De zeven bewuste en onbewuste geestelijke levensgraden voor de Ziel

„Nu is het ogenblik gekomen, mijn broeders, om de mens in de astrale wereld te volgen, willen wij ook voor het huidige stadium zijn geestelijk verdergaan ontleden.
Wij maken ons vrij van de Aarde en betreden de geestelijke wereld.
Ziet gij nu, andere planeten hebben dat ogenblik niet gekend, alléén Moeder Aarde zou voor de ziel een geestelijk verdergaan scheppen en baren.
Dit is van ongelooflijke betekenis, omdat het ons, de mens, met zijn eeuwigdurend leven verbindt.
Dit zijn dan de vreselijke „hellen” waarover de Bijbel spreekt en de mens te aanvaarden heeft gekregen.
Ook wij, André, hebben over „hellen” gesproken, omdat wij het menselijk voelen en denken hebben gevolgd, doch de „Kosmologie” spreekt niet meer van hellen.
Die zijn er immers niet!
Maar de mens heeft zo’n hel verdicht, geschapen, ook al was er hierin duisternis en begreep de eerste mens zichzelf niet, toch was de ellende niet zo afschuwelijk als wij nu hebben te aanvaarden.
Wie heeft de mens zó geschapen?
Hij zélf!
Wie heeft de hellen geschapen?
De mens!
Wij hebben de levenswetten van de eerste mensen gevolgd en leren kennen.
Zie nu het verschil.
Tracht u één te maken met deze wereld en gij kent uw eigen ellende.
Dat zegt de sfeer, geeft ons de levenswet als een ruimte te beleven en hebben wij thans voor het huidige stadium te aanvaarden.
In deze wereld leeft ál de ellende bijeen, die de mens op Aarde bezit, doch thans als een astrale persoonlijkheid.
Die ellende is persoonlijk.
De mens, man en vrouw hebben zich vergeten.
Niets heeft de mens tegen kunnen houden, hij heeft zich uitgeleefd door het leven op Aarde.
Wat wij nu op Aarde als het kwaad hebben leren kennen, vinden wij in deze wereld terug.
Miljoenen mannen en vrouwen hebben afstemming op deze werelden, deze zeven overgangen als levenswetten, omdat zij zich op Aarde aan het leven van de ruimte hebben vergrepen.
In de boeken ‘Een Blik in het Hiernamaals’, mijn broeder André, hebben wij ál de „hellen” ontleed.
Voor de Kosmologie stellen wij thans alléén de ruimtelijke wetten vast, want wij gaven het kind van Moeder Aarde een volledige ontleding van de sferen van de duisternis.
Dit is de wereld voor de ziel als mens.
Wij hebben de mens gevolgd die álle wetten overschreden heeft.
Die mensen liggen in deze wereld als kwallen aan ’n strand en bezitten géén leven meer, noch dood.
Zij hebben de massa vermoord.
Komen wij later tot de wedergeboorte op Goddelijke afstemming en ontleden wij al die disharmonische levenswetten voor het vader- en moederschap, betreden wij eerst die mogelijkheden.
Welke zijn die, meester Zelanus?”
„De allereerste vraag is nu, mijn meester: wáárom moet de éne moeder zoveel meer kinderen baren dan de andere?
Waarom worden er psychopathische kinderen geboren?
Waarom zijn er blinde mensen op Aarde?
Waarom worden geboorten gestoord?
Waarom krijgt de éne moeder een gezond kind en de andere moeder een ziek leven?
Dat zijn zorgen en dat spreekt over onrechtvaardigheid, doch wij kunnen thans ook die wetten verklaren en ontleden.
Duizenden andere vragen, mijn meester, vragen nu om een antwoord.”
„Dat is het, mijn broeders, inderdaad, dit zijn menselijke vragen, doch kosmische problemen, doch dan beleven wij de wedergeboorte.
Later volgen wij die levenswetten voor de „Universiteit van Christus”!
Wij kennen thans het leven op Aarde.
Nu de mensheid bewustzijn kreeg, mogelijkheden schiep om zich te kunnen uitleven, is de helft van de mensheid bewust en onbewust krankzinnig.
De gestichten zijn gevuld van deze zieken.
Ook dat boek, André-Dectar, ‘Zielsziekten van Gene Zijde bezien’ ... bevindt zich op Aarde, toch hebben wij al deze wetten nog niet verklaard.
Ook nu gaan wij er niet dieper op in, ook dat kunnen wij eerst later beleven, omdat wij nu het ontstaan van de geestelijke persoonlijkheid, ten opzichte van het „AL” bewustzijn hebben te volgen.
Dat is duidelijk en stem u daarop af.”
Wij, geachte lezer, gaan verder, wij hebben de stoffelijke wereld verlaten, het stoffelijke Universum loste voor ons leven en bewustzijn op.
Wat wij zien en beleven is ontzettend.
Miljoenen geestelijke mensen bevinden zich in de sfeer der Aarde en leven zich ook thans volkomen uit.
De mens én de mens heeft een andere éénheid te beleven en die is tot stand gebracht vanuit de astrale wereld, zoals het de eerste mensen, die hun kringloop der Aarde hadden volbracht het hebben leren kennen.
Doch dit éénzijn is thans ontzagwekkend verdierlijkt!
Wij zouden onmiddellijk aan uw persoonlijkheid vragen kunnen stellen.
Duizenden vragen!
Miljoenen vragen en die vragen zoudt gij dan moeten beantwoorden.
En zoudt gij dat kunnen?
Wanneer wij de eerste vraag zouden stellen die luidt:
„Wanneer bent u op Aarde volkomen u zélf?
Wanneer u iets voor het leven te scheppen hebt, ís dat volkomen van u zélf?
Wanneer u wilt leven, de levenspret aanvaarden wilt, eventjes het dolle wilt aanvaarden, bent u daarin volkomen u zélf?
Wanneer u aan kunst doet, uw kunst bezielend schept of baart, is die kunst volkomen van u zélf?
Weet u dat zeker?
Dat wil dus zeggen, dat de astrale mens u kan inspireren.
Hebben de meesters, waartoe mijn meester behoort, meester Alcar als Anthony van Dyck, zichzelf volkomen beleefd?
Waren zij en de anderen geïnspireerd?
Waren Bach, Mozart en Wagner, Beethoven geïnspireerd?
Waren de genieën op Aarde geïnspireerd?
Dát is mogelijk, de meesters waren allen geïnspireerd en wél vanaf Gene Zijde, de mens dus, die op Aarde kunsten en wetenschappen heeft gebracht en hebben wij te aanvaarden.
Doch dat is voor het goede, het menselijke bewustzijn op Aarde, het geluk, de evolutie als liefde, leven en geluk, de maatschappij.
Alles nu, wat gij daar vóór het goede tot stand hebt gebracht, dat heeft aan uw persoonlijkheid geluk, schoonheid en pracht geschonken, en als hoogste geluk, de liefde voor man en vrouw, voor héél de mensheid.
Daaraan hebben nu de meesters gewerkt.
Daarvoor gaven zich mannen en vrouwen vanuit de sferen van licht.
Miljoenen mannen, als meesters, hebben aan het geloof gewerkt.
De Universiteit van Christus, bracht het geloof op Aarde, het geloof en de liefde in God.
Wat er van waar is, doet nu niets ter zake, het gaat ons, én dat woord komt tot mij vanuit het „AL” ...om vast te stellen hoe nu het leven op Aarde én aan Gene Zijde is.
Anderen werkten aan de Tempels en aan de mystieke wetten, de Occulte wijsheid, waardoor de Tempels van Rá, Ré, Luxor, Isis zijn geboren.
Dat hebben wij kunnen volgen.
Er is dus voor goed en kwaad gewerkt, het goede kwam van Gene Zijde uit de sferen van licht, het kwaad én de haat uit deze sferen waarin wij nu zijn en de levensruimte van willen volgen.
En direct gaat meester Alcar verder en vraagt:
„Mijn broeders, hoeveel kwaad leeft er hier in deze eerste levensgraad van de zeven, die wij hebben te volgen, voordat wij de sferen van licht betreden?
Dat is bijna niet meer te peilen?
Tóch is dat door énkele woorden te vertolken.
Zovéél kwaad leeft hier als er op Aarde geschapen werd, niets meer, doch géén gram gevoel minder.
Omdat de mens de Derde Kosmische Levensgraad zou overwinnen, omdat hij terug moet naar het „AL” om daar de „Almoeder” te vertegenwoordigen, kreeg hij dus een astrale wereld te beleven.
En die wereld moet hij tot bewustzijn brengen.
In de mens leeft de Goddelijke afstemming en wij weten hoe die afstemming te bereiken is.
Maar kijk nu naar ál dit kwaad.
De dierlijke mens leeft zich nu op Aarde uit.
Indien er géén godsdiensten waren geschapen, had Moeder Aarde in de eerste plaats, ook géén godsdienstwaanzinnigen gekend.
Hoe de mens zich ook daarin verloren heeft, ontleden wij weer later; doch dán leren wij hoe de persoonlijkheid voor zijn geloof verduisterde en bezweek, zodat hij in disharmonie gekomen is met de menselijke normale maatschappij en men dit leven opsloot!
De mens leeft zich op Aarde uit, goed en kwaad leven thans bijeen en onder elkaar.
Gij hebt het verkeerde ín de mens verstoffelijkt, André, gij wilt het goede beleven en Golgotha volgen.
Maar in deze wereld leven nu miljoenen mannen en vrouwen, die hun kringloop der Aarde hebben volbracht, doch zich nu door de mens op Aarde volkomen uitleven, waardoor ál die abnormale verschijnselen naar voren treden en door de psycholoog nog niet worden herkend.
Ook géén Freud heeft deze wetten kunnen ontleden!
Dat is nu de wereld voor de ziel als mens.
Hij kan gaan waarheen hij wil, indien hij vrij is van de allerlaagste levensgraad en de wetten niet overschreden heeft.
Die mensen bevinden zich nu op Aarde en willen de wereld én de mens bezitten.
Vanzelfsprekend is nu, dat de heersers op Aarde openstaan voor deze mentaliteit.
De mens staat thans onder geestelijke machten en krachten, onder universele controle, waarvan hij de ínwerking soms voelt, doch volkomen negeert.
Wij beleven nu, hoe het kind van Moeder Aarde door de Astrale wereld wordt beïnvloed.
De mens wordt door het geestelijke wezen aangeraakt.
De mens der Aarde wordt door de geestelijke persoonlijkheid bezoedeld en mismaakt, doch moet bewijzen wat hij daar op Aarde beleven wil.
Christus nu of de duivel, zoals men dat zegt, maar het ís „Christus”, de liefde of de vernietiging van ál het goede ín de mens!
En nu hebben wij die afschuwelijke levenswetten te aanvaarden, wij kunnen er niet aan ontkomen.
Wat doet thans Adolf Hitler en zijn soort?
Dat is het kwaad.
Het boek ‘De Volkeren der Aarde’ ontleedt thans die heersers voor de afbraak.
Deze astrale mensen zijn vrijgekomen van de stoffelijke levenswetten en zetten hun leven in de astrale wereld voort.
Niet Adolf en zijn soort, want zij zullen tot de Aarde moeten terugkeren om goed te maken.
Om de Aarde bevindt zich dus de astrale wereld en ook die wereld is als één levensgraad oneindig, doch zal oplossen, wanneer de mensheid aan het goede en hogere leven begint.
Zon en Maan en de sterren, zijn voor de astrale wereld verdwenen.
Wij zien thans, hoe diep het Universum is en bovendien de astrale wereld aan ruimte bezit.
Voor de stoffelijke Kosmos komt er eens een einde, niet voor de ziel als mens.
Dát heeft de „Almoeder” geschapen, doch is niets anders dan het verdergaan van de ziel.
De mens moet hoger gaan en kan dat, indien hij de harmonische levenswetten beleven wil en die in liefde wil aanvaarden.
Miljoenen mensen bevinden zich nu in deze wereld en kunnen alléén het kwaad vertegenwoordigen, omdat zij nog moeten ontwaken voor het levenslicht voor hun geestelijke persoonlijkheid.
Zeker, mijn broeders, de mens op Aarde kan zichzelf thans afvragen, wie ben ik?
Wat doe ik?
Wat wil ik hier?
Hoe leef ik?
Doe ik mee aan moord en vernietiging?
Sta ik open voor de verdierlijking?
Doe ik mee aan leugen en bedrog?
Doe ik mee aan hartstocht en geweld?
Geef ik mijzelf voor de menselijke kastijding?
Sta ik open voor de menselijke marteling?
En voor duizenden vragen meer, waarvoor de mens staat en nu antwoorden moet voor Christus!
Maar wij weten het, het is nu niet zo eenvoudig, in één leven bereikt men niets!
De ziel als mens kan thans het Universum bereizen, doch ziet géén levenswet, hij bezit géén innerlijk bewustzijn, géén licht, hij ziet niets!
En dat hebben wij te aanvaarden.
Ook die wetten leerden wij kennen.
Wij kunnen disharmonie beleven, jazeker, doch deze mensen bezitten géén houvast meer, zij hebben hun Goddelijke afstemming thans bewust verdierlijkt.
Maar de mens voor het huidige stadium heeft Christus leren kennen en dat is tóch zijn houvast, maar dat zegt hem niets.
Alle volken leven hier in één wereld, de mens staat open voor het gevoelsleven, de aardse talen hebben nu géén betekenis meer.
Wij kennen die levenswetten en wie ze beleven wil op Aarde, neemt eerst de boeken ‘Een Blik in het Hiernamaals’ in handen, eerst dán is de Kosmologie te begrijpen.
Doordat de mens dus het stoffelijke leven zou verlaten en kon overwinnen ontstond de geestelijk-astrale wereld voor de geestelijke persoonlijkheid, de ziel als mens.
Dat wil zeggen, dat de ziel als mens verder gaat en zij nog aan de sferen van licht moet beginnen.
Haar geestelijke afstemming is nu nog ónbewust en op het dierlijke afgestemd.
Doet zij het goede en heeft zij, volgens de wetten van God lief, dan komt er licht ín haar bewustzijn en verandert de sfeer waarin zij leeft én haar levensgraad.
Dat is dus het bewust worden van haar persoonlijk leven.
Dat is ook haar karakter en hebben wij en ál het leven van God te aanvaarden.
Op Aarde is de mens bezig zich te verstoffelijken én te vergeestelijken, in deze wereld leeft alléén de geestelijke persoonlijkheid!
Op Aarde is het echter, waar de ziel als mens verongelukt en heeft zij haar stoffelijke kringloop volbracht, betreedt zij deze wereld en leeft verder.
Leeft de mens nu volgens de Goddelijke wetten, dan treedt de ziel als de astrale persoonlijkheid in één van de zeven hogere sferen binnen en kan zij haar Kosmisch geluk beleven.
En dan is zij aan de vergeestelijking van haar Goddelijke persoonlijkheid begonnen.
Maar zover is het nog niet, ook al is de enkeling op Aarde gereed om aan dat geestelijke leven te beginnen, de massa leeft zich nog uit en volgt het kwaad, de afbraak en de haat, de verdierlijking van het innerlijke leven, de persoonlijkheid.
Nu wij weten, mijn broeders, dat de mens daarmee begonnen is, zien wij, dat deze astrale wereld zich heeft kunnen verdichten en zijn thans de „hellen” na de dood.
Vuur brandt er niet, dat ziet u, maar het innerlijke en geestelijke vuur voor hartstochten en het stoffelijke én geestelijke geweld.
De katholieke kerk heeft er weer stoffelijk vuur van gemaakt en gaf de mens de eeuwige verdoemdheid, doch dat is weer ónwaarheid en in strijd met de Goddelijke rechtvaardigheidswetten, waarvan wij het Goddelijke gezag beleven en ontleden!
Ik zei u zo-even en gij weet dat reeds, op Aarde leven de stoffelijke zeven levensgraden voor man en vrouw, aan deze zijde, in de astrale wereld de geestelijke.
Elke levensgraad nu, dat ziet gij, vertegenwoordigt thans een eigen wereld.
En ook die hebben wij te aanvaarden!
De mens heeft thans zijn innerlijk leven en gevoel te vertegenwoordigen, want hij heeft voor zichzelf die wereld geschapen!
Dat is nu zijn eigen geestelijke bezit!
Dat is zijn wereld en zijn ruimte geworden achter de stoffelijke wereld, Moeder Aarde.
En door deze wereld, aan zijn geestelijke afstemming, herkennen wij nu de innerlijke persoonlijkheid, de levensafstemming voor de ziel voor het geestelijke leven.
Daarvoor heeft de ziel zeven diepten als werelden te beleven én te overwinnen, wil zij de sferen van licht betreden.
Ook hier zien wij dus de voordierlijke, dierlijke, grofstoffelijk en de stoffelijke levensgraden terug.
Komt de mens hier aan, en heeft hij afstemming op de laagste sfeer voor de duisternis, dan kan hij deze afstemming beleven en aanvaarden!
Géén gram gevoel wordt hem thans geschonken, hij moet zichzelf overwinnen en móét dat doen door het leven van God lief te hebben!
De mens nu, die vele mensen heeft gedood, keert terug naar de Aarde.
De mens, die zich van zijn karmische levenswetten heeft bevrijd, leeft hier.
Volgens het kwaad stemt de mens zich dus op één van de zeven levensgraden af.
Wie het verkeerde zoekt en beleven wil en zich aan het leven van God vergrijpt zal deze wereld betreden!
Kan het eenvoudiger?
Wat wil de mens nu nog beginnen?
Er is géén God die hem zijn weg versperren zal, géén Vader is er, die hem zegt: wat hebt gij op Aarde gedaan, de mens ís God!
Hij krijgt géén straf te beleven, doch hij moet zijn kwaad goedmaken en daarvoor krijgt de mens gelegenheid, zodat wij móéten aanvaarden, dat er géén „verdoemdheid” ís!
Dát zijn de essentiële wetten voor de Universiteit van Christus!
Ook al vermoordt de mens miljoenen kinderen van God, verdoemdheid ís er niet!
Máár, de „Universiteit van Christus” zegt, gij moet dat goedmaken!
Op Aarde of aan Gene Zijde, de mens moet élke fout goedmaken!
Reeds eerder hebben wij al deze wetten mogen beleven, mijn broeders, doch nu zien wij, waardoor de geestelijke astrale wereld geschapen werd.
Onze eerste reizen voor de astrale wereld, André, hebben ons van deze Goddelijke werelden overtuigd, doch nu voelt gij zeker de Kosmische waarachtigheid en waarvoor de astrale wereld verdichting gekregen heeft.
Wat is nu krankzinnigheid op Aarde?
De krankzinnigheid, dat zien wij nu, is het ziekelijke verschijnsel van deze bezetenheid, want de mens op Aarde is thans bewust en onbewust bezeten, hij bezit de ziekelijke krankzinnigheid én de geestelijke, want de astrale persoonlijkheid is op Aarde en leeft ín de mens.
Toch is alles machtig, nu wij onszelf als geestelijke wezens leren kennen, want wij kijken nu door élke levensgraad heen en kennen daarvan de wetten, voor goed en kwaad, voor liefde en afbraak.
Dit is de allerlaagste levensgraad en wel de voordierlijke afstemming achter de menselijke kist, het diepste kwaad leeft hier van Moeder Aarde bijeen!
Maar wij gaan verder en hoger, de mens moet zijn overgangssferen overwinnen, doch hij heeft zich vrijgemaakt van de Aarde en staat nu voor zichzelf en zijn ruimte.
Hoe is nu het leven?
Er worden élke seconde kinderen geboren, er sterven mensen en keren naar de Aarde terug en er treden miljoenen kinderen van God, bewust en ónbewust, dierlijk en stoffelijk, deze wereld voor de ziel als geest binnen.
En elk mens vertegenwoordigt zijn eigen afstemming, zijn levensgraad, zijn wereld, mannen en vrouwen leven hier bijeen en leven zich opnieuw uit, doch uiteindelijk beginnen ook zij aan een hoger en geestelijk leven.
Hoe hoger wij nu komen des te gemener wordt de mens en is het kwaad erger.
Naarmate de mens op Aarde bewustzijn kreeg, verduisterde zijn geest en persoonlijkheid.
Dát heeft de „Almoeder” níét gewild!
Indien wij als mens in harmonie waren gebleven met de ruimtelijke levenswetten, dan hadden wij voor de Aarde géén ziekten, géén psychopathische levenswetten gekend, doch al die ellende hebben wij geschapen.
Gij ziet, mijn broeders, ook in de astrale wereld komt de mens, man en vrouw tot het menselijke éénzijn en zuigen zich leeg.
Elk mens, die van de Aarde deze wereld te aanvaarden krijgt, wordt leeggezogen door de astrale persoonlijkheid.
Tóch wil de Goddelijke vonk, de „Al-afstemming” ín de mens ontwaken.
Uiteindelijk beseft de mens, dat dít gevoel aan een hoger en liefderijk leven wil beginnen en eerst dan begint hij aan zichzelf te werken, om zich vrij te maken van zijn levensgraad.
Wat man en vrouw thans te overwinnen hebben, dat kennen wij en is ontzagwekkend!
Het is dus duidelijk, hier leven soort bij soort, levensgraad bij geestelijke afstemming bijeen en vertegenwoordigen een eigen bewustzijn.
Komt het gevoel in de mens zich vrij te maken van hartstocht en geweld, dan komt er een ander verlangen in dat leven, zoals ook de mens op Aarde te beleven heeft.
Gaan wij dus hoger, dan betreden wij een andere levensgraad en die sfeer als overgang bezit reeds meer bewustzijn.
De mens zoekt reeds naar een uitgang, hij heeft zich van die duisternis vrijgemaakt, hij begint te denken en te vragen, zoals dat de eerste mensen hebben gekund.
En dan keert hij terug naar de Aarde om zich met het stoffelijke leven daar één te maken, totdat ook daar het verlangen ontwaakt om de sferen van licht te bereiken.
Wij kennen al deze werelden, mijn broeders, de boeken ‘Een Blik in het Hiernamaals’ geven een duidelijk beeld hoe de hellen zich hebben verdicht.
En dan betreden wij het land van „haat”.
De mens die daarin leeft is zich nu bewust van zijn leven en hij weet, dat hij de duisternis bezit.
En die mens is het, die op Aarde het leven beïnvloedt, waardoor de heersers zichzelf hebben leren kennen en zich door de massa uitleven.
Langzaamaan gaan wij naar het „schemerland” en daar heeft de mens zich reeds vrijgemaakt van zijn dierlijke verlangens, hij is ingesteld op hoger leven en wil dat leven en bewustzijn bereiken.
Ook die wereld, mijn broeder André, hebt gij leren kennen, wij kunnen dus verdergaan.
Nog even verder en wij staan voor de levensbron, waar één mens, die de naam Mozes kreeg, een taak voor de mensheid ontving.
Het is daar, waar de mens weet, wat hij voor zijn eigen leven kan bereiken.
De ziel als mens werkt aan zichzelf, zij heeft zich vrijgemaakt van hartstocht en geweld en begint aan de geestelijke ontwaking.
Nu zien wij, dat er géén verdoemdheid is!
Hoe diep de mens ook gezonken is, verdergaan is er mogelijk.
God kent géén verdoemdheid en géén halt voor de mens.
Duizenden gedachten, die de kerk en de Bijbel als wetten hebben aanvaard, vallen weg, hebben geen betekenis voor ons leven en moeten wij voorzien van de geestelijke waarachtigheid.
Bezie de huidige mens en gij weet, hoeveel onzin de ziel van God te aanvaarden kreeg.
En dat moet oplossen, wil de mens zijn ruimte leren kennen.
Eerst dán staat hij voor zijn Goddelijke persoonlijkheid!
U ziet, hoe hoger wij komen, des te gevoeliger wordt de mens.
Hij krijgt bewustzijn.
Zó voelde zich de mens, die Mozes werd.
Toen hij wist, dat hij leefde en dat men op Aarde dacht, dat hij was gestorven, wilde hij zijn familieleden overtuigen.
Hij leefde in een wereld van verlangen, zijn persoonlijkheid ontwaakte om te mogen dienen.
En toen zijn de meesters aan een machtig plan begonnen en kreeg de mensheid een geloof.
Thans zien wij, dat de prehistorische mens op eigen kracht het „AL” heeft bereikt.
Toen de eerste mensen, waartoe Mozes later behoorde, ik bedoel, toen het bewuste „AL” de eerste levenswetten voor het goede wilde verstoffelijken, kreeg de mensheid het bezit van God, en betreden wij het begin van menselijk en geestelijk bewustzijn.
Maar de prehistorische mens, de eerste mensen, die hun kringloop hadden volbracht, hebben de sferen van licht op eigen kracht bereikt en overwonnen en dat zijn biljoenen zielen als kinderen en vonken van God.
Daardoor kunnen wij vaststellen en hebben wij te aanvaarden, dat álle godsdiensten straks zullen oplossen, alléén het woord van „Christus” blijft eeuwigdurend bestaan!
Al die eigen gedachten die de mens voor zijn geloof en levenswetten verstoffelijkt heeft, verdwijnen van de Aarde om plaats te maken voor de geestelijke wetenschap van de „Universiteit van Christus” !
En dát kunnen wij en kan de mensheid nu reeds aanvaarden!
De mens nu, die verdergaat, voelt zich sterker worden.
Jubelend is thans zijn leven.
Hij gaat voelen, wat hij zelf te betekenen heeft voor al de ruimten door de „Almoeder” geschapen.
Kijk, mijn broeders, de plaats en de sfeer, waar Mozes de stem van God heeft gehoord.
Tussen het land van haat en het schemerland in, heeft hij contact gekregen met de meesters als ziel en als geest, omdat hij wilde dienen!
En zijn leven kennen wij, wij behoeven zijn ontvangen en beleven nu niet te volgen.
In het boek ‘De Volkeren der Aarde’ kan de mens van Moeder Aarde zijn wedergeboorte beleven.
Maar waarin wij thans leven, is geluk, het weten, dat wij hoger kunnen gaan voor ons zelf en voor al het leven van God.
En vanzelf is dat de geestelijke ontwaking voor de mens en zijn tweelingziel.
Zeven overgangsstadia heeft de mens als de astrale persoonlijkheid te overwinnen, voordat hij de eerste lichtende sfeer betreden kan.
En dan volgen er zeven sferen van licht en geluk en liefde, om zich gereed te maken voor de „Vierde Kosmische Graad”.
Elk mens in de eerste sfeer verlangt om te mogen dienen en dat is nu mogelijk, doch wij zijn nog niet zover.
Eerst moet de mens zich van de lagere eigenschappen vrijmaken, voordat de meesters uit de sferen van licht hem een taak kunnen geven.
Maar dat is mogelijk.
Wij hebben ook die mogelijkheden gevolgd, mijn broeder André ... en gaan dus verder!
De „trilogie” een ‘Blik in het Hiernamaals’ overtuigt de mens op Aarde van deze werkelijkheid.
Eindelijk komt de mens zover, dat hij God leert danken voor het eigen leven.
Nu staat hij voor de eerste sfeer, de grens is het, waar élke verkeerde gedachte vergeestelijkt is.
En dat is het wonder van de ruimte en voor de mens.
Van de Maan af, hebben wij nu de mens voor zijn ontwikkeling kunnen volgen en mogen ontleden.
Thans staan wij voor de eerste gelukkige sfeer in het leven achter de kist.
Welke weg heeft de mens, hebben man en vrouw moeten afleggen?
Ontzagwekkend is hetgeen zij hebben beleefd en nóg heeft de mens zijn eindstadium niet bereikt.
Eerst hier begint hij aan zijn geestelijk begin, doch dat wil betekenen, dat hij zijn „Derde Kosmische Levensgraad” overwonnen heeft!
Wat heeft de „Almoeder” nu gewild?
De mens, die zich vrij heeft gemaakt van hartstocht en geweld en het leven van God dient, staat voor zijn geestelijke ontwaking.
Ondanks alles, hij is zover gekomen!
Hij heeft zich van de dierlijke levensgraden vrijgemaakt.
Hij heeft zich vrijgemaakt van de duisternis, zoals dat ook de eerste mensen hebben gekund, hij begrijpt thans wat „Christus” heeft gewild en hij weet ook, dat de mens op Aarde bewust bedrogen wordt door de kerk en de Bijbel.
En daarvoor zet hij thans zijn eigen leven in, dat moet van de Aarde verdwijnen.
Wij hebben dus verschillende tijdperken vast te stellen.
Moeder Aarde is zover gekomen, ook zij heeft die tijdperken beleefd.
Langzaam maar zeker kwam er op Aarde bewustzijn.
De sferen van licht doen alles om dat bewustzijn op te voeren, doch eerst nu, zal de mens van Moeder Aarde geestelijke wetenschap ontvangen, het verklaren van de Goddelijke wetten.
Overzie nu uw eigen leven en dat van de mens op Aarde.
De ziel als mens ging van de Maan weg en heeft dit stadium bereikt.
Dat heeft miljoenen jaren geduurd, maar wij zijn zover gekomen.
Hoe is nu het bewustzijn op Aarde?
Wat hebben thans nog miljoenen jaren te betekenen?
Niets!!
Het spreekt vanzelf, dat de meesters begonnen om de mens op Aarde een geloof te schenken, doch een geloof is nog geen wetenschap!
De twintigste eeuw is het waardoor de mens ontwaakt.
Dat was eerder niet mogelijk.
Thans zijn wij begonnen!
Wij zijn het, mijn broeders, die dit Profeetschap hebben ontvangen en heeft André-Dectar te aanvaarden!
Wij naderen thans de eerste sfeer.
U ziet het, er komt licht en bewustzijn in de mens, liefde en weten.
De mens heeft de Derde Kosmische Levensgraad overwonnen en gaat nu verder door te dienen.
Is alles niet eenvoudig, nu wij voor de eerste sfeer staan en ons leven overzien?
Had de „Almoeder” zich anders kunnen vergeestelijken en verstoffelijken?
Hoe zijn nu de levenswetten?
Wij moeten ons hoofd buigen voor deze ónfeilbare zekerheid!
Kijk, mijn broeders, wij betreden de „Eerste Sfeer” aan Gene Zijde!
Hier leven miljoenen geliefden van ons, vaders en moeders, zusters en broers, wij allen bezitten nu de Universele liefde!
Wij hebben ons vrijgemaakt van de duisternis, de ónbewuste levensgraden, die niet anders zijn dan overgangsstadia.
Keer nu terug naar de Aarde, mijn broeders, en maak voor dit leven uw vergelijkingen.
Onder ons bevinden zich de zeven onbewuste overgangen, doch wij leven in de eerste lichtende sfeer, de wereld van liefde.
Hoe voelt zich nu de mens op Aarde?
Man en vrouw kunnen God beleven.
Nu weten wij, dat de mens door te bidden géén sferen van licht betreden kan, daarvoor heeft hij zich in te zetten en de levenswetten te overwinnen.
Man en vrouw hebben de kerk kunnen aanvaarden en zij dienen de kerk en het leven van Christus, zoals zij dat voor zichzelf denken.
Maar waar leeft nu de werkelijkheid?
Hoe is de waarachtigheid?
De mens, man en vrouw, die nu de kerk dient door voor geestelijke te spelen, staat stil en moet ónherroepelijk naar de Aarde terugkeren om mens te worden.
Dat zijn géén moeders, noch vaders, zij hebben zich voor de wetten van God afgesloten en keren terug om het moederschap te beleven.
Anderen keren terug om goed te maken en vanuit deze sfeer om geestelijke kunst en wetenschap te brengen, zoals Moeder Aarde in de eeuwen die voorbijgingen heeft beleefd.
De mens, die de eerste sfeer heeft bereikt, is vrij van élke disharmonische gedachte.
Voor deze ziel bestaat er geen psychopathie meer, géén krankzinnigheid, niets van alles, waardoor de mens van Moeder Aarde zichzelf heeft verduisterd.
Dat is overwonnen!
En dat is niet door het bidden geschied, doch door het beleven van de wetten van God.
Een kerk van de aarde kan de mens nu niet helpen.
Natuurlijk, ook dat hebben wij te aanvaarden, voert de kerk de mens tot God en legt de kerk de mens aan vele wetten vast, doch wanneer wij de eerste sfeer beleven, blijft er niet veel van dat kerkse bewustzijn over.
Thans kunnen wij terugkeren naar de Maan, doch dat is niet nodig, wij hebben al die ruimtelijke wetten overwonnen.
Hier bevinden zich de eerste Tempels, mijn broeders.
Van hieruit begon de mens aan zijn geestelijke taak op Aarde.
Hier is het bovendien, waar hij zijn eigen ziel zal ontmoeten, voor zover dat op Aarde nog niet is geschied.
Hier is de mens met al het leven in harmonie, doch bezit eerst de geestelijke afstemming en gaat verder, want hij moet tot het „AL” terugkeren!
Hoe zuiver is nu het leven.
Dalen wij af, dan beleven wij narigheid en onbewustzijn.
En in dat gevoelsleven bevinden zich miljoenen mensen op Aarde en aan Gene Zijde.
Eens lost dat op.
Doch ook het Universum en dan heeft het leven van God deze sfeer bereikt.
Wat zal Moeder Aarde nog beleven?
Wat heeft Moeder Aarde nog voor haar leven te schenken?
De Aarde is eerst aan haar taak begonnen!
Het is dus duidelijk, dat de mens doordat hij vader en moeder is, deze ruimte overwinnen moet.
En dat hebben wij mogen volgen en beleven.
Miljoenen malen hebben wij op Aarde geleefd.
Onder alle volken!
Steeds weer waren wij vader en moeder en baarden en schiepen voor het verdergaan, doch daarnaast ontwaakte ons innerlijk leven, onze persoonlijkheid.
En die is voor de mens uit deze sfeer thans geestelijk, hij heeft zich vrijgemaakt van de stoffelijk ellende, de eigen afbraak, hij gaat verder.
Hij heeft élke gedachte goedgemaakt.
Wat wil de kerk nog langer vertellen en beleven?
Kan „Christus” de mens z’n zonden vergeven?
God en Christus hebben niets te vergeven, dat behoort tot de menselijke evolutie.
Alles is evolutie, waar de mens leeft, daar staat hij voor zijn eigen ontwaking!
Waarom kwam Christus nu naar de Aarde?
Wie de eerste sfeer beleven en vertegenwoordigen wil, staat nu voor Golgotha!
Thans heeft de mens liefde te geven of hij kan de eerste sfeer niet betreden.
Wie dat niet aanvaarden wil, staat op een dood punt.
Wie niet beleven wil, dat God liefde is, kan niet verder!
Wie dus de wetten van God volgens de levensgraden kan aanvaarden, bouwt aan het Universele licht en het ontwaken, die mens is zich bewust van het „AL” bestaan!
Vanzelfsprekend staan wij nu voor het hoogste bewustzijn aan Gene Zijde.
En dat is het bewustzijn van de Derde Kosmische Levensgraad, maar wij kunnen verder en hoger.
Doordat de „Almoeder” steeds voor nieuw leven zorgde, ging de mens verder.
Man en vrouw hebben dat te aanvaarden als tweelingzielen, zij dragen God en Zijn werelden en vertegenwoordigen „HEM” voor al de stadia.
Doe thans op Aarde mee aan afbraak en gij staat stil!
Word katholiek priester en gij staat op een dood punt!
Doe mee aan aards bezit en gij vervloekt u zelf!
Al het leven is nu liefde!
De eerste sfeer bezit die afstemming!
Word een katholiek zuster en gij smoort uw moederschap!
Wat wij voor de Universiteit van Christus hebben vast te leggen, mijn broeders, is het volgende.
Aan Gene Zijde lossen de Volken der Aarde op!
Aan Gene Zijde heeft de mens niets meer met talen uit te staan, hier staat hij voor het gevoelsleven open en is één met al het leven van God!
Aan Gene Zijde lossen godsdiensten volkomen op!
Aan Gene Zijde beleeft de mens zijn Universele éénheid!
Eerst in de eerste sfeer is de mens geestelijk ontwaakt!
Maar verdoemdheid is er niet!
De mens, mijn broeders, dat hebben wij mogen beleven, heeft overgangsstadia moeten beleven, doch doordat hij stoffelijk bewust werd, ontstond ook het bewuste kwaad, waardoor hij zijn eigen Goddelijke afstemming verduisterde.
Iets anders valt er niet te beleven.
Nu beginnen de hemelen.
Dit is de eerste hemel achter de menselijke kist en het leven na de dood.
Er zijn thans zeven hemelen te beleven, voordat de ziel als mens de „Vierde Kosmische Graad” betreden kan.
Mens en dier gingen verder.
Het dier uit de prehistorische tijdperken, heeft als het leven van Moeder Natuur de sferen van licht bereikt.
De voordierlijke soorten losten op!
Al het leven van God ontwaakt en kreeg geestelijk bewustzijn!
Mens, dier en natuur, hebben de Derde Kosmische Levensgraad overwonnen en gaan thans bewust verder!
Hoe hoger wij nu komen, des te schoner wordt het leven en is de mens, het dier en het leven van Moeder Natuur!
Het boek, mijn broeder André, ‘Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven’ ... de boeken ‘Het Ontstaan van het Heelal’ geven de mens op Aarde een beeld hoe nu de tweelingzielen weer tot elkaar komen.
Gij ziet nu eerst, dat wij voor élke levensgraad de boeken hebben beleefd en mochten schrijven, waardoor wij de mens op Aarde kunnen opvangen en ons vanuit de „Universiteit van Christus” opgedragen werd.
Hoe voelt de mens zich nu op de „Vierde Kosmische Levensgraad”?
Zeven sferen en werelden moet hij nu nog overwinnen, voordat hij die wereld betreden kan, doch nu reeds is de mens vrij van stoornissen, hij gaat nu bewust geestelijk hoger!
Wat hij daarvoor te beleven heeft, dat vertellen de boeken ‘Een Blik in het Hiernamaals’ en de andere werken, zodat wij deze wetten niet weer behoeven te volgen, want ál onze boeken behoren bij de „Kosmologie”!
Gij kunt nu aanvaarden, dat wij steen op steen hebben gelegd voor de „Universiteit van Christus”.
Wij legden door de meesters geestelijke fundamenten.
Hierdoor krijgt de mens zichzelf te beleven en te zien en moet hij zijn Goddelijke afstemming aanvaarden.
Wij kunnen daarbij vaststellen, dat wij de mens voor de twintigste eeuw niets ontnemen, integendeel, wij schenken hem alles, Goddelijk geluk is het!
De mens dus, die hier leeft, gaat verder, doch eerst in de „Vierde Sfeer” zal hij het éénzijn met de kosmos op geestelijke afstemming beleven, hij moet zich ook nu de geestelijke levenswetten van zijn sfeer eigen maken.
En eerst dán is hij kosmisch bewust!
Is man en vrouw gereedgekomen om deze wijsheid op te nemen, dan komt de meester om hen van de Goddelijke waarheid te overtuigen en volgen zij tezamen wat wij voor de „Universiteit van Christus” moesten volgen.
Wat de mens dus voor de sferen van licht en op Aarde te beleven krijgt, is hetgeen wij ons eigen mochten maken.
Niemand kan eraan ontkomen, want dat wordt het bewustzijn van de mens, voor man en vrouw, voor de tweelingzielen!
Golgotha vangt dus al het leven op!
Golgotha dwingt de mens om liefde te geven voor al het leven!
Golgotha is ontwaking!
Golgotha ... „Christus” dus ... ís liefde!
De mens moet „Golgotha” verdienen!
De mens moet Golgotha overwinnen!
Door Golgotha leert de mens zichzelf kennen!
En dát is „Christus”!
Golgotha verbiedt de mens te moorden!
Golgotha voert de mens tot het geestelijk geluk!
Golgotha leert de mens op Aarde en aan Gene Zijde om te dienen!
Golgotha voert de mens vanuit de duisternis naar het eeuwigdurende licht!
Golgotha leert de mens dat er géén dood is en géén verdoemdheid.
Golgotha is bewustwording!
Golgotha is vader- en moederschap!
Golgotha is eeuwigdurend verdergaan!
Golgotha kent alléén het leven!
Golgotha trekt al de Volken der Aarde in zich op en ál het leven van God heeft Golgotha te beleven!
Golgotha heeft niets te vergeven, Golgotha gaf alles aan de mens en dat is „Christus”!
Christus is liefde!
Christus is álles, is licht, leven en geluk!
Christus is het hoogste „Leven” voor al de ruimten van God!
Christus voert de mens tot de „AL” ontwaking!
Christus moet men verdienen ... ook „HIJ” heeft de wetten van God moeten aanvaarden!
Christus is „ZIEL” ... is „GEEST” ... is ... „VADER” ... en is „MOEDER” ... ook Christus ging van de Maan af en bereikte het bewuste „AL”!
Christus eist van de mens, dat hij zijn eigen kruis draagt, omdat de mens zijn kruis geschapen heeft!
Golgotha kan de mens het eigen kruis niet ontnemen, de mens moet zichzelf vergeestelijken en vrijmaken van al het kwaad!
Golgotha is rechtvaardigheid!
Golgotha schiep géén duisternis!
Golgotha heeft niets met de kerken uit te staan, de mens kán alléén door de levenswetten te beleven en lief te hebben, Golgotha overwinnen!
En dat hebben de sferen van licht te beleven gekregen, mijn broeders, dat heeft élke ziel van God moeten aanvaarden!
Wie heeft nu de Bijbel geschreven?
Wat vertegenwoordigen de kerken op Aarde van al deze wetten?
Niets!
Wat is een godgeleerde?
Een dominee?
Wat wil het hoogste bewustzijn op Aarde beginnen voor God, voor Christus?
Wat is het doel van „Golgotha”?
Dat hebben wij nu leren kennen en is voor de mens van Moeder Aarde.
In deze sferen, mijn broeders, leven miljoenen moeders en vaders van ons, voor elk mens is dat.
Niet één vader en moeder, doch miljoenen.
Wat wil dat nu betekenen?
Dat de mens de „Universele Liefde” heeft te overwinnen en nu moet aanvaarden, dat wil zeggen, dat wij miljoenen malen op Aarde hebben geleefd, doch dat wij straks, hier reeds, volkomen één zijn met al het leven van God, doch door Golgotha!
Voordat wij verdergaan, hoger dus, om de „Vierde Kosmische Graad” en de andere levensgraden te betreden, vraag ik u: zijn er nog vragen die wij voor het kind van Moeder Aarde moeten beleven?
Wat moeten wij doen, meester Zelanus?
Kunt gij mij antwoorden?”
„Ik voel, mijn meester, dat wij verder kunnen gaan.
Ik weet echter wat wij later moeten ontleden, doch dat is nu de bedoeling niet.
Wij volgen het ontstaan en het bewust worden voor de ziel.
Later beleven wij haar persoonlijkheid voor de Aarde en ontleden dan al haar eigenschappen, voor het vader-en moederschap, haar kunsten en wetenschappen, haar krankzinnigheid en duizenden andere karaktertrekken, die zij bezit.
Wij mogen verdergaan tot het bewuste „AL” en gaan dan door tot de onzichtbare „Almoeder”, zodat wij leren hoe het leven van God de Goddelijke kringloop heeft volbracht.”
„Inderdaad, dát is het, mijn broeders.
Doordat de mens zijn kringloop op Aarde heeft kunnen volbrengen, overwon hij dus de Derde Kosmische Levensgraad.
Dat zijn de levenswetten van God!
Wat de aarde en de maatschappij opgebouwd heeft, is een machtige éénheid geworden, doch het leven van God is nog geestelijk onbewust.
Wij volgen thans de „Universele stelsels” en kunnen ook nu verdergaan.”
André krijgt thans eerst gelegenheid even voor zichzelf te denken.
Jeus is nu in zijn leven bewust en hij praat met zijn persoonlijkheid.
Néén, om even Crisje en zijn vader, Miets te ontmoeten, daar hebben wij geen tijd voor.
Maar hij ziet waar zij zijn, hij praat even tot hun persoonlijkheid en geeft zich daarna aan de ruimte van God over.
André-Dectar weet!
Hij is één van de grootste Profeten ná „Christus” die de Aarde zal leren kennen en hij begint dat te aanvaarden.
Dat leren hem de wetten, het bewustzijn spreekt tot zijn leven, de sferen van licht kunnen hem dat vertellen en al het leven van God.
Wij gaan thans door de sferen, de zeven overgangen voor de geestelijke ontwaking van de mens en bereiken spoedig de zevende sfeer.
Ik weet reeds, dat meester Alcar contact heeft gekregen met het „AL” en dat hij nu regelrecht verder gaat, om het bewuste „AL” voor de ziel als mens te betreden, waarna wij onze Goddelijke „Kringloop” leren kennen!
André ziet reeds, dat meester Alcar één is met het „AL” en hij kan vergelijkingen maken voor de Aarde én de sferen van licht.
André heeft die reizen beleefd en hij kent al de levenswetten voor de sferen van licht, die boeken worden reeds lang op Aarde gelezen.
Machtig, voelt hij nu, waren de reizen naar de hellen en toen later naar de sferen van licht.
Hij wist niet en geloofde niet, dat hij zover, zo diep zou komen en het leven van God zou leren kennen.
Aan deze mogelijkheid heeft hij nimmer geloofd en was ook niet mogelijk.
Maar wij komen zover.
Wat hij daarvoor te beleven heeft gekregen, weet hij ook, daarvoor heeft hij alles van zijn persoonlijkheid moeten inzetten.
Onder ons ligt de vierde sfeer, wij gaan verder.
Wij kennen de sferen van licht.
De meester gaat sneller dan op de vorige reis en ook dat begrijpen wij, omdat André, voordat het licht op Aarde komt, daar terug moet zijn.
Wij weten thans bovendien, dat wij dit boek, deze reis nog zullen afmaken voordat de oorlog op Aarde eindigen zal, doch later beginnen wij aan de volgende reizen, waarvoor André zich gereed zal maken.
Nu overzien wij ons leven.
Wij weten precies wat wij nog voor de „Universiteit van Christus” moeten beleven.
Wij weten ook, dat wij al die boeken niet af krijgen, doch dat komt later.
Maar wij dienen de mensheid en eens zal de mensheid óns moeten aanvaarden.
Jazeker, André-Dectar is de grootste Profeet ná Christus!
En dat geluk komt er nu tot zijn leven en persoonlijkheid en heeft hij te aanvaarden.
Wij zijn bewust!
Wij zijn Kosmisch bewust!
Wij kennen élke levenswet door de „Almoeder” geschapen, ook André!
Dát is ons geluk, ook voor uw leven op Aarde, lezer!
Aan u om uw leven te openen voor de liefde!
Meester Alcar gaat verder, wij zijn aanstonds reeds ín de zevende sfeer.
Wij zien de meesters en zij sturen ons hun liefde toe.
En dan betreden wij de Mentale Gebieden, doch nu gaan wij verder, ook blijven wij niet langer op de Vierde Kosmische Graad, wij kennen daar het leven en wij weten, hoe de mens ook die ruimte overwinnen zal.
Het menselijke leven dijt uit, de ziel als mens ontwaakt kosmisch bewust, zij gaat naar het „AL” bewustzijn!
Hoe nu de levenswetten zijn, dat hebben wij op de vorige levensreis leren kennen.
Wij weten, dat wij nog miljoenen levenswetten hebben te beleven voordat wij de Vierde Kosmische Graad bezitten.
Maar de mens ontwaakt in de sferen van licht, hij maakt zich hier gereed voor hoger bewustzijn.
Meester Alcar gaat verder, het leven en bewustzijn uit de zevende sfeer spreekt tot ons.
Wat zullen wij daar beleven?
In ons komt er, het gevoelsleven van de Derde Kosmische Graad te peilen en in ons leven en bewustzijn op te trekken.
Wij vliegen in gedachten terug waar wij tezamen zijn geweest, wij beleven de ruimte en élke menselijke, dierlijke en „Natuurlijke” levensgraad, waarna wij opnieuw de Aarde betreden, doch vanuit de sferen van licht.
Wij zien thans, wat de meesters tot Moeder Aarde hebben gebracht.
Wij begrijpen het éénzijn van de mens, zowel stoffelijk als geestelijk en wij staan thans open voor de geestelijke wetenschappen van de mens op Aarde en in de sferen.
Reeds hier is de mens licht, leven en liefde, aan Gene Zijde leven miljoenen kinderen van God.
Man en vrouw zijn één en tweelingzielen van één levensgraad en bewustzijn.
Mijn hemel, waarin leeft de mens op Aarde?
Hoe ontzagwekkend is het verschil van bewustzijn.
Hoe arm is de mens op Aarde in vergelijking met de mens in de sferen van licht.
Wat is nu nog een kerk, nu wij deze machtige Tempels bewonderen?
Wat zijn thans nog godsdiensten, in vergelijking met dit machtige weten?
En wij gaan verder, wij moeten verder!
De mens gaat tot God terug!
Wij voelen, dat wij ons gereed moeten maken voor de Vierde Kosmische Levensgraad.
Daar ligt de zesde sfeer voor de mens.
Zeven overgangen om te ontwaken, voordat de mens een ander en hoger Universum betreden kan.
De mens beleeft graad na graad, ruimte na ruimte, lichaam na lichaam, voor geest en zijn persoonlijkheid en overwint zijn ruimten!
André heeft de sferen leren kennen.
Indien meester Alcar die wetten nog niet had gevolgd, dan hadden wij deze boeken nog moeten beleven, doch nu is dat niet meer nodig.
Jazeker, de meesters legden steen op steen en zij gingen niet dieper, omdat het instrument die diepte nog niet had bereikt.
Zó heeft André de levenswetten beleefd en ze zich eigen kunnen maken.
Hierdoor werden er geen werelden over geslagen en bleef zijn persoonlijkheid in harmonie, ook al is hij meermalen bezweken.
Ik zie, dat hij aan zijn geliefden denkt, ook ik volg mijn geliefden, ook dat is mogelijk.
Maar voel dit beleven eens aan, geachte lezer?
Hier leven miljoenen vaders en moeders van ons en van u, mensen, waarmee wij op Aarde te maken hebben gehad.
Zij hebben ons en wij hebben hen gebaard.
Hoe voelt gij u thans op Aarde?
De mens staat vreemd tegenover het leven van God, de mens haat zijn eigen ziel, zijn vader en moeder en wij hier zijn in alles volkomen één!
Nog spreekt meester Alcar niet, maar wij voelen waaraan hij denkt.
Tot ons komt er vanuit de ruimte: „Maak u gereed, gij zult nu uw Goddelijke Kringloop beleven!”
Wat is dat?
Hoe is dat?
Kan de mens dit aanvoelen?
Beleven de sferen die genade?
Néén, dat is alléén voor ons, omdat wij de „Universiteit van Christus” op Aarde dienen.
De mens in de sferen kan zich van zijn eigen sfeer niet vrijmaken, dat is nu niet mogelijk of hij moet die ruimte overwinnen!
Daar is de zevende sfeer!
En thans?
Wij voelen, André en ik, dat meester Alcar zich op het „AL” ingesteld heeft.
Aanstonds zal het gebeuren, en dan horen wij wat het „AL” wil van ons leven.
Zeker, wij gaan verder, steeds hoger en tot machtiger ruimten.
Ruimten van bewustzijn.
De Derde Kosmische Levensgraad ligt reeds achter ons.
Wij zijn thans zover!
Wij openen ons leven en ontvangen!
En wat wij beleven is liefde!
Is licht, is ziel en geest, álles!
Wij gaan tot het „AL” terug!
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
-o-o-o-o-o-o-
-o-o-o-
-o-o-
-o-o-
-o-