg en sloot hem op.
Ontzettend is het, dacht André.
Hij hoorde een van de broeders zeggen:
„Wat vreemd toch, maandenlang was hij rustig en nu is hij weer ineens zo van streek.”
Ze gingen heen om een dokter te roepen.
Arme man, dacht André.
In een donker waas, waarmee de astrale wereld hem had omhuld, leefde deze zieke.
Deze uitstraling was duivels en André had deze in de hel leren kennen.
Hij stelde zich op zijn meester in en vroeg:
„Voelt hij de slagen die op hem neerdalen, Alcar?”
„Nog niet, André, maar straks zal hij ze wel voelen.
Door zijn halfwakend bewustzijn heeft hij er nu geen weet van, want de ziel is leven en dat leven is weer de persoonlijkheid, maar die is ingeslapen.
Hij leeft eigenlijk als onder narcose, ook al is deze geestelijk.
Hierdoor dringt de slag in het dagbewustzijn toegediend niet tot hem door, maar wellicht aanstonds, wanneer de demonen hem met rust laten, zal hij de pijnen voelen.
Komt het niet zover, dan geneest de wond intussen zonder dat hij er iets van beseft of gevoeld heeft.
Hoe zieker hij zich echter voelt, des te moeilijker is hij door de astrale wereld te bereiken.”
„Wat zijn dit voor wetten, Alcar?”
„Dat is toch heel natuurlijk, André.
Hoe meer kracht het lichaam bezit, des te heviger wordt de hartstocht, des te dieper dalen de demonen in de persoonlijkheid af om hun hartstochten te beleven.
Is dat lichaam echter ziek, dan reageert het zenuwstelsel niet en het zenuwstelsel – dat weet je – reageert weer op het gevoelsleven omdat het daarmee verbonden is.
Of het één of het ander dus, maar ten opzichte van deze wetten speelt ook het normale lichaam een rol waardoor het voor de astrale wereld mogelijk is de stoffelijke eenheid te beleven.
Is het lichaam ziek, dan is er tevens van één-zijn geen sprake.
Zijn er organen die weigeren, dan houden die de diepe krankzinnigheid tegen, omdat immers de persoonlijkheid door het in het bezit zijn van een gezond lichaam aangevallen wordt.
Hoe meer kracht dus, hoe sterker het organisme, des te duidelijker treden de verschijnselen naar voren en des te dieper wordt de krankzinnigheid.
Zieke lichamen kunnen de diepste graden van de krankzinnigheid niet beleven, André, omdat de demonen met een ziek lichaam niets kunnen beginnen.
De normale krankzinnigheid stemt zich vanzelf op de stoffelijke constitutie af; op het gezonde, vitale en eerst dan komen geest en stof tot éénheid.
Door deze man kunnen ze zich uitleven.
Hij bezit een prachtig lichaam, waardoor de astrale wereld de hartstocht kan botvieren.
De demonen vechten om zijn levensbloed, zijn hartklop en levensadem.
Hierdoor krijgen zij weer vat op het aardse leven en genieten van die warmte.
Dacht je, dat deze krankzinnige door zichzelf in deze toestand geraakte?
Als het lichaam zich heeft hersteld vallen de demonen hem telkens weer aan omdat zij zich willen uitleven.
Dan begint die strijd op leven en dood opnieuw, zoals wij zo-even bij die vrouw hebben kunnen vaststellen.
Dit zijn de wetten voor hem, voor haar en voor duizenden andere zieken, maar deze komen door de astrale wereld tot stand.
De één verdringt de ander.
Allen willen het stoffelijke levensbloed voelen, want hierdoor voelen zij zich weer levend in de stof!
Dat is het verlangen van de duistere astrale wezens, van mannen en vrouwen, die het aardse leven hebben afgelegd en toch naar de aarde terugkeerden.
Het is het gevecht tussen het dierlijke en menselijke in één lichaam.
In de hellen voelen deze demonen zich armoedig, koud en ellendig.
Zie hoe mooi zijn lichaam is, maar op deze wijze wordt het bezoedeld.
God gaf de mens voor iedere levensgraad een Tempel voor de ziel, maar de persoonlijkheid moet hiervoor nog ontwaken.
De mens beseft niet wat hij heeft ontvangen.
Zijn bloed stroomt en zijn hart klopt sneller.
De demonen voeren het organisme op, waardoor hij zal kreunen van pijn.
Toch kunnen zij hem nu niet bereiken, want de pijnen zullen overheersen en zullen de persoonlijkheid naar het dagbewuste ik terugtrekken.
Je voelt hieraan, dat voor hen alleen het gezonde lichaam te beleven is, en dat al deze wetten in harmonie moeten zijn of de bezetenheid is niet mogelijk.”
„Kunnen hierdoor dan geen stoffelijke stoornissen ontstaan?”
„Je bedoelt bijvoorbeeld hersenstoornissen, André?”
„Juist, Alcar.”
„Zo hevig heeft men hem niet mishandeld.
Maar wanneer deze stoornissen ontstaan gaat de bezetenheid over in de stoffelijke ziekte en verandert het geheel.
Wij beleven dan een geheel andere toestand.”
„Maar u zei toch, dat wij zonder hersenen kunnen denken?”
„Dat is mogelijk, André, maar niet als de hersenen door geweld verwijderd zijn.
Wat zou deze man met verbrijzelde hersenen moeten beginnen?
Ik heb je dit reeds eerder verklaard.
Het is mogelijk buiten die organen om toch te denken maar dan moeten de hersenen reeds voor de geboorte afwezig zijn zodat zich al de andere edele organen vanaf het begin kunnen aanpassen.
Wordt deze eenheid door geweld verbroken, dan treden stoffelijke stoornissen naar voren, die niet te herstellen zijn door de persoonlijkheid, want het gevoelsleven kan zich dan niet meer instellen op die organen.
De rechtstreekse verbinding tussen het gevoelsleven en het zenuwstelsel komt nu niet tot stand en blijft dus verbroken.”
„Is het mogelijk, Alcar, dat krankzinnigheid op anderen overgaat?”
„Bedoel je van vader of moeder op het kind?”
„Ja, Alcar, dat bedoel ik.”
„Neen, dat is niet mogelijk.
Wanneer dat zo was, dan bezat de mens geen eigen persoonlijkheid en geen eigen wil.
Erfelijkheid is wel mogelijk ten aanzien van het stoffelijke lichaam, maar niet voor de geest.
Toch zoekt men op aarde nog steeds in deze verkeerde richting en men aanvaardt deze beïnvloeding.
Volgens de geleerden is het mogelijk krankzinnigheid op voorouders terug te voeren, maar waar blijft dan de zelfstandigheid van onze wereld?
De geleerden kijken niet door dit proces heen, ook hiervoor moeten ze nog ontwaken.
De geleerden lopen zich tegen dit verschijnsel te pletter en dat komt alleen, omdat zij ons eeuwigdurend leven niet kunnen aanvaarden en niet kunnen begrijpen, dat de ziel aan deze zijde een zelfstandige persoonlijkheid is.
Indien erfelijke krankzinnigheid mogelijk was, André, dan zou dit betekenen dat de straf van voorouders op het kind zou overgaan.
Maar dat kan niet.
Het kind staat niet voor geestelijke ziekten van de ouders open, noch is het onbewust te maken.
Krankzinnigheid is immers onbewustzijn.
De geleerden zoeken stoffelijk, doch deze ziekten moet men geestelijk analyseren, eerst dan is het mogelijk om een juiste diagnose vast te stellen.
Wel kan het kind onder de invloed leven van de moeder, maar die beïnvloeding duurt slechts kort, want spoedig neemt het innerlijke leven het dagbewuste ik in eigen hand.
Er treden soms wel astrale, dus geestelijke verschijnselen naar voren voor de moeder en voor het kind tijdens dit negen maandenlange één-zijn, maar ook die lossen weer op, omdat het kind een eigen persoonlijkheid is en een eigen wil bezit.
Dat is nu beïnvloeding, maar beïnvloeding is nog geen krankzinnigheid.
Deze mensen hier zijn bezeten.
De astrale beïnvloeding kan deze diepte niet bereiken.
Ouders kunnen dus geen krankzinnigheid aantrekken, wel een onbewuste gevoelsgraad, die met de persoonlijkheid van één van de ouders of met beiden te maken heeft en dus tot die levens behoort.
Dat heeft de ziel in eigen hand, niet de ouders.
De ouders die nu beleven dat hun kind krankzinnig wordt, hebben met deze gevoelsgraad te maken en dit betekent voor hen leed en smart, doch de krankzinnige beleeft nu alleen zijn eigen levensgraad.
Ook al is de gehele familie krankzinnig geweest, dan nóg beleeft elkeen zijn eigen levensgraad en de afstemming waarin het nieuwe leven volbracht moet worden.
Dat zouden twee krankzinnige mensen als vader en moeder kunnen bewijzen.
Ik geef de geleerde de verzekering, dat de moeder toch aan een gezond kind het leven schenkt, ook al denkt men van niet.
Wij weten echter, dat door de krankzinnigheid de verbinding met de ziel tijdens de bevruchting kan worden gestoord, zodat niets met zekerheid kan worden vastgesteld vóór dit gebeuren.
Niettegenstaande deze mogelijkheid zouden zij het kunnen bewijzen.
Maar zelfs wanneer deze ouders een kind ter wereld brengen dat de krankzinnigheid zal moeten beleven, dan nog beleeft de persoonlijkheid de eigen wetten.
In het andere geval is de persoonlijkheid hiervan vrij en zal dus bewust zijn.
De éne mens kan geen ongeluk scheppen voor de ander, voor zover het kosmische wetten betreft.
Dat is niet mogelijk!
Wel is beïnvloeding mogelijk, zoals ik reeds opmerkte, maar die lost vanzelf weer op.
Al deze mogelijkheden kent men op aarde nog niet, ook al zijn de geleerden op weg om deze verschijnselen vast te stellen.
De eigenlijke oorzaak ligt in het zieleleven, dat aangetrokken is, dus in het kind.
Het is de eigen levensgraad van de persoonlijkheid, waarin het stoffelijke leven wordt voortgezet.”
„Heeft het ook geen betekenis, dat onbewuste ouders het hogere bewustzijn aantrekken en omgekeerd?”
„Maar dan is er geen sprake van krankzinnigheid, André.
Die wetten behoren tot het bewuste leven, tot het normale en hebben nu alléén met goed en kwaad te maken.”
„Ik heb gezien, Alcar, dat bij slechte mensen, het waren dierlijke wezens, kinderen geboren werden, die veel en veel hoger stonden dan de ouders.
Dat is toch mogelijk?”
„Natuurlijk is dat mogelijk, maar niet ten opzichte van de krankzinnigheid.
Die wetten, zei ik zo-even, hebben alle met het dagbewuste ik te maken en hebben daarop afstemming.
Wij betreden nu het „oorzaak en gevolg” van de mens, want hierdoor worden die zielen als regel aangetrokken.
Nu heeft het kind aan de ouders of de ouders aan het kind goed te maken.
De krankzinnige levensgraden vertegenwoordigen een eigen wereld en bezitten een eigen diepte.”
„Kan een krankzinnige moeder tijdens de zwangerschap het kind dan niet beïnvloeden, Alcar?
Komt dit niet voor?”
„Neen, André, het is niet mogelijk.
Wanneer het kind achterlijk opgroeit, zal het een psychopathische graad hebben te aanvaarden, maar dat is geen krankzinnigheid.
Eerst dan kan er van bezetenheid sprake zijn wanneer een volwassen bewustzijn de puberteitsjaren achter de rug heeft en de persoonlijkheid naar liefde verlangt.
Het levenslustige bewustzijn echter beleeft zélf en is niet aan te vallen.
Dus alléén het volwassen stadium is vatbaar en jij verwart dit met de psychopathische toestand.
Krankzinnigheid is bezetenheid en dat wil zeggen: bezeten worden door iets en dat „iets” is de astrale persoonlijkheid.
Toch kan de moeder haar kind beïnvloeden, maar die krachten en gedachten lossen weer op.
De krankzinnige beleeft het halfbewuste en is ziek.
Een psychopaat beleeft het normale, doch heeft zélf het lichaam verwrongen (zie artikel ‘Psychopathie’ op rulof.nl).
Niet door bezetenheid, maar door overheersing, door niets en niets anders.”
„De geleerde zoekt hoofdzakelijk naar stoffelijke stoornissen?”
„De geleerde staat voor het innerlijke leven, André.
Wij echter voor de ziel als Godsvonk en voor de ziel als persoonlijkheid.
De splitsing die ligt tussen deze beide is een kloof van ongelooflijke diepte en die is alleen te overbruggen, wanneer de ziel als astrale persoonlijkheid aanvaard wordt.
De wetenschap heeft hierop onvoldoende vat.
Het zenuwstelsel biedt onvoldoende houvast om langs die weg het eigenlijke leven te kunnen peilen.
Toch moet de geleerde deze weg volgen wil hij tot het leven van de mens komen.
Aan een tweede persoonlijkheid wordt niet gedacht.
Die persoonlijkheid is het astrale monster waardoor de mens bezeten is.
In de allereerste plaats wordt er dus naar stoffelijke stoornissen gezocht en men denkt door deze stoffelijke stoornissen te verwijderen de harmonie tussen het leven en het lichaam te herstellen.
Natuurlijk stellen de doktoren in vele gevallen die stoornissen vast, maar in die gevallen is er geen sprake meer van bezetenheid, doch van een stoffelijke ziekte.
Begrijp je dit, André?”
„Ja, Alcar.
Kan de mens ook van deze zijde uit door een godsdienstwaanzinnige bezeten worden of is het steeds eigen armoede?”
„Inderdaad is dat mogelijk.
Maar dan is het weer bezetenheid.
De godsdienstwaanzinnige van de aarde is een onbewuste, een zwakke van geest en behoort tot een graad van de psychopathie.
De astrale godsdienstwaanzinnige neemt bezit van het stoffelijke wezen en nu staat het aardse wezen voor een graad van bezetenheid.
Het blijft niet bij godsdienstwaanzin.
Ook nu wil de astrale persoonlijkheid beleven, doch de godsdienst blijft overheersen.
Dat wil dus zeggen, dat het stoffelijke individu voor beide graden openstaat.
Ook in deze toestand spreekt de hartstocht een eigen taal en dat zal niet over het hoofd worden gezien door deze wereld.
De geleerde ziet nu twee verschillende graden, maar denkt toch met één persoonlijkheid te maken te hebben.”
„Weet men dan van deze graden af, Alcar?”
„Neen, de graden van de krankzinnigheid zijn alleen door deze wereld vast te stellen, omdat de geleerde de levensgraden van de mens niet kan onderscheiden.
Hij staat voor de aardse persoonlijkheid en kent deze niet.
Hij weet niet, dat al deze verschijnselen graden van krankzinnigheid betekenen en zoekt nu in een verkeerde richting.
Maar de godsdienstwaanzinnige kan door zo’n fanaticus uit deze wereld bezeten zijn en dan zien wij verschillende graden in één toestand, die één mens beleven moet.
Dat deze mens een hel op aarde beleeft hoef ik je natuurlijk niet te zeggen.”
„U zei, meester, dat alleen de volwassen mens voor de krankzinnigheid openstaat, maar wanneer breekt het ogenblik van deze beïnvloeding aan?”
„Ik vertelde je zo-even, dat het jonge leven niet voor de waanzin openstaat en dat is heel natuurlijk, want het stoffelijke organisme moet nog tot ontwikkeling komen.
Die krachten overheersen thans de geest.
Eerst dan, wanneer de ziel als volwassen persoonlijkheid eist, voor de liefde openstaat en zichzelf daarin enigszins verliest, treedt het astrale wezen naar voren.”
„Maar er zijn toch soms jongens en meisjes die van waanzin blijk geven en die men dan moet opsluiten.”
„Die waanzin heeft met een graad van psychopathie uit te staan en dit kan nimmer astrale bezetenheid betekenen, omdat de persoonlijkheid voor de hartstocht op volwassen kracht nog niet openstaat en er nog niet rijp voor is.
Dacht je, dat een meisje van zeventien jaar of iets ouder hetzelfde beleven kan als een moeder van dertig of veertig?
Het bewuste beleven en het aanvoelen van de liefde gaat gepaard met de allesoverheersende wil, die ingesteld is op het dierlijke beleven.
Het jeugdige bewustzijn kan deze diepte in de liefde niet bereiken.
De gehele persoonlijkheid moet hier nog voor ontwaken en dat wil zeggen, dat een demon met die kinderen geen raad weet.
Hun persoonlijkheid is in deze hartstochtelijke diepte niet te voeren.
Maar het is wel mogelijk, dat deze kinderen door eigen zwakte inzinken, doch dan is het zwakte van persoonlijkheid en dat heeft niets met astrale bezetenheid uit te staan.
Ook al moet men deze kinderen opsluiten omdat er met hen geen huis te houden is, staan ze toch niet open voor de krankzinnige graden, want die persoonlijkheden moeten zich nog ontwikkelen.
Die wezens moeten dus voor de astrale liefde en voor het dierlijke bewustzijn nog ontwaken.
Die bewustwording krijgt de persoonlijkheid eerst na dertig jaar, want dan wordt het volwassen stadium bereikt en zijn alle stoffelijke organen op natuurlijke kracht gekomen.
Nu kan de persoonlijkheid de stelsels overwinnen.
Al die kinderen, ook al hebben ze de twintigjarige leeftijd bereikt, zijn niet geschikt voor een duistere sfeer.
Ten opzichte van dit astrale leven zijn ze nog steeds kinderen.
Er is natuurlijk sprake van beïnvloeding, maar meer ook niet.
De psychopathische graden daarentegen openbaren zich reeds direct na de geboorte.”
„Ik heb u begrepen Alcar, het is mij volkomen duidelijk.
Maar hoe weet men op aarde eigenlijk, dat men vrij is van bezetenheid?”
„Dat kan elk mens vaststellen, André.
Is de mens vrij van iedere hartstocht, heeft men God en Christus kunnen aanvaarden zoals het behoort, kent men de wetten van leven en dood en weet men van het eeuwige leven af, wordt het leven beleefd zoals Christus het ons voorgehouden heeft en waarvoor Hij gestorven is, dan is vast te stellen tot welk niveau de persoonlijkheid gekomen is.
Die mensen leven normaal en dienen al het leven van God.
Zij stelen en bedriegen niet meer, want zij die stelen beleven de bewuste waanzin en staan tevens voor de onbewuste krankzinnigheid open.
Iedere verkeerde daad kan je terugvoeren tot de vorige, dus onbewuste levensgraad.
Het normale leven voert je vanzelfsprekend in de richting van Golgotha, maar die reis is niet via de kerk te beleven, want de kerk spreekt over een God die verdoemt.
Ook dat is waanzin.
Maar de mens, die in alles het natuurlijke leven volgt en dit beleven wil, die waarachtige liefde bezit en die het één-zijn niet op een dierlijk niveau wil beleven, die mensen vertegenwoordigen het bewuste voelen en denken en kunnen zeggen: wij zijn vrij van die laagheden en ziekten.
Zij willen op natuurlijke wijze het aardse geluk beleven.
Deze zielen als man en vrouw hebben elkaar waarachtig lief en dienen Gods schepping.
Zij walgen van elke vorm van verdierlijking en leven voor hun kinderen, omdat ze weten, dat deze „kinderen” eens op aarde leefden en thans aan een nieuw leven zijn begonnen.
Nu spreekt Gene Zijde voor hen, André, en zij weten dat er geen dood is.
Maar allen, die nog steeds aanvaarden dat God verdoemt, die de liefde van Christus voor al het leven van God nog niet begrijpen, die mensen staan nog steeds open voor de een of andere onbewuste graad en zijn nog niet zichzelf.
Het onbewuste spreekt uit hun hart en ogen, hun lippen verraden de hartstocht en het woord dat gesproken wordt vertolkt grofheid en laagheid.
Vooral hierin is de bewuste krankzinnigheid afbrekend en doet meer kwaad dan de ziekelijke omdat deze verwoestend voor de persoonlijkheid is.
Diegene die nog openstaat voor moord en geestelijke verkrachting, André, staat tevens open voor de waanzin.
Dat zal men op aarde wel niet aanvaarden, maar eens staat de mens voor deze bewustwording en moet dan bewijzen wat hij wil.
Straks zal ik je deze vraag nog verder beantwoorden, als wij de eerste sfeer aan deze zijde betreden.
Wie onder deze sfeer leeft staat nog open om de krankzinnige graden te beleven, want al die miljoenen mensen zijn nog onbewust en hebben nog steeds voor zichzelf geen eigen bescherming opgebouwd.
Die levens kunnen nog bezwijken.
Voel je, André, wat dat zeggen wil?
Miljoenen wezens maken deel uit van de duistere sferen en al die graden bevinden zich thans op aarde.
Eens staat de mens voor zijn eigen levensgraad en wil dan hoger, maar bezwijkt omdat hij zich die graad nog niet heeft eigen gemaakt.
Niettemin is hij voor het hogere opwaartsgaan aangeraakt.
Het gemis aan eigen bescherming heeft dus bezetenheid tot gevolg indien er hartstocht in de mens leeft en wie kan op aarde zeggen – ik ben vrij van hartstocht?
Ik ben vrij van al het onbewuste?
Ik ben in harmonie met het oneindige?
Wie afstemming heeft op de eerste sfeer kan zeggen – ik ben zover.
Al die andere miljoenen levens op aarde moeten het nog bewijzen.”
André dacht over alles na en vroeg:
„Waarom is de krankzinnigheid bij de vrouw dieper dan die bij de man, Alcar?
Zei u dat niet?”
„Waarlijk, André, je durft vragen te stellen, ga zo verder.
Ik ga begrijpen, dat je mij in alles gevolgd hebt.
De moeder staat dichter bij Gods schepping, André.
De moeder beleeft de liefde dieper, omdat zij haar eigen leven voor de liefde ingezet heeft.
De moeder ontvangt, zij zet zichzelf in, wat voor de man niet mogelijk is.
De moeder ondergaat de liefde geestelijk en lichamelijk.
De man kan dat eveneens, maar hij komt toch weer los van zijn drang en liefdegevoel, terwijl de moeder met haar kind tijdelijk tussen leven en dood zweeft en in die toestand leeft!
Wanneer de scheppingsdaad is verricht, mijn zoon, dan heeft de man zijn taak ten aanzien van de geboorte volbracht, doch voor de moeder begint eerst dan haar beleven.
Wanneer dat op volle kracht geschiedt, is dit het beleven van de goddelijke wetten voor geest en ziel, waarvan de persoonlijkheid deze levenswetten vertolkt en vertegenwoordigt.
De moederorganen zijn het, die aan het zieleleven deze kosmische stuwing doorzenden.
Komt dus de moeder tijdens het één-zijn, hetzij in liefde of in hartstocht, tot het beleven van de schepping, dan beleeft zij haar levensgraad in de Ruimte, die de man niet beleven kan, want hij beleeft dit één-zijn alleen lichamelijk.
De moeder beleeft dus de levensgraad op volle kracht, omdat zij ontvangt en haar organisme met God en Gods schepping verbonden is.
Indien de moeder hartstocht bezit kan een demon nu zichzelf uitleven en kan al deze graden ondergaan, indien ook hij zich openen kan.
Velen aan deze zijde in de hellen weten met het moederlichaam geen raad, doch al spoedig zijn ze zover en zuigen het dan volkomen leeg.
Doordat de moeder loskomt van de aarde en haar lichaam de persoonlijkheid tussen leven en dood optrekt, wordt de liefde dieper en op de volle honderd procent beleefd, wat voor de man niet weggelegd is, omdat de man als schepper zijn taak te volbrengen heeft.
Door het moederlichaam beleeft de astrale persoonlijkheid de graden van liefde, niet door het mannelijke kleed, aangezien daarin de gevoelsuitingen ánders worden beleefd.
Hierdoor verdiept zich de krankzinnigheid van de vrouw.
De demon kan thans de ruimte beleven en bezit nemen van alle organen.
Hij kan het natuurlijke ingaan ontvangen, het baren en scheppen tegelijk, wat voor het scheppende wezen niet mogelijk is, omdat de man naast de schepping loopt.
De ziel als moeder gaat in het scheppingsplan op en geeft zich nu volkomen over.
Hierdoor is het, waardoor de moeder de krankzinnigheid dieper beleeft dan de man.
De demonen kunnen door de moeder beide organismen beleven.
De man is in zijn toestand slechts een instrument, doch de moeder is tevens ruimtelijk verbonden en vertegenwoordigt liefde!”
„Indien ik u goed heb begrepen, Alcar, dan beleeft een psychopaat een eigen wereld, maar staat toch straks weer voor de krankzinnigheid?”
„Heel goed, André, zo is het.
Wanneer de psychopaat het volbewuste kan beleven en de grens van de eigen levensgraad overschrijdt, dan staat het innerlijke leven opnieuw voor de bezetenheid open, totdat de geestelijke graad is behaald.”
„Dan is mij ook dat duidelijk, Alcar.
Heeft het rassoort (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) nog betekenis voor de krankzinnigheid?”
„Jazeker, doch de bezetenheid blijft dezelfde.
Het is echter een feit, dat de hoogste beschaving dieper de krankzinnige graden beleeft dan de lagere graden, dat bedoel je immers?”
„Ja, Alcar.”
„Welnu, in die lagere stadia – want ook dit zijn levensgraden, de graden voor het organisme – kan de krankzinnigheid van het Westerse gevoelsleven niet worden beleefd.
Maar dit gaat voor jou nog te ver.
Hoe kom je eigenlijk aan deze vraag, André?”
„Dat weet ik niet Alcar, ineens dacht ik hieraan.”
„Zo, dan zal ik het je verklaren.
Die gedachten, of die vraag, behoort mij toe.
Ik kan die diepte nog niet met je behandelen, want je bent nog niet zover.
Je moet eerst de lichamelijke graden leren kennen, wil ik deze wetten kunnen ontleden.
Maar ook dat is mogelijk.
Het oerwoudbewustzijn bezit krankzinnigheid, doch die is zeldzaam.
Dat houdt verband met de innerlijke ontwikkeling.
Die mensen immers moeten voor deze maatschappij nog ontwaken.
Hoe lager het bewustzijn is, des te moeilijker wordt het voor deze graad om de bezetenheid te beleven, want nu treedt de psychopathie naar voren.
De oerwoudbewoner doet niet zoveel kwaad als een mens behorende tot het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl), omdat die primitieve persoonlijkheid voor de volwassen liefde in het stadium waarin je zelf leeft, nog moet ontwaken.
Het zieleleven van het Westen bezit de hoogste bewustwording, waartoe tal van Oosterse volkeren en zelfs kleurlingen als rassoorten (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) die voor Moeder Aarde het hoogste hebben bereikt dat op aarde beleefd kan worden, behoren.
Ik legde deze vraag in je, omdat ik je wilde aantonen, dat ik de allerdiepste graden thans niet eens op kosmische diepte kan behandelen, want je zou er dan niets meer van begrijpen en dan zou je mij ook geen vragen meer kunnen stellen.
Maar dat komt later.
Wanneer ik je de schepping heb verklaard kunnen wij ook die graden ontleden, André, want ze behoren bij je eigen bewustzijn.”
„Ik dacht het wel, Alcar, mij ging het te ver en toch voelde ik dat ik die vraag moest stellen.
Zijn er nog meer vragen in mij die u in mij hebt gelegd?”
„Ga maar verder, wanneer je tenminste nog iets wilt weten.”
„De volgende vraag is, doch u hebt mij er reeds op geantwoord: Wanneer lost voor de mens de krankzinnigheid op?
U zei zo-even: in de eerste sfeer.
Zijn al deze verschijnselen, die een geleerde een zieke aanrekent, ontstaan door dezelfde persoonlijkheid?
Ik bedoel eigenlijk, denkt de geleerde, dat die verschijnselen eigenschappen zijn van de krankzinnige?”
„Enigszins heb ik je deze vraag reeds beantwoord, André.
De geleerde zoekt stoffelijk én geestelijk.
Natuurlijk denkt hij niet aan een astrale persoonlijkheid.
Al die vreemde verschijnselen, die men krankzinnigheid noemt, worden de zieke aangerekend.
Hij is het en niemand anders.
Je voelt zeker, dat de splitsing van persoonlijkheid, veroorzaakt door de astrale wereld, niet aanvaard kan worden, omdat Gene Zijde als zelfstandig voortleven van de ziel voor de geleerde niet bestaat.
De geleerde neemt splitsing van persoonlijkheid aan, maar hij meent dat die splitsing door de stoffelijke persoonlijkheid tot stand komt, zoals onze „ziel” het beleefde, van wie de ene helft van zijn innerlijk het goede en de andere helft het verkeerde wilde.
Geen zenuwarts, noch psycholoog zal de astrale splitsing kunnen aanvaarden of de geleerde zou buiten de wetten van de wetenschap gaan en dan zou ook zijn studie geen fundament meer hebben.
Men moet dus zuiver de wetenschap volgen.
Alleen hetgeen vastgesteld is, kan worden aanvaard; de rest, wat juist tot onze wereld behoort gaat overboord.
Indien de geleerde over de astrale wereld zou spreken, zou hij geen geleerde meer zijn, maar een occultist.”
„Kunnen wij een homoseksueel (zie artikel ‘Homoseksualiteit’ op rulof.nl) genezen, Alcar?”
„Neen, dat is niet mogelijk!
Wanneer je even doorgedacht had, zou je zelf deze vraag hebben kunnen beantwoorden, André.
Deze toestand voert ons namelijk tot de zwakken van geest.”
„Zwakken van geest, zegt u?
Is hij die geen persoonlijkheid heeft dan een zwakke?”
„Inderdaad is dat het geval.
De homoseksueel is ten opzichte van Moeder Natuur en haar wetten een zwakke persoonlijkheid (zie artikel ‘Homoseksualiteit’ op rulof.nl).
Niet echter voor de maatschappij, want veelal behoren deze mensen tot het stoffelijk verhoogde bewustzijn, tot de intellectualiteit.
Maar daar gaat het niet om, dat heeft voor de homoseksueel geen betekenis.
Ten opzichte van de wetten van het organisme is deze persoonlijkheid te zwak, en ook ten opzichte van de persoonlijkheid voor de wedergeboorte.
Dit is eigenlijk geen zwakte, maar een graad van leven die halfbewust is.
De geest is nu in disharmonie met het organisme en dat is zwakte, doch die de wetten van het lichaam raakt.
Voel je dit, dan zal het je duidelijk zijn, dat die mensen niet te helpen zijn, omdat wij deze levens het verhoogde bewustzijn en het gevoel voor het normale niet kunnen schenken.
Bovendien zouden wij in botsing met de goddelijke wetten komen, want dan zou het niet meer het zich eigen maken van deze wetten zijn, maar zuiver het ontvangen waarbij de één de ander het eigen verkregen bewustzijn zou kunnen schenken.
Maar dat gaat niet, dat is niet mogelijk!
Voor God, zei ik je, moeten wij ons al de graden in de Ruimte eigen maken, want hierdoor beleven wij het terugkeren tot God.
Nu slaan die mensen stukken over door de hulp van anderen.
Begrijp je, André, dat dit niet mogelijk is?
Wij hebben ons in dit leven al die wetten moeten eigen maken en niemand kan hieraan ontkomen.
Je kunt hem dus niet veranderen anders zou je ook een psychopaat kunnen helpen.
Maar ook dat kan niet!”
„Het is wonderlijk natuurlijk, meester, hoe alles toch weer de stoffelijke en de astrale wetten vertegenwoordigt.
Hier is geen speld tussen te krijgen, de wetten roepen de mens het geestelijk halt toe.
Maar u zegt, dat godsdienstwaanzinnigen de ongelukkigsten in de krankzinnige graden zijn die u kent.
Maar zijn de graden van deze bezeten zieken niet veel verschrikkelijker?”
„Neen, André!
De godsdienstwaanzinnigen hebben God gezocht en verloren zich in de „Alomtegenwoordigheid” van Hem.
Ze gingen door hun gebed hun eigen ongeluk tegemoet.
Ze leven niet, maar zijn levend dood.
Ze spreken geen woord waarheid; al hun gedachten hebben geen betekenis en ze leven naast de schepping.
Ik zou op deze wijze kunnen doorgaan om je de grote ellende waarin die mensen leven te verklaren, maar ik acht dit voldoende.
Ze zijn zó onbewust, dat wij aan deze zijde hen als ongeboren beschouwen en toch behoren ook die zielen tot het leven.
Een bezetene, André, beleeft tenminste de schepping, ook al is dat beleven niets anders dan hartstocht.
De mens is één en al leven!
Die persoonlijkheid is bezig zich de normale en natuurlijke wetten van God eigen te maken.
Ik spreek ook soms over hen van levend doden, maar dit levend dood zijn heeft een heel andere betekenis.
De bezetene lééft!
Dat zegt voldoende.
De godsdienstwaanzinnige, André, is bezig zichzelf in te graven en dat nog wel in God.
Dit betekent ontzettende armoede voor het zieleleven; dit is zó afschuwelijk, zo leeg en nietszeggend, dat wij voor hen geen woorden kunnen vinden, want die levens staan waarlijk stil!
Iets wat niet leeft is dood en deze mensen zijn door hun geloof gestorven.
Stel je voor: ze aanbidden het Allerhoogste in de Ruimte, hun God, en gaan door hun God het lege niets tegemoet!
Wij vinden hen terug in het allerdroevigste bestaan, dat wij op aarde als mens door eigen schuld kunnen beleven.
God heeft dit nimmer gewild!”
„Dan zijn dát zeker de onbewuste godsdienstwaanzinnigen en de priesters en andere geestelijken, die over een God die verdoemt spreken, de bewuste godsdienstwaanzinnigen, om van de moeder als non maar te zwijgen?”
„Uitstekend, André, je hebt hen aangevoeld.
Het spreekt vanzelf, dat nu de katholieke geestelijken op hun achterste benen gaan staan.
Ze moeten echter na dit leven hun godsdienstwaanzin aanvaarden, want ook die mensen zijn levend dood en hun levens hebben voor onze wereld geen betekenis.
Zo heeft Christus het niet bedoeld en dit heeft God ook nimmer gewild!”
„En welke krankzinnige graad is in dit leven het diepst, Alcar?”
„Die zul je straks leren kennen, André.
De mens die in de laagste hel afgedaald is, vertegenwoordigt voor de krankzinnigheid op aarde tevens de diepste graad en die afstemming vinden wij daar terug.”
„Wij gaan dus als mens vanuit het ziekelijke naar het normale, van de onbewuste naar de bewuste krankzinnigheid?”
„Ook dat heb je goed aangevoeld, zo is het.”
„Ik had u willen vragen of krankzinnigheid buiten deze wereld om mogelijk is, maar u hebt die vraag reeds beantwoord.”
„En heb je mijn antwoord begrepen?”
„Ja, Alcar, want dan wordt het beïnvloeding of zwakte van persoonlijkheid en daaruit volgt dat dit niet mogelijk is.”
Alcar glimlachte en zei:
„Je hebt mij aangevoeld, André, maar een psychopathische graad en astrale bezetenheid zijn twee verschillende werelden waarin mensen leven als man en vrouw.
Je denkt aan drie graden tegelijk, maar met je laatste woorden heb je reeds de vraag beantwoord.
Dit is dus niet mogelijk, want dan wordt het zwakte van persoonlijkheid en komen wij op het terrein van de zenuwarts.
In die gevallen helpen zo nu en dan medicijnen en dan heeft men ons niet nodig.”
„Ik heb u begrepen, meester.
U zei zo-even, dat die man daar in rust zijn krankzinnigheid had kunnen beleven, indien er geen demonen waren gekomen.
Is dat dan geen krankzinnigheid buiten astrale inwerking om, Alcar?”
„Ook die vraag is heel goed gesteld en doordacht, André.
Voel je het dan niet?
Soort zoekt soort.
De stilte van geest wordt door de stilte aangetrokken en de storm kan alléén storm ontvangen.
Nu moet je de persoonlijkheid volgen, de karaktereigenschappen.
Deze man heeft het stormachtige in zijn persoonlijkheid niet gekend.
Die woeste indrukwekkende en flitsende persoonlijkheid moet in hem nog ontwaken.
Die karaktereigenschappen mist deze man, hij leeft in zijn eigen stilte en is toch door de liefde verongelukt.
Maar dat hoeft nog niet eens.
Ook al heb ik je verteld en verklaard dat het steeds de liefde is, is het ook mogelijk, dat de persoonlijkheid in een stadium leeft, waarin de liefde niet kan worden beleefd.
Dat is het ogenblik van loskomen, het instellen op die andere levensgraad.
Nu is het leven zoekend en verkennend en dat zoeken en verkennen blijft overheersen.
De mens komt niet los van dat stadium en leeft verder.
Zo gaat het leven voorbij.
Toch wordt deze persoonlijkheid aangevallen, André, maar waardoor?”
André dacht na en voelde wat zijn meester bedoelde.
„Ik geloof, dat ik het voel, Alcar, want u zegt immers, dat deze mens tussen twee graden in leeft?
Nu is de mediamieke sensitiviteit aanwezig, is het niet?”
„Inderdaad, André.
En wat zal de astrale persoonlijkheid kunnen beleven?”
„Licht, warmte, eten en drinken.”
„Anders niets?”
„Dat is immers niet mogelijk, Alcar?”
„Je weet het, maar je overziet dit leven niet.
Deze man pleegt door de astrale wereld onanie.
Je weet wat dit zeggen wil.
Méér is er voor deze astrale persoonlijkheid niet te beleven, maar het licht van de aarde, eten en drinken zoals die vrouw het heeft moeten aanvaarden, is nu het essentiële.
Is het je duidelijk?”
„Ik dank u hartelijk voor alles, Alcar.
Het is toch een feit, Alcar, hoe meer wij als mens liefhebben des te dieper dalen wij in de krankzinnigheid af, nietwaar?”
„Dat is vanzelfsprekend, André.
De laaiende hartstocht voert ons door al de graden heen en dan volgt vanzelf ook het lichamelijke en geestelijke instorten.
De liefde houdt geen stand en is afbrekend, omdat de hartstocht wordt beleefd!”
„Hoe kan een krankzinnige zijn eigen waanzin overwinnen, Alcar?
Staat de persoonlijkheid in het volgende leven niet voor dezelfde wetten?”
„Wanneer de ziel vanuit de wereld van het onbewuste op aarde geboren wordt – Lantos heeft je dat verteld – dan keert de ziel tot het vonkstadium terug.
Nu heeft die vonk niets!
Géén gevoel, géén gedachte en het nieuwe leven kan nu beginnen.
Dan komt de ontwaking, het groei- en bloeiproces moet dat tot stand brengen en eerst op volwassen leeftijd staat de mens voor het vorige leven, het eigen verleden.
Dat is je duidelijk, nietwaar?”
„Ja, Alcar.”
„Welnu, weet je, André, wat nu tevens wakker wordt?”
André dacht geruime tijd na en zei: „De persoonlijkheid?”
„Dat is een vraag en geen antwoord.
Je kunt het weten.
Ik zal het je zeggen, want wij moeten straks verder.
De eigen voorzichtigheid, de eigen bescherming ontwaakt, André.
De persoonlijkheid heeft dit lijden niet vergeten en heeft al deze ellende nimmer kunnen afleggen.
Ook die ellende moet thans weer ontwaken.
Dit is nu de eigen bescherming en het bewustzijn voor dit leven.
Nu waakt de persoonlijkheid over zichzelf en over het bewuste stadium waarin hij leeft.
Wij zinken geen tienmaal in hetzelfde terug, dat wil zeggen in één en dezelfde toestand want dergelijke ellende slaat diepe wonden in het menselijke zieleleven.
Weliswaar zullen wij in het nieuwe leven bezwijken.
De ziel als de persoonlijkheid is dus voorbereid en waakt thans over iedere voetstap die gezet wordt in het leven op aarde.
Voor de liefde schrikt dit leven nu terug.
Waarom, wanneer wij de karakters kosmisch willen ontleden, leven er zoveel schuchtere mensen op aarde?
Er zijn mensen die zich hun leven lang niet kunnen geven.
Maar dacht je, André, dat ook dit geen betekenis had?
Niet één gedachte ontstaat buiten de schepping om of is buiten al de wetten in de ruimte om te bedenken, want iedere gedachte raakt een wet en is een wet, omdat de persoonlijkheid die wetten vertegenwoordigt.
Dat wil zeggen, dat wat wij ook zijn en hoe wij ook mogen handelen, dat dit alles eens is beleefd en voor de persoonlijkheid geestelijke betekenis heeft.
Iedere gedachte komt uit ons gevoelsleven, heeft daarop afstemming en ermee te maken of die gedachte zou nog tot het niets behoren.
Maar dat kan niet, want wij zijn er, wij hebben deze gedachte geschapen en alles wat wij als mens scheppen heeft bestaansmogelijkheid en is een eigen wereld.
Ook hierin komen wij tot de zeven graden van één gedachte.
Elke gedachte móét een eigen wereld vertegenwoordigen en die gedachte maakt deel uit van onze persoonlijkheid.
Het staat dus vast en het is een wet, dat de persoonlijkheid in het volgende leven zorgzaam zal leven, voorzichtig zal zijn, omdat dit leven in het vorige bestaan te gronde werd gericht.
Dat zal het leven nu ten koste van alles voorkomen.
Dat verklaart het fundament waarop dit leven staat en dat door leed en smart werd verworven.
De ellende is thans bewust en fungeert nu als bescherming voor dit leven.”
„Het is prachtig, Alcar.
Is aan deze zijde ook de graad van de krankzinnigheid vast te stellen?”
„Iedere persoonlijkheid, André, vertegenwoordigt een eigen sfeer.
Dat kunnen de hemelen of de hellen zijn.
De sferen van licht worden bewoond door het bewuste geestelijke wezen, de hellen door het onbewuste kind van God en dat leven staat voor de krankzinnigheid open.
Straks leer je deze graden kennen.
Maar ik heb je de hellen reeds verklaard – wij zijn er vele malen geweest – je kunt je dus al de graden en afstemmingen voor deze bezetenheid voorstellen.
Meer hoef ik er niet van te vertellen.”
„Is door u vast te stellen, Alcar, wat wij na dit leven zullen worden?
Ik bedoel man of vrouw?”
„Dat is mogelijk, André, doch die wetten ga ik je straks verklaren.
Wanneer wij het ontstaan van het heelal volgen leer je deze wetten kennen.
Thans is dat nog niet mogelijk, want je zou er toch niets van begrijpen.”
„Hoe zouden wij de geleerde wereld kunnen overtuigen, Alcar?”
„Dat is niet mogelijk, André.
Kan een geleerde het eeuwige leven niet aanvaarden, dan behoort hij tot de onbewusten en een onbewuste is niet te bereiken.
Ik doe er geen moeite voor, omdat deze mensen toch met zichzelf en met hun studie in botsing komen.
Zelfs indien hij bereid zou zijn te luisteren, dan zou ik hem toch alleen maar deze wetten kunnen verklaren zoals ik het nu heb gedaan.
De bewijzen hebben wij hem reeds gegeven door de genezingen die tot stand zijn gebracht.
Meer is dan ook niet nodig.
Om hem alles te schenken zou ons op het lege pad voeren en zowel hij als wij zouden in de Ruimte oplossen.
Met andere woorden: hij staat toch niet voor ons open, want dan zou hij eerst occultist moeten zijn.
Toch zijn er van die lieden, en aan die enkelen hebben wij voorlopig voldoende, want de Eeuw van Christus die reeds begonnen is zal hen doen ontwaken.
Die eeuw spreekt tot elk leven, tot iedere mens.”
„Kunt u mij ook zeggen, Alcar, hoe oud de krankzinnigheid eigenlijk al is?”
„Dat is mogelijk, André, maar ook dat antwoord zal je op onze volgende reizen ontvangen; het behoort bij de studie van het ontstaan van het heelal.”
„Maar u hebt die wetten in dit leven kunnen vaststellen, Alcar?”
„Ja, André, wij allen hebben deze beleefd.”
„Het is ongelooflijk, Alcar, maar ik voel het.
Het ligt zeker ver terug?”
„Je spreekt mijn eigen gedachten uit.”
Ach, daar heb je het weer, dacht André, wat behoorde hem van dit alles eigenlijk toe?
Waren al die vragen niet van zijn meester?
Alcar wilde dat hij vragen stelde en hij stelde die dan ook, maar achteraf behoorde hem er niets van toe.
Toch gaf het hem levenswijsheid.
Maar hij begreep, dat hij nog heel veel moest leren.
En toch, de vragen kwamen vlot in hem op en op datzelfde ogenblik daalde hij werkelijk in die mensen af en zag hun levens dan voor zich.
Ook dit was een groot en heilig wonder.
Op dat moment was hij één met zijn meester.
Ook nu voelde hij weer een vraag in zich opkomen.
De vraag luidde:
„Waarom worden al deze mensen niet beschermd, Alcar, zoals die vrouw op die andere zaal?”
„Is je dat niet duidelijk, André?
Heb je niet bij deze wezens gezien dat het niet mogelijk is?
Deze zware zieken – zo wil ik hen noemen – zijn nog niet te helpen, althans niet van deze wereld uit.
Een geest van het licht begint er dan ook niet aan, want hij bereikt niets.
Wij helpen alléén dan, wanneer we iets kunnen bereiken anders staan ook wij machteloos.
Is je dit duidelijk?”
„Ja, Alcar.
Ik voel thans, dat deze vraag van mij is.
Heb ik dit goed gevoeld?”
„Heel goed, maar waaraan heb je dit gevoeld?”
„Ik voel mij nu veel lichter, Alcar.
Ik zou kunnen gaan zweven.”
„Dat is het, André.
Je eigen vraag is dichtbij je en die is door je persoonlijkheid bezwaard.
Je eigen voelen en denken geschiedt vanuit je eigen omgeving.
Mijn vraag bouwt visionair op.
Door mijn vraag en het antwoord hierop verbindt het leven je met de eigenlijke wet, André.
Dan komt het verhoogde gevoel in je leven en daaraan kun je weten of je de vraag en het antwoord hebt ontvangen.”
„Wat is het toch machtig mooi, Alcar, het één-zijn aan deze zijde.”
„Hiervoor kunnen wij God niet genoeg danken, mijn zoon.
Maar wij zijn dankbaar en gelukkig, dat wij tezamen dit werk mogen doen.
Heb je nog vragen te stellen?”
André keek naar zijn meester.
Alcar glimlachte opnieuw en zei:
„Thans moet je op eigen kracht vragen stellen.”
Op hetzelfde ogenblik zag André de vraag voor zich en beleefde deze reeds, waarna hij vroeg:
„Iemand die volkomen oplost in een studie, meester, is dat krankzinnigheid?”
„Dat is geestelijke zwakte, André.
Het volkomen oplossen van de persoonlijkheid is het bezwijken in die graad van studie.
Op aarde heb ik je deze wetten reeds verklaard.
De jongen, die ingenieur en dokter werd, maar bezweek en wiens moeder je kwam bezoeken, was hier een voorbeeld van.
Hij bezweek doordat hij daarvoor geen bewustzijn bezat, André.
Heb je nu het antwoord?”
„Ik heb u begrepen, Alcar.
En zijn ook daarin weer graden te beleven?”
„Iedere ziekte bezit haar eigen graden, André.
Aan de verschijnselen is dat vast te stellen.
Wanneer het dagbewustzijn wordt afgelegd, beleeft de persoonlijkheid de ziekte in onbewuste toestand.
Ook de geestelijk zwakken kunnen oplossen tot in het onderbewustzijn en zijn dan niet meer te helpen.
De eerste stadia zijn zenuwstoornissen, die de persoonlijkheid storen en die toch verwerkt moeten worden.”
„Ik heb u horen zeggen, dat de elektrische shock heilzaam is.
Hoe is de werking voor die genezing?
Kan men daarmee krankzinnigen beter maken?
Ik bedoel, kan men de astrale wereld verdrijven?”
„Dat is mogelijk, André, maar het instrument is nog niet volmaakt.
Door deze behandeling zet men het organisme onder stroom.
Die stroom voert de stelsels op en tegen de gevolgen van die inwerking is het astrale wezen niet bestand.
De hitte en de schok die door de zieke worden beleefd, scheppen een verwijdering ten opzichte van het astrale wezen.
Er zijn geleerden op aarde, die met goed gevolg het middel toepassen, maar het is nog niet volmaakt.”
„Zou dat instrument in de toekomst volmaakt worden?”
„Zeer zeker komt het zover.”
„Maar dan zijn mediums toch niet meer nodig?”
„Juist dan is de samenwerking tussen beide werelden noodzakelijk.
Wij kunnen door onze levensfluïde deze schok opvangen en de zieken helpen.
Door deze kracht krijgt de zieke meer weerstand en die weerstand is het, waardoor men op volle kracht kan werken of het zou tevergeefs zijn.
In de toekomst komt hierin verandering en worden ook deze zieken genezen, dat wil zeggen voor de duistere astrale wereld afgesloten.”
„Wat is de diagnose van het plotselinge geheugenverlies, Alcar?
Heeft dat met krankzinnigheid te maken of met astrale beïnvloeding?”
„Meestal ontstaan deze verschijnselen door een schok, maar ook door astrale inwerking.
Tal van mensen worden dan op dat ogenblik volkomen voor het dagbewustzijn uitgeschakeld en dat geschiedt ineens.
De persoonlijkheid zinkt dan tot in het onderbewustzijn terug.
Die mensen zijn te genezen, wanneer het astrale inwerking betreft.
Gaat het echter om geestelijke zwakte of een stoffelijke stoornis dan staan ook wij machteloos.
Begrijp je dit?”
„Ja, Alcar, dan is mij alles duidelijk.
Ik heb nu geen vragen meer te stellen.”