De Zeven Huwelijksgraden voor de ziel als mens

Geachte lezer, wij zijn thans zover gekomen, dat wij het huidige stadium kunnen betreden en vanuit uw eigen bewustzijn verder kunnen gaan.
Gij leeft onder „oorzaak en gevolg” en staat voor uw karmische levenswetten.
Ook die moeten wij volgen, willen wij straks gereed zijn voor de sferen van licht.
De ziel als mens heeft haar eigen leven te aanvaarden en dat is natuurlijk, doch hoe is nu haar bewustzijn, haar geluk, uw geluk?
Uw liefde?
Uw rechtvaardigheid?
Uw éénzijn als man en vrouw?
Uw vader- en moederschap?
Dát zijn de allereerste eigenschappen voor de ziel die zij te beleven heeft en door de „Almoeder” werden geschapen, doch die zij heeft bezoedeld.
Welk huwelijk hebt u, wie is uw man en wie is uw vrouw?
Kent gij uzelf?
Er leven nu miljoenen mensen op Aarde en voor uw maatschappij.
Dat zijn de Volken der Aarde.
Al die miljoenen zielen, als man en vrouw, zoeken geluk.
Hebben die mensen geluk, vertegenwoordigen zij geluk door hun liefde?
Die vragen zullen wij thans en wel voor het huidige stadium beleven, eerst dán gaan wij verder om de „Vierde Kosmische Levensgraad” te beleven en tot het „AL” terug te keren, waar wij reeds zijn geweest.
Tot mij komt er nu, nu wij deze wandeling over de Aarde maken:
„Ga verder, doch gij zult eerst later de wijsgerige stelsels voor het „Huwelijk” beleven en ontleden.”
Meester Alcar en André hebben als ik deze woorden opgevangen en wij weten wat dit te betekenen heeft.
Wanneer wij de wijsgerige stelsels voor man en vrouw ontleden, dan staan wij meteen voor de Bijbel en thans ontleden wij het „Huwelijk” zoals de ziel haar levenswetten voor het „embryonale stadium” heeft ontvangen, doch nu voor de „Maan als Moeder”!, dáár dus, waar wij aan ons leven zijn begonnen, doch bovendien, voor Jeruzalem en voor Christus!
Tot mij komt de bezieling en ik kan tot mijn meester en André zeggen:
„Hoe was ons leven op de Maan?
Hoe was ons leven op de bijplaneten?
Hoe zijn wij voor de Aarde begonnen?
Hoe zijn nu voor de Aarde de huwelijksgraden?
Hoe hebben wij als mens, als man en vrouw en als „tweelingzielen” het éénzijn beleefd?
God schiep graden voor het huwelijk, het zijn de levensgraden voor het vader- en moederschap, mijn meester, waarmee ik thans één ben en heb te volgen.
Die levensgraden voeren ons nu tot het menselijke éénzijn op Aarde.
Om die wetten te leren kennen, moeten wij het huidige stadium volgen.
God schiep levensgraden!
God schiep stoffelijke en geestelijke levensgraden voor het huwelijk en voor man en vrouw.
God schiep geluk voor de mens, doch de ziel als mens heeft haar geluk niet begrepen en bezoedeld.
Waarvoor Christus op Aarde kwam, werd niet begrepen!
De mens zou door zijn huwelijk ontwaken en evolueren.
De mens zou door zijn huwelijk de wedergeboorte beleven.
Daarom is het „Huwelijk” het machtigste geschenk van de „Almoeder”.
Moeder Aarde, mijn meester en mijn broeder André, schonk ons deze genade.
Moeder Aarde gaf ons deze levenswetten van de „Almoeder” en legde die ruimte voor de ziel in eigen handen.
Dat is geluk, leven en liefde.
Het menselijke éénzijn, het baren en scheppen, het volbrengen van het leven op Aarde én het verdergaan, het betreden van de geestelijke wereld.
Op Mars zijn wij aan die afbraak begonnen.
En nu wij het huidige stadium voor Moeder Aarde betreden, is er duisternis gekomen, de ziel als mens is door haar levensgraden verdwaald.
Ik moet deze wetten volgen en ik vraag u, mij ook nu te aanvaarden!
Ik hoor:
„Ziel van mijn ziel, waar zijt gij?
Ziel van mijn ziel, waar leeft gij thans?
Ziel van mijn ziel, weet ge, dat ik op Aarde ben?
Ziel van mijn ziel, weet gij, dat wij ons leven voortzetten?
Waar zijt gij?”
Mijn broeders, allereerste levenswetten voeren de ziel als mens tot God terug, en dat is het vader- en moederschap, het huwelijk voor de mens als man en vrouw.
Wij weten, dat alléén de hoogste levensgraad, wanneer de persoonlijkheid liefde wil geven en beleven, die ruimte in zich draagt, doch dan betreden wij „Golgotha”!
Wij weten bovendien, dat de laagste eigenschappen de mens afstemmen op de duistere sferen, doch dat de hogere eigenschappen de sferen van licht vertegenwoordigen.
Ik sta nu voor duizenden levenswetten.
Al deze karaktereigenschappen vragen om ontleding en willen beleefd worden.
Maar hoort het geschrei van de moeder, de vader, beiden worden geslagen, beiden voelen zich verongelukt, beiden zoeken naar wat geluk en liefde.
Máár, mijn meester, hoe hebben wij voor de sferen van licht gewerkt?
Hoe kwamen wij tot het licht, tot het Universele dienen?
Tot de liefde?
Tot het begrijpen?
Tot de rechtvaardigheid?
Tot de eerbied voor het leven?
Tot de achting, de trouw, de reine geestelijke genegenheid?
Hoe kwamen wij, zijn wij gekomen, tot de:
Ruimtelijke harmonie?
Tot de zachtheid en het begrijpen van het leven?
Tot de beleefdheid, dienstbaarheid, tot de edelmoedigheid, de goedertierenheid, tot de wélwillendheid voor alle levensgraden?
Tot de nederigheid, het geduld en de eenvoud?
Hoe zijn wij gekomen tot de waarachtige overgave en het geloof, het „weten”???
De bedachtzaamheid, het geduld en de toewijding, voert de ziel naar de „reine liefde” en zijn de zeven onbewuste levensgraden voor de geestelijke persoonlijkheid te overwinnen.
Maar wat zien wij op Aarde?
De wreedheid, drift, afgunst en heerschappij, voeren de ziel naar het geweld en kan zij nu géén geluk beleven.
Wat te zeggen van:
Haat!
Gemeenheid!
Wraakzucht!
Lafheid!
Egoïsme?
Genotzucht?
Verdorvenheid?
Bedrog?
Laster?
Diefachtigheid?
Hoogmoedswaanzin?
Roemzucht? ... voert ons tot het leed en smart, tot de ellende voor man en vrouw, omdat de huwelijksgraden afbraak en vernietiging, leven en ontwaking bezitten, doch de mens in handen heeft gekregen.
Wie liefde wil beleven zal „liefde” zíjn!
Of het is niet mogelijk.
Deze gevoelens kreeg ik vanuit het bewuste „AL” en hebben wij te aanvaarden.
Tussen de mens en zijn liefde staat:
„Golgotha”!
„Christus!”
Het aanvaarden van de Goddelijke levenswetten!
De liefde is het allerhoogste door de „Almoeder” geschapen.
Als moeder kan de ziel ontvangen, doch daarvoor heeft zij haar leven te geven.
Op de Maan zijn wij aan deze ontwaking begonnen.
Dat heeft „Christus” gewild en op Aarde gebracht.
Waarom hebben wij de liefdewetten bezoedeld?
Wij zullen onze fouten goedmaken.
Géén mens kan eraan ontkomen, wij moeten deze levenswetten beleven en eerst dan ontwaakt onze geestelijke persoonlijkheid en beleven wij tezamen het „Kosmische bewustzijn”!
Tot mij komt er, dat wij allereerst de levenswetten voor het vader- en moederschap vrij moeten maken voor de persoonlijkheid.
Voelt gij nu wat dit te betekenen heeft?
Dat wil betekenen, mijn broeders ... dat élke levensgraad als man en vrouw God als „Vader en als Moeder” móét beleven, doch de ziel als mens zich die levenswetten als ruimte eigen moet maken.
Ook het dier bezit vader- en moederschap, doch de mens zal de „Albron” voor ál de wetten vertegenwoordigen.
Eerst nu wordt ons duidelijk, dat wij door het leven te dienen God zullen beleven voor de liefde, voor de:
Eerbied!
Rechtvaardigheid!
Barmhartigheid!
De Blijmoedigheid!
De Edelmoedigheid! ... voor duizenden eigenschappen, die ons doen afstemmen op de sferen van licht, op de levenswetten van het Universum, waardoor wij telkens weer onze Goddelijke afstemming als ziel verstoffelijken en vergeestelijken.
Voorwaar een schone taak en wij hebben die lagere eigenschappen voor ons geestelijke leven overwonnen, zodat wij in staat zijn ook deze wetten te ontleden.”
„Mijn broeder Zelanus, mijn leven dankt u voor deze ontleding.
Is dat alles, mijn broeder André-Dectar, op Aarde te beleven?”
„Ja, meester.
Ik leef nog op Aarde en kan u antwoorden.
De mens wil niet ontwaken.
De mens staat niet open voor geestelijk gewin, ik zie er nu miljoenen bezwijken.
Mannen en vrouwen bezwijken voor het verkeerde, het lagere, zij kennen zichzelf niet.
Ze staan voor het kwaad en de haat open en toch, ook zij willen liefde beleven.
En dat is nu het lichamelijke genot, het stoffelijke éénzijn, even later beleven wij het liegen en bedriegen voor elkaar, het lagere en duistere „ik” en schreien, zoeken opnieuw naar de liefde, doch staan voor de levenswetten.
De mens van deze maatschappij, mijn meester, als moeder en vader, kent nog géén Universele liefde.
Het wijsgerige fundament willen zij nog niet beleven.
Maar wat is nu geluk?
Wat willen man en vrouw op Aarde?
Ik weet thans, dat het menselijke éénzijn mij die bewustwording niet schenken kan, want hierna sta ik voor mijn eigen persoonlijkheid en eerst moet ik aantonen wat ik wil en geven kan.
Ik begrijp, dat álles van Moeder Aarde wat tot de maatschappij behoort, voor mijn astrale leven geen betekenis heeft, indien ik erdoor verongeluk.
Dát zeggen de levenswetten voor het menselijke huwelijk op Aarde, mijn meester, en hebben wij, heeft héél de mensheid te aanvaarden.
Ik begrijp, wat meester Zelanus zo-even heeft beleefd, ook tot mij kwamen die gevoelens en ik zag waarheen ze mij voeren.
Wij moeten vrijmaken, wat door de „Almoeder” het leven kreeg en een zelfstandigheid is, doch nu voor de astrale, geestelijke persoonlijkheid.
En dat is de mens in de sferen van licht.
Juist door het huwelijk, en het maatschappelijke leven en bestaan, kan de mens zich de ruimtelijke levenswetten eigen maken en is voor de ontwaking van zijn Goddelijke afstemming.
Nu sta ik voor de kunsten en wetenschappen, het beleven van de menselijke wetten, voor de reine liefde, het begrijpen, de aanvaarding van mijn leven, mijn ziel, de ziel die tot mijn leven behoort!
Is dat niet het allerhoogste bezit?
Maar de mens ging ten onder door zijn kunsten en wetenschappen.
Hij doodt!
Hij liegt en bedriegt!
Hij verkiest de afbraak boven opbouw, de dierlijkheid voor rechtvaardigheid en vermoordt Christus opnieuw!
Wil dat leven als mens nu huwelijksgeluk beleven?
Jazeker, mijn meester, doch nu zie ik hartstocht bij hartstocht, leugen bij leugen:
Verdierlijking bij verdierlijking!
Haat bij haat!
Verdorvenheid bij lichtzinnigheid!
Laster bij bedrog!
Lichtzinnigheid bij onzedelijkheid!
Heerszucht en genotzucht bij elkaar, als mensen, als levensgraden voor het huwelijk.
En dat heeft lief, die graden verzekeren elkaar dat zij liefhebben, dat zij alles zullen doen om een eigen leven en geluk te scheppen, doch wij weten thans, wáár die zielen zullen leven wanneer de kringloop der Aarde is volbracht.
Hier, in de astrale wereld leven miljoenen mensen als man en vrouw, die geen leven meer bezitten en als kwallen aan een strand het eigen bewustzijn, dit verdorven instinct mogen beleven.
Is dit ónwaarheid?
Gá oorlog voeren en vernietig het leven van God en gij staat voor deze duistere levenswetten, voor deze afbraak, de verdierlijking van de persoonlijkheid.
Die mensen hebben de zeven duistere, onbewuste levensgraden voor de astrale wereld gevuld, daar is haat én haat bijeen, daar leeft de ónrechtvaardigheid, tezamen met de laster, de leugen en het bedrog; een dierlijke levensgraad staat nu voor de geestelijke, de mystiek voor het dogmatische gevoelsleven en heeft met elkaar te maken.
Op Aarde en aan Gene Zijde.
Die levensgraden voeren ons tot duizenden karaktereigenschappen, mijn meester, tot de bewuste en onbewuste krankzinnigheid en hebben wij te aanvaarden.
Doch daarenboven leren wij de werelden zien die ons naar de sferen van licht brengen en waarvan wij ons de levenswetten eigen moeten maken.
Wanneer de mens wil dienen en hij zijn hoofd wil buigen voor de wetten van de „Albron”, hij wil liefhebben alles wat leeft, overwint hij deze ruimte.
Doch dan staan wij voor de „Almoeder” en „Christus”!
Maar de onbewuste mens voert oorlog en overheerst, breekt af, vernietigt!
Hij doet mee aan kastijding en kent zichzelf niet en toch, ook deze levensgraad als mens zoekt geluk.
Thans zien wij, dat de gevoelige mens wordt vertrapt.
Man en vrouw kennen zich niet.
De verschillende gevoelsgraden zijn één wereld geworden en moeten elkaar begrijpen, dat niet mogelijk is.
Wie nu godsdienst bezit, een God wil aanvaarden en wil leven, zoals de „Tien Geboden” het willen, kan zich levensgeluk eigen maken.
Ik sta thans voor miljoenen mannen en vrouwen, die hun eigen levensgraad vertegenwoordigen en daarvoor baren en scheppen, doch thans voor de maatschappij een taak hebben te vervullen.
Die mannen en vrouwen staan bovendien voor hun „oorzaak en gevolg” en hun „karmische” wetten en moeten ervan maken wat ervan te maken is, doch komen niet vrij van hun eigen gevoelsleven.
Zeven verschillende huwelijksgraden zijn er, waardoor man en vrouw hun éénzijn beleven.
De mens heeft lief, maar wat is nu liefde?
Wat willen die mannen en vrouwen beginnen?
Ze doen aan kunst en wetenschappen en zoeken, zoeken naar geluk en bezit, doch vergeten, dat er van harmonisch voelen en éénzijn geen sprake is.
Nu hebben zij zich te buigen, maar zijn in opstand, begrijpen het leven niet en heeft nu niets met geluk uit te staan.
Ze hebben lief, ze verzorgen de voortplanting, jazeker, maar wat is dat voor een liefde?
Tot mij komen die wetenschappelijke stelsels, mijn meester, en ik kan de mens op Aarde begrijpen.
Waardoor is het leven op Aarde zo afschuwelijk?
Zo afschrikwekkend?
Man en vrouw verkrachten elkaar.
Is dat liefde?
De mens heeft zijn maatschappij lief, zijn bezit, wat hij vertegenwoordigen wil is stoffelijk bezit, rijkdom.
Maar wat het Universum te beleven heeft gekregen, dat is ook voor de mens.
De mens, man en vrouw, moeten zich de harmonische levenswetten eigen maken, doch is er nog niet toe in staat.
En toch is dat mogelijk!
Het huwelijk is dus macrokosmisch en Universeel diep.
Wat God in het Universum heeft moeten beleven, ligt thans in handen van man en vrouw.
Dat wordt de stoffelijke én de geestelijke levensruimte voor de tweelingzielen, als man en vrouw.
Zij dragen deze ruimte en zullen de ruimte vertegenwoordigen.
Is er iets anders te beleven?
Néén, doch nu zal de ziel zich die levenswetten eigen moeten maken!
Door het geloof, het geloof in God en de ruimtelijke liefde, is de mens reeds in staat om liefde te beleven.
De hogere eigenschappen in de mens voeren de persoonlijkheid tot die geestelijke harmonische ontwaking.
Kunsten en wetenschappen krijgen nu betekenis, wijsheid is thans geluk en levensruimte.
Nu hebben beiden één doel, één leven, één gevoel en willen dienen!
Dat voert de mens naar de Universele liefde!
Maar nu al die miljoenen andere mensen op Aarde?
Ik kén die levens!
Ze willen elkaar niet begrijpen, ze willen zich niet buigen, ze willen zich niet veranderen, niet ontwaken, ze willen géén rechtvaardigheid geven; de mens weigert aan een hoger leven te beginnen.
De massa zegt: ik kan niet!
Maar dat is kletspraat!
Het baren en scheppen heeft de mens van de „Almoeder” ontvangen, mijn meester, doch daarnaast staat zijn persoonlijkheid.
En alléén daardoor legt de mens zijn Universele fundamenten, staat hij open voor Kosmische liefde, het harmonische éénzijn en stijgt hij boven alle stof uit.
Zeker is, dat hij daarvoor vele levens nodig heeft, want al die eigenschappen moeten vergeestelijkt worden, die vragen afstemming op de sferen van licht.
Ik heb de mensen in de steden gevolgd, mijn meester.
Waar is er geluk?
Ik heb al die levensgraden vastgesteld.
Ik heb mijn eigen leven gevolgd en volgens de levensgraden ontleed, mij is nu alles duidelijk.
Ik wil harmonie!
Ik wil hartelijk zijn, mijn meester!
Ik heb eerbied voor het leven van God!
Eerbied voor elke karaktertrek en kunst, voor wetenschap!
Ik wil eerbied hebben en voelen voor het vader- en moederschap!
Ik wil de levenswetten in liefde beleven, mijn meester!
Ik heb achting voor het leven en de mens, voor man en vrouw!
Ik wil trouw zijn, als de mens die gevoelens aanvaarden kan en beleven wil, of ik sta machteloos!
Ik wil tederheid beleven, zachtheid en begrijpen voor alles, al de zaken, die de mens door het maatschappelijke leven beleven moet!
Ik wil gemoedelijkheid beleven en geven!
Beleefdheid en edelmoedigheid!
Goedertierenheid en behulpzaamheid, welwillendheid en plichtsbetrachting, ik wil dienen!
Ik wil mijzelf gelukkig zien en blijmoedig, oprecht en ik wil levensvreugde bezitten, opgewektheid en dat is mogelijk, omdat ik de wetten ken.
Ik kan gelukkig zijn, omdat ik géén dood bezit, ik lééf voort en ín de eeuwigdurende ontwaking.
De vertrouwelijkheid voor de moeder, zal ik beleven, omdat ik die heb te schenken.
Ik ben geduldig, mijn meester, door te dienen voor de meesters heb ik dat bewezen of gij zou met mij niets kunnen beginnen.
Ik heb géén geloof meer, ik wéét!
En dat is mijn geluk, mijn éénzijn, mijn meester!
Ik ben één met de ziel, de geest en het leven, met alles voor de mens als moeder!
Ik kén mijzelf en kan u thans mijn innerlijk leven verklaren!
Ik heb géén hoogmoed, ik ben eenvoudig, omdat ik mij één voel met de wetten.
Ik wil waarheid, oprechtheid, waardoor ik ontwaak en fundamenten kan leggen voor mijn persoonlijkheid.
Ik wil weldoen ... mij geven voor de evolutie en de geestelijke ontwaking.
Ik wil niets met eigenliefde te maken hebben, mijn meester, ik wil vechten voor geluk en vrede op Aarde.
Ik wil zuinig zijn en voorzichtig, weetgierig en verlangend, nooit bekrompenheid beleven, want dan sta ik stil en op een dood punt.
Ik wil met bitterheid, noch met afbraak te maken hebben, ik ga opbouwend verder en heb lief!
Ik sta niet open voor haat, drift, noch voor heerszucht, of dwingelandij, ik wil verdraagzaamheid beleven en geven, mijn hoofd buigen voor de zwakke én mijn taak afmaken.
Ik wil géén getob, géén winzucht beleven, ik wil evolueren!
Ik wil niets te maken hebben met bedrog, noch met huichelarij, niets met laster, noch met bezoedeling, ik weet, dat ik mijzelf bezoedel, belaster, ik heb de levenswetten voor het huwelijk leren kennen en het geluk leeft thans ik mijn handen.
Ik buig mij voor het leven, doch ben bewust om het op te vangen, mijn meester, ik weet, wat gij hebt moeten doen en meester Zelanus om zover te komen, doch ook ik zal dat bereiken.
Ik kén géén moedeloosheid, ook al wil mij dat gevoel overvallen, omdat ik machteloos sta voor de onbewuste mens, ik gá verder!
Eens betreed ik de sferen van licht.
Ik wil deze ruimte en de levenswetten als harmonie overwinnen, want dát is mijn liefde!
Ik twijfel aan niets, ik ben niet te raken, noch te slaan, ik aanvaard het leven, géén wet kan mij het uur verduisteren, noch het gevoelsleven en blijf ik mijzelf!
Mijn kunst geeft mij geluk, ook andere kunsten en wetenschappen.
Want ik blijf mijzelf!
Doordat ik de waarheid wil dienen en aanvaarden, is een gesprek met de gevoelsmens het zegenrijke voelen en éénzijn met dat leven.
Daardoor voel ik mij gedragen, mijn meester!
Doordat ik de wetten doordenk, mijn meester, het uiteindelijke stadium in mij opneem en ontleed, is er van vertwijfeling geen sprake meer.
Ik voel mij altijd gereed om het leven als mens op te vangen.
Ik ben niet meer krankzinnig te slaan, omdat mijn gevoelsleven bewust is, ik buig mij voor alles.
Ik kén géén opstand, ook al zou ik véél willen bereiken, ik kén mijn eeuwigdurend éénzijn en mijn leven hier en daar, wáár ik ook leven moet, daar ben ik bewust!
Gij, mijn meester, hebt mij dat alles geschonken en ik heb mij de levensruimte eigen mogen maken.
Voorwaar, dat was niet zo eenvoudig, maar ik heb geleerd hoe ik mijn rust mocht bewaren en verzekeren.
Door mijn liefde vang ik alles op!
Door mijn gevoelsleven dat dienen wil en voor zichzelf wil buigen, ben ik in staat om liefde te geven.
Doordat ik opensta voor het gevoel als mens, daal ik in dat leven af en onderga ik die éénheid!
Dát wat de maatschappij bezit, mijn meester, moet ik niet!
Ik wil alléén God dienen, de mensheid!
En daardoor beleef ik mijn liefde, mijn geluk, mijn rust, mijn zachtheid en begrijpen, zodat élk uur een paradijs beleven voor mij is!
Ziekten en narigheden wil ik aanvaarden, ze slaan mij niet!
Nu ben ik gereed voor de moeder, voor het huwelijk, mijn meester, en beleef ik mijn eigen geluk.
Ik heb geleerd, dat ik de mens een paradijs kan schenken, ik ben voor dat paradijs en dit machtige geluk gereed.
Ik weet nu, mijn meester, dat miljoenen mannen en vrouwen nog niet voor elkaar gereed zijn, zij willen zich niet buigen, niet liefhebben, doch vragen en smeken om geluk.
Het niet „willen” begrijpen, is duisternis.
Ik daal in het zieleleven af en geniet thans universele éénheid!
O, mijn God, ik wil dienen!
Ik ken dus de levensgraden van de mens, voor man en vrouw en kan het huwelijksgeluk beleven, ik ben gereed!
Ik buig mij voor alles en vergeef?
Ik heb nooit iets te vergeven, ik díén!
Ik draag het leven, indien het gedragen wil worden, mijn meester!
De mens moet zich gereedmaken om gedragen te willen worden, dat heb ik in deze maatschappij vastgesteld.
De mens die zich geslagen voelt, de mens als vrouw, die zich geraakt voelt, omdat de persoonlijkheid niet buigen wil, is de breker, is de vernietiger en bewandelt een dood punt.
Ik heb geleerd, ik heb gezien en moeten aanvaarden, dat ik eerst mijn eigen fouten moet zien, wil ik het andere leven kunnen opvangen.
Ik heb geleerd door u, mijn meester, dat mijn leven niet te bezoedelen is, niet af te breken is, niet geslagen kan worden, omdat ik liefheb!
De mens die in deze maatschappij niet wil dragen staat stil!
En die mens kan géén liefde beleven.
Ik heb de dierlijke levensgraden overwonnen, ik sta open voor de hartelijkheid, het begrijpen en gééf mij voor géén lagere levenswetten.
Ik dood niet meer!
Ik doe niet mee aan oorlog, ik ben niet van plan om mijn vaderland te verdedigen, ik zal God dienen en géén afbraak, géén maatschappelijk geknoei!
Mijn vaderland, mijn meester, is de ruimte, is God, is de liefde!
En die levensruimte leeft onder mijn hart, waarvoor ik wil leven en sterven!
Ik sta open voor die liefde!
Nu ben ik één met ziel, leven en geest!
En dat wordt mijn geluk in het leven na de stoffelijke dood!
Dat is mijn sfeer en mijn licht, mijn álles!
Ik kén géén disharmonie, mijn meester, en zou dat alle mensen willen geven, maar de ziel als mens staat er nog niet voor open!
De mens breekt af, ik niet!
De mens haat, ik niet!
De mens zoekt hartstocht, ik niet!
Ik wíl alléén liefde!
De mens bezoedelt, mishandelt het leven, ik niet!
De mens leeft onder hebzucht, ik niet!
De mens staat open voor gemeenheid, ik niet!
De mens moordt, ik niet!
Ik heb lief!
De mens zoekt machtswellust, ik niet!
De mens doet aan onverschilligheid, ik niet!
Ik wíl élke karaktertrek behartigen!
Ik heb mijn moeder lief!
De mens maakt zijn moeder af en bezoedelt haar leven, haar baring én schepping, ik niet, ik zal haar dragen!
Indien zij gedragen wil worden, mijn meester, of wij staan weer machteloos!
De mens wil haar niet begrijpen, ik wél!
Want dat is alles beleven!
De mens doet aan kuisheid, ik niet, ik beleef het leven door de harmonische wetten, ik zal baren en scheppen!
De mens is óngeduldig, ik niet, ik bouw rustig op en ga verder!
De mens denkt slecht van het leven en over de mens, ik niet, voor mij is álles liefde!
De mens zegt, dat de mens zondig is, voor mij niet!
Ik wil met verdoemdheid niet te maken hebben!
De mens is jaloers, ik niet, dat breekt mij!
De mens beleeft wraakzucht, ik niet, dat slaat mij uit de harmonische levenswetten!
De mens wil begeerten, ik ook, maar de goede, de geestelijke begeerten om te ontwaken!
De mens doet mee aan verdorvenheden, ik niet, die gevoelens brengen mij naar onbewuste werelden, voeren mij tot de haat en de afbraak!
Daarvoor sta ik niet open!
De mens twijfelt aan alles, ik niet, ik weet, ik ben niet te verdoemen.
De mens gelooft aan de Bijbel, ik niet, mijn meester, ik schrijf mijn eigen Bijbel en die is Universeel in liefde!
Ik wil géén God van haat, die is er niet!
Ik ben Universeel in liefde, omdat mijn God die ruimtelijke liefde bezit.
De mens vertegenwoordigt de ónbetrouwbaarheid, ik niet, voor élke gedachte wil ik de geestelijke, harmonische betrouwbaarheid beleven.
De mens aanvaardt alles, ook het rechterschap en plaatst zijn hand onder een doodvonnis, dat kán ik niet, mijn meester, ik heb lief!
Wie liefheeft kan die taak niet langer aanvaarden, dat is géén dienen meer!
Dat is oordelen en ik oordeel niet meer!
De mens is zwaarmoedig, ik niet, ik ben altijd blij en gelukkig!
Man en vrouw op Aarde, mijn meester, hebben deze wetten te aanvaarden en zich eigen te maken, eerst dán kunnen zij hun liefde beleven en is het huwelijk het állerschoonste geluk op Aarde.
De mens zoekt naar vrede, maar vindt niet, wat wordt verlangd, ík bén vrede!
De mens zoekt rust, maar is ónrustig, ik bén rust of ik kan géén rust beleven!
De mens zoekt liefde, maar is hard en diefachtig, ik bén liefde en ik dief niet, want dat is mijn ongeluk, mijn:
Disharmonie met het leven!
Disharmonie voor de liefde en het begrijpen!
Ik (ben) harmonisch voor álle karaktertrekken en wil niets te maken hebben met afbraak, kletspraat, bezoedeling, voor mij zijn álle mensen kinderen van God!
Ik sta open voor mijn ziel en mijn geest, ook al is dat leven van een lagere levensgraad!
De mens als man en vrouw kennen zichzelf niet, ik kén mijzelf!
Man en vrouw smeken om geluk, maar geven géén geluk, géén warmte en géén begrijpen, dat menselijke éénzijn is dierlijk beleven.
De mens heeft de brutaliteit lief, ik niet, mij breekt het af!
Mijn leven ís standvastigheid geworden, want ik denk!
Man en vrouw denken niet, ik wél, ik denk aan alles!
Man en vrouw spreken, praten, maar ze weten niet wat ze zeggen, ik wél, omdat ik mijn gedachten ontleed!
Man en vrouw ontleden niet, ze zijn gedachteloos, ik niet, ik onderga élke gedachte en breng mijn gedachtenleven tot de levenswetten van de ruimte.
Man en vrouw willen ontvangen door niets te geven, ik niet, ik gééf eerst álles en wacht af, hierna zal ík ontvangen en beleven.
Man en vrouw willen zich niet bemind maken, ik wél, want dat is mijn levensruimte!
Ik wíl mij bemind maken, mijn meester!
Dat is dienen, wie mij niet begrijpen wil, komt toch ééns zover en dan buigt het leven zich voor mijn persoonlijkheid!
Ik zoek in alles harmonie, de mens niet!
Die is in alles disharmonisch!
Man en vrouw dienen elkaar niet, ik wil dienen, omdat ik élke gedachte bedenk, ontleed, en daarvan zoek ik de harmonische levenswet voor mijzelf, voor mijn ziel en geest, voor de sferen van licht.
Man en vrouw willen liefde beleven, doch weigeren te baren en te scheppen voor élke gedachte.
Ik heb geleerd, mijn meester, dat ál mijn karaktertrekken gebaard en geschapen willen worden en daarvoor doe ik alles!
Daarvoor maak ik mijn leven bemind en sta ik open voor al het leven van God!
Man en vrouw snauwen en treiteren, ik niet, nu mismaak ik mijzelf!
Vrouw en man kankeren over het werk en het leven in de maatschappij, ik niet, ik weet niet meer wat dat is en te betekenen heeft!
Man en vrouw kennen hun taken niet, ik wél ik ben met alles gelukkig, omdat ik hierdoor het leven beleven kan!
Man en vrouw doen psychopathisch, ik niet, ik wil met psychopathie niet te maken hebben!
Ik ben bewust!
Vrouw en man zoeken naar gerechtigheid, ik bén het en nu kan mij de ongerechtigheid niet overvallen!
Man en vrouw staan open voor drukte en gelach, dat niets te betekenen heeft en echt stoffelijk is, ik niet, ik zoek uit en door álles de geestelijke kern en dat is mijn volgend fundament voor mijn verdere ontwaking!
De mens geeft aan de karaktertrekken géén bezieling, ik wél!
De mens geeft géén karaktereigenschap vleugelen, geestdrift en geestkracht, bezieling, ik wel, doch de geestelijke, of de aardse voert mij tot de overheersing op Aarde!
En ik wil met overheersing niet te maken hebben.
Ik geef élke karaktereigenschap bezieling en (ik) dood overheersing, ik geef élke karaktertrek bewustzijn, doch door de liefde of ik kom niet verder!
Zo, mijn meester, ga ik verder en maak ik dit leven af, waarvoor ik dien en mijn liefde zal beleven.
Ik ken mensen die dertig jaar bijeen zijn, mijn meester, als man en vrouw, doch ontwaken niet!
Dertig jaar beleven zij elkaar en kennen elkaar niet!
Dertig jaar staan wij nu voor het menselijk buigen; zij kunnen dat niet en willen niet buigen, zij staan al die tijd op een dood punt!
Man en vrouw beleven elkaar en beleven niets!
De mens beleeft zichzelf niet, hij kan zichzelf en het andere leven niet beleven, omdat hij die eigenschappen géén vleugelen geeft.
De mens kan géén misstap vergeven, hij blijft die zwakheden liefhebben, doch voor mij is alles evolutie.
Man en vrouw zijn door hun geloof armoedig geworden, mijn meester.
Ik ken al die huwelijksgraden.
Wanneer de mens zichzelf heeft beleefd, is er leegte gekomen, omdat de persoonlijkheid géén ruimte bezit.
Wat wil de mens, willen man en vrouw thans beleven, nu zij géén buigen kennen?
Ik heb dat moeten aanvaarden en ben gelukkig, dat ik mijn hoofd gebogen heb voor uw levenswijsheid, mijn meester.
Daarom zal ik blijven dienen!
Mijn liefde dienen!
Want achter de kist sta ik voor mijn eigen persoonlijkheid!
Stoffelijke liefde heeft nu geen betekenis meer.
Man en vrouw zijn levend dood, ik niet, ik ben thans eeuwigdurend wakker en bewust én levend!
In mijn leven moet álles „leven”!
In mijn leven krijgt alles ruimte!
In mijn leven krijgt alles ziel en geestelijke betekenis!
In mijn leven krijgt élke karaktertrek ruimtelijke éénheid te beleven!
In mijn leven zal ik baren en scheppen, ík ben alles, als ik liefheb.
In mijn leven staat „Golgotha”!
Maar anders zoals de mens dat denkt te zien, ik lig neergeknield aan uw voeten, mijn meester!
In mijn leven ontwaakt álles, mijn ziel en mijn geest en mijn persoonlijkheid stijgt boven élke stoffelijke gedachte uit.
Ik bén álles!
En ik heb álles!
Alles heb ik ontvangen, doch door het dienen, het waarachtige liefhebben!
In mijn leven heeft zich de ruimte geopenbaard, ik wil ruimte worden!
Ik ga mij gereedmaken voor de ruimtelijke zelfstandigheid.
En dat is reeds mogelijk op Aarde, mijn meester, u hebt mij dat geleerd en ik buig mij!
Ik bezit de ruimte-kus, mijn meester!
Ik kan gelukkig zijn, omdat ik wil werken, ik ben bezieling geworden!
Man en vrouw hebben zich die karaktereigenschappen eigen te maken of zij zullen nooit de ruimtelijke liefde beleven.
De dogmatische kus staat bovenop de verdoemdheid.
En die mensen zullen elkaar verliezen, die mensen beleven het laatste oordeel, ik niet, ik beleef telkens weer het eeuwigdurende weerzien en ontwaak erdoor!
Wie heeft er nu lief op Aarde?
Jazeker, man en vrouw hebben hun geluk opgebouwd, doch staan open voor haat en afbraak, waardoor zij géén ruimte beleven.
Ik kan zeggen:
Kom ín mij en je krijgt alles!
Mijn Tempel wordt niet meer bezoedeld, ik waak daar zelf over!
Wat wil de moeder beleven?
Zij kan van mij alles beleven, ook mijn ruimtelijk karakter of wij beleven geen geluk.
Is dat duidelijk?
Ik wil de mens alles schenken, ook mijzelf!
Is dat niet hetgeen Christus heeft gewild?
Heeft de „Almoeder” dat niet gewild?
Werden daarvoor de wetten niet geschapen?
Heeft zich daardoor de ruimte niet verdicht?
Dat alles heeft kosmische afstemming, mijn meester, en heb ik op deze reis leren kennen.
Dat voert mij tot de sferen van licht en tot de Vierde Kosmische Graad, tot het bewuste „AL” terug!
Het is het menselijke éénzijn in alles, dat de persoonlijkheid zich eigen moet maken.
Eerst dán is er geluk, is er vrede en rust te beleven op Aarde en ín de mens!
Maar hoe beleven de dierlijke graden zichzelf?
Ik sta voor die moeders en vaders en ken die persoonlijkheden en wil er niet mee te maken hebben.
Omdat ik bewust ben, doorzie ik die levens en mijzelf!
Omdat ik bewust ben, aanschouw ik geestelijke werelden en geluk!
Omdat ik bewust ben, waak ik voor en over mijn liefde!
Omdat ik bewust ben, kan het lagere instinct mij niet meer bereiken!
Omdat ik bewust ben, werk en dien ik voor mijn tweelingziel!
Ik ben in staat om mijzelf en het andere leven te peilen, mijn meester, omdat ik de levenswetten mocht leren kennen en thans wil dienen!
Omdat ik bewustzijn krijg, zal ik mijzelf niet meer verliezen!
Omdat ik ga liefhebben, beleef ik nu reeds een óneindigheid!
Omdat ik ga liefhebben is mijn leven rust, vrede en hartelijkheid, rechtvaardigheid geworden!
Omdat ik wil liefhebben, staat deze ruimte voor mijn leven open en spreekt ál het leven tot mijn persoonlijkheid.
Ik zie nu, waardoor mijn levenslicht uitstraling bezit, waardoor het leven van mij houdt, dat ga ik zien en beleven.
En daardoor daal ik in het leven af, nu geniet ik die universele éénheid!
Omdat ik ontwaak, mijn meester, betreed ik reeds op Aarde de astrale wereld en dat is mijn ruimtelijke éénheid!
Ik ga verder en ik kan telkens weer verder, want ik maak mij nieuwe wijsheid eigen, het vergroot mijn rust en liefde, het begrijpen van elke vonk van God.
Omdat ik liefheb, ga ik tot de „Almoeder”, doodgaan is evolutie voor mijn leven en wedergeboorte.
Ik zal élke seconde wedergeboren worden.
En dat voor ál mijn eigenschappen.
Omdat ik liefheb, voel ik mij nu reeds „alwetend”!
En die „alwetendheid” is voor mijn tweelingziel, voor al het leven op Aarde, waardoor ik dien!
En mijn dienen is liefde!
Ik buig mij voor de moeder!
Ik buig mij voor de moeder, want zij bezit alles!
Ik buig mij voor de moeder omdat ik wil weten, waardoor ik haar kan dragen!
Ik buig mij voor de moeder, omdat zij mij baren zal!
Zij zal mij een nieuw leven schenken!
En daardoor heb ik haar lief!
Ik buig mij voor haar ruimte, ook al bezit zij de dierlijke levensgraad, door haar baring bezit zij alles!
Doordat ik liefheb, mijn meester, stroomt mijn levensbloed voor het leven van God, ik ben thans één met alles!
Omdat de moeder haar Tempel opent, kan ik haar liefhebben, doch door mijn danken en buigen ga ik haar beleven!
En nu zal geschieden, wat door de „Almoeder” in reine liefde het eigen leven kreeg en zijn wij kosmisch één!
Om dat te kunnen beleven ontwaakte mijn geduld en rechtvaardigheid, mijn dragen en welwillendheid, mijn kus!
Nu kan ik zeggen:
Moeder?
Moeder?
Ik heb u lief!
Ik wil voor ú leven en sterven!
Wilt gij uw Tempeldeuren voor mijn ziel openen?
Ik kom tot u als een kind!
Ik heb u lief als een kind, mijn moeder, mijn alles!
Já, mijn meester, dat willen alle mannen en vrouwen beleven, zij zoeken ernaar, maar zij hebben er niets voor over en zij willen er zich niet voor buigen.
Zó is het leven op Aarde; géén mens zonder liefde kan het beleven.
Wat is nu huwelijksgeluk?
Hoe kan de mens dat bereiken en beleven?
Volg mij, aanvaard mij en doe alles, geef alles en gij krijgt het, kan ik tot de mens roepen, want ik heb die levenswetten mogen beleven.
Word voor uw liefde een profeet en gij krijgt het éénzijn met al het leven te beleven.
Eerst nu staat ge voor geluk en dat geluk is nu waarachtig.
In deze maatschappij, mijn broeders, is graad met graad gehuwd, doch van geheel andere afstemmingen.
De gevoelige mens lijdt en wordt geslagen, doch dat is zijn „oorzaak en gevolg”.
Waar beleven wij deze ruimtelijke éénheid?
Kunnen die verschillende graden elkaar liefhebben op kosmische afstemming?
Dat is nu niet mogelijk en hebben wij te aanvaarden.
Ik kan de mens zeggen:
Buig u en gij krijgt uw geluk te zien!
Buig u en gij krijgt uw levensliefde te beleven, vroeg of laat staat die liefde naast u en u op te wachten.
Gij staat nu voor uw eigen éénheid!
Hoe ís deze kus?
Hoe is deze liefde?
Hoe is uw gesprek, uw voelen en denken?
Is het niet, alsof gij uw godheid voelt?
Dát is geluk en dat is nu liefde!
Rust is het en gij behoeft nu niets meer te zeggen, het ís er, het álles is er!
En dat zit naast uw leven en kijkt u in de ogen en heeft lief, echt, rein en zuiver lief.
Hoe is nu het leven op Aarde?
Wél, hoe is die kus?
Dat is de kus van de ziel, uw geest en uw ruimte.
Tezamen hebt gij thans lief!
En dat draagt uw leven!
Dat voedt, dat versterkt, dat bezielt!
Dat is altijd verdraagzaam en steeds bewust denkend voor uw leven én wezen, dat is naakt en open voor uw persoonlijkheid, dat kent géén duisternis meer.
Man en vrouw, verlang het en begin om te dienen en gij krijgt het nú nog op Aarde te beleven.
Leer de levenswetten kennen en gij hebt het in uw handen.
Wilt gij huwelijksliefde beleven, beziel dan uw karakter, gééf en dien de moeder, dien de vader!
Héél de ruimte helpt u dragen, kind van Moeder Aarde, héél de ruimte kust u, bezielt u, buigt zich voor uw liefde!
En dát is Universeel éénzijn in alles!
Bestraal uw leven zoals de Zon dat heeft gekund, het wordt uw „Gene Zijde”, en zullen zijn de sferen van licht.
Wat wil de mens beleven, mijn meester, nu hij voor zijn karmische wetten staat?
Maar hij kan goedmaken!
Het leven is mooi, het leven is machtig, het leven is ontzagwekkend!
Dóór de liefde, alléén de liefde geeft ons rust, vrede én éénzijn!
Ik ben dankbaar, omdat ik liefheb!
Ik kan de mens op Aarde zeggen, mijn meester: zoek die liefde nog niet, doch zoek eerst uzelf!
Leer eerst u zelf kennen en gij krijgt hierna uw liefde te beleven.
De sferen van licht leven in de mens!
Omdat de mens op God afstemming heeft, kan hij zichzelf ruimtelijke ontwaking schenken.
Thans wordt het baren en scheppen, het menselijke éénzijn universeel beleven en in contact met ál de levenswetten van God.
Is dat niet álles?
Kent men op Aarde deze liefde?
Já, mijn meester, de hoogste levensgraad, de geestelijke universele mens, staat open voor deze liefde en eerst nu kan hij geluk beleven.
Doch nu staan man en vrouw op ”Golgotha”!
Omdat Rá, Ré en Isis in mij leeft, bezit ik liefde!
Omdat ik de mystieke levenswetten tot de vergeestelijking voer, krijg ik door de moeder mijn liefde te beleven.
Omdat ik leven en dood mocht leren kennen, ontwaakt mijn verleden en nu onderga ik mijn eeuwigdurende éénzijn!
Omdat ik een ingewijde ben, versta ik de liefde!
En omdat man en vrouw ingewijd willen worden, openstaan voor de levenswetten voor het huwelijk, zijn zij dankbaar voor het nietige, omdat zij het groot en ruim beleven, voor ziel, leven en geest en voor de sferen van licht.
Nu is er van gemis en verlies geen sprake meer.
Ik geef mij aan uw leven over, mijn meester, eerst later leren wij ook voor de huwelijksliefde de wijsgerige stelsels kennen, en eerst dan begint de mensheid aan deze opbouw, aan dit geluk en staat de mensheid voor het geestelijke ontwaken!”
„Mijn broeder André, ik dank u voor uw beleven, inderdaad, dat zijn de levenswetten die de mens, man en vrouw zich eigen moeten maken, eerst hierna komt er levensgeluk en levensblijheid.
Dit zijn de zeven levensgraden voor het huwelijk, voor man en vrouw en moeten zij overwinnen.
Daarvoor moeten zij zich buigen, hebben zij te vergeestelijken, zodat „Golgotha” spreekt.
Géén mens op Aarde is vrij van „oorzaak en gevolg”, géén mens kan andere levenswetten beleven, omdat hij voor zichzelf staat.
Eerst ná het buigen betreedt hij die hogere én geestelijke liefde!
Later zullen wij daarvan de wijsgerige stelsels beleven.
Voor nu is dit voldoende.
Wij hebben uw gevoelsleven moeten overwinnen, André-Dectar, ook wij staan open voor de liefde of wij hadden de sferen van licht nog niet bereikt.
Al die eigenschappen zien wij aan Gene Zijde terug, voor de onbewuste én de bewuste mens, voor de duisternis en voor het licht, voor ruimte en God.
Wij dienen thans het leven en ons zélf, doch hierdoor zullen wij ontwaken.
Wij hebben de kringloop der Aarde volbracht, brachten daar kunst en wetenschappen, doch nú ontwaking, de verruiming van geest en persoonlijkheid.
Wie „Golgotha” niet aanvaarden wil, komt er nooit.
Wie „Christus” niet beleven wil, niet wil volgen, komt er niet, die blijft onbewust.
Wij beleven Christus anders.
Niet zoals de kerk dat voelt, die Christus is nu niet te bereiken, „HIJ” is niet voor ons leven en bewustzijn gestorven, doch de mens heeft „HEM” vermoord!
En dat is iets anders en hebben wij te aanvaarden en is voor gans deze mensheid!
Géén ziel kan eraan ontkomen.
Waar mensen leven, daar zien wij de zeven levensgraden voor het huwelijk, de karmische wetten en het oorzaak en gevolg, stuurt de ziel over de Aarde en ook dat heeft zij te aanvaarden, totdat zij goedgemaakt heeft en gaat zij verder.
Wat is nu het hoogste voor de mens op Aarde?
Kan hij daar reeds zijn tweelingziel beleven, meester Zelanus?”
„Wij hebben die levensgraden reeds gezien, mijn meester.
Elke levensgraad is in staat om de eigen tweelingziel te beleven, maar wat geeft de dierlijke graad te beleven aan liefde?
Hoe wil ik liefde beleven door haat?
De lagere eigenschappen voeren mij, zoals André ons heeft verklaard en ik door mijn leven mocht vaststellen, tot afbraak en vernietiging, verderf en mismaking en (dan) kan (ik) géén reine liefde beleven.
Wat wij in de sferen van licht aan bewustzijn bezitten, is de overwinning voor al de karaktereigenschappen, is het overwinnen van mijn persoonlijkheid, doordat ik mijn Goddelijke afstemming lichtend tot die evolutie voerde.
Hoe voel ik mij nu, mijn meester?
Is het noodzakelijk, dat ik mij open, ik geef het kind van Moeder Aarde mijn ruimte en geluk!
Ook ik leefde op Aarde, beleefde de dierlijke levensgraden en ik heb gemoord, gebrandsticht, gestolen en bedrogen, ik deed mee aan hartstocht en geweld en toch, ik heb mijn stoffelijk leven overwonnen.
Ik heb haat, hartstocht en geweld overwonnen, ik heb mij gebogen voor „Golgotha” en nu kreeg ik liefde.
Thans beleef ik de sferen van licht.
In mijn boek ‘De Kringloop der Ziel’, mijn broeder André, mocht ik mijn leven vertolken, gij weet, hoe ik mij van de duisternis ín mij heb kunnen bevrijden.
Géén mens kan eraan ontkomen!
Ik bén thans liefde!
Ik ben nu geluk, ik ben één met de ruimte en bezit het kosmische bewustzijn.
Straks ga ik met mijn tweelingziel verder en zullen (we) de Vierde Kosmische Levensgraad bereiken, doch ik weet nu reeds, dat wij de „Almoeder” voor ál de levenswetten vertegenwoordigen.
Ik ben vrij van élke hartstocht en voor mijn geestelijk leven gereed, thans wil ik dienen, de mens op Aarde tot mijn ontwaking brengen, mijn geluk en mijn liefde!
Wat heeft, mijn meester, de Bijbel thans nog te betekenen, althans voor de ruimtelijke levenswetten?
Wij weten, de mens moest een geloof ontvangen.
De mens moet God leren kennen, zoals wij „HEM” zien!
Door de liefde zullen kunsten en wetenschappen ontwaken en vanzelfsprekend de menselijke gaven, de „Geestelijke Gaven”, mijn meester en de organische, waartoe de menselijke „Stem” behoort.
Thans zien wij, dat élke levenswet ontwaakt, doch door de mens beleefd kan worden in liefde, zodat zijn persoonlijkheid ruimtelijk bewust wordt!
Maar waar leven de geestelijke tweelingzielen?
Ik geef mij nu aan uw leven over, mijn meester, ik zie, gij zult de bezieling ontvangen.”
En meester Alcar is gereed en zegt:
„De „Almoeder”, mijn broeders, manifesteerde zich door het vader- en moederschap, waardoor wij als mens de Goddelijke openbaringen konden beleven.
Maar de ziel als mens kreeg deze openbaringen te zien, doch zal zich de levenswijsheid eigen moeten maken.
Op de Maan zijn wij aan ons leven begonnen, eindelijk betraden wij de geestelijke wereld en hadden wij het stoffelijke leven voor de „Derde Kosmische Levensgraad” overwonnen.
Overzie thans de levenswetten en tracht de mens van Moeder Aarde uw eigen geluk te schenken, tracht bovendien aan te voelen, wat het huwelijk de mens te schenken heeft.
De „Almoeder” schiep twee organismen, als man en vrouw, om „HAAR” te vertegenwoordigen.
Daardoor leren wij „GOD” kennen!
Wie is nu God?
Wat is God?
Wat wil de mens op Aarde beginnen?
Hoe kan hij God beleven en vertegenwoordigen?
Dat moet u thans duidelijk zijn.
De mens zal zijn eigen „godheid” verstoffelijken en vergeestelijken en gaat dan verder!
Maar de ziel als mens op Aarde kent haar Goddelijkheid niet!
Er leven mannen en vrouwen, wij weten echter, dat wij door het moederschap zullen ontwaken!
Door het moederschap beleven wij de levensgraden en dat is het huwelijk, waarvan de mens zeven graden te aanvaarden heeft!
Voor de Universiteit van Christus leggen wij vast: De mens moet als man en vrouw de voordierlijke, de dierlijke, de grofstoffelijke, de stoffelijke én de geestelijke levensgraden beleven, waarvan de geestelijke het hoogste geluk vertegenwoordigt.
De mens staat op Aarde voor zijn karmische levenswetten en zijn oorzaak en gevolg, waardoor hij géén geestelijk geluk beleven kan, hij moet zich vrijmaken van haat, leugen en bedrog, hij moet het leven van God dienen!
Omdat de mens disharmonie zoekt en aanvaarden wil, kan hij géén liefde beleven!
En dat ligt in handen van man en vrouw!
De mens in zijn dierlijke levensgraad kent de wetten niet en is daardoor niet in staat om het ruimtelijke éénzijn te beleven, waardoor het huwelijksgeluk een chaos is!
Wanneer man en vrouw willen dienen, krijgen zij afstemming op de eerste sfeer en eerst nu beleven wij óngekend geluk, thans is het huwelijk universeel én gereed voor het dragen van de levenswetten!
De geestelijke tweelingziel behoort tot de sferen van licht en niet tot de Aarde!
Indien de mens, als man en vrouw dat geluk wil beleven, is hij gereed zich op „Golgotha” af te stemmen en Christus te volgen!
De dierlijke en de stoffelijke levensgraden voor het huwelijk, hebben afstemming op de menselijke maatschappij en zíjn stoffelijk, doch de geestelijke graad voor het huwelijk voert de mens tot het innerlijke voelen en denken!
De geestelijke levensgraad voor het huwelijk dient!
De geestelijke levensgraad voor het huwelijk heeft lief!
De geestelijke levensgraad voor het huwelijk baart en schept door Golgotha!
De geestelijke levensgraad voor het huwelijk heeft afstemming op Gene Zijde en de meesters, het is deze levensgraad die de wijsheid ontvangt, de mens die Moeder Aarde ruimte gaf en geluk, de kunsten en wetenschappen, waarvan wij zelfs de dierlijke graden kennen, want ook dat is mogelijk.
De kunst echter is Universeel diep, ruimtelijk bewust en heeft de mens van Moeder Aarde te aanvaarden.
De geestelijke levensgraad voor het huwelijk, voor man en vrouw, is een kosmisch wonder!
Het is het allerhoogste geschenk van de „Almoeder” voor „HAAR” kinderen, omdat „ZIJ” ín de mens leeft!
Daarvoor, mijn broeders, werden er sterren en planeten geschapen, hiervoor heeft de mens de Derde Kosmische Graad te beleven en te overwinnen.
Deze twee zielen nu, als bloemen van één kleur, als één wereld en één gedachte, één persoonlijkheid en één leven, vertegenwoordigen de ruimte.
Zij alleen zijn in staat het macrokosmische leven te dragen en te vertegenwoordigen, want zij zijn nu „licht” ..., „leven” ... én ... „liefde”!
De voordierlijke levensgraden zijn daartoe niet in staat, die mensen kennen zichzelf niet en willen nog géén God van liefde aanvaarden, noch beleven.
Het is die mens, die zich uitleeft, die overheerst op Aarde, de ónbewuste!
De armoedige!
De mismaakte, want hij heeft zijn Goddelijkheid verduisterd.
De mens moet zichzelf tot ontwaking voeren!
Wat wil de kerk nu beginnen?
Bidden om bewustwording?
Bidden om ontwaking, om zegen en rust?
Is dat mogelijk?
Ik geloof, dat de wetten van de „Almoeder” hebben gesproken.
Door heilig doen is er géén ruimte te overwinnen en komen de Volken der Aarde niet tot de geestelijke ontwaking, daarvoor zál de mens leven en sterven!
De mens heeft God en ís God!
Wie moet men thans nog aanroepen om bescherming?
De mens ís bescherming, ook dat heeft hij en heeft zij in handen, als man en vrouw beleven zij die universele rechtvaardigheid.
Wat gij zo-even hebt gezegd, mijn broeders, volg ik voor de ruimte en voor de „Almoeder”, zodat de mens nu aanvaarden moet!
De „Almoeder” splitste zichzelf en wij als mensen hebben die levenswetten gekregen, daarvoor werden wij vader en moeder.
Als twee vonken van de Albron, beleven wij ons zélf, ons „ik” en gaan verder!
Deze zielen zijn Goden, doch bevinden zich nu in een dierlijke afstemming.
Twee zielen zijn grofstoffelijk en beleven het aardse gevoelsleven lichamelijk, voor ziel en geest staan zij nog niet open.
Maar dat gevoelsleven zullen zij bereiken, doordat de afstemming ín en voor de persoonlijkheid, die Goddelijk is, ontwaakt!
Dat is op Aarde te beleven, doch miljoenen kinderen van God ontvangen dit Goddelijke geschenk eerst aan Gene Zijde.
Wie het op Aarde beleven kan is geestelijk bewust en staat open voor de ruimtelijke levenswetten.
Kijk nu naar de mens op Aarde.
In de oerwouden leven Goddelijke mensen.
In steegjes en sloppen leven Goddelijke mensen!
In de steden verkracht de Goddelijke mens zichzelf!
De Goddelijke mens liegt en bedriegt, steelt en rooft, moordt en brandsticht, zet onrechtvaardigheid op algehele afbraak en kent zichzelf niet!
In krankzinnigengestichten leven menselijke psychopaten en zijn Goden!
En ook dat zijn tweelingzielen; ergens op de wereld leeft de andere helft van dit leven, deze ziel, deze geest, dit Goddelijke product.
In de steden bedelen Goddelijke mensen, op de slachtvelden beleven zij de bewuste afbraak, de kastijding en de bezoedeling van alle levenswetten, doch dat zijn Goden!
Die mensen hebben op de „Albron” afstemming en werden in liefde geboren, gebaard, gedragen, liefhebbend verzorgd.
Wat doen die mensen?
Wat willen die Goden nu beleven?
Waarnaar verlangen die Goden?
De mens is nu losgeslagen van zijn Goddelijke ankers.
Wilt gij deze zielen voor heilig verklaren?
Is de mens, die kuis het leven beleven wil, heilig, nu wij weten, dat hij het vader- en moederschap smoort?
Wat beleven wij nu?
Dat de mens in deze ellende méér Goddelijke evolutie beleven zal dan de mens die zich voor het leven afgesloten heeft en hebben wij te aanvaarden, omdat deze menselijke evolutie voortgaat.
Maar ergens in deze ruimte wacht er een ziel.
Ergens op Aarde wacht er een ziel op het andere deel, het eigen leven, waardoor het op de Maan Goddelijke éénheid beleefde, doch door disharmonische verlangens werd bezoedeld.
De éne ziel zit in de gevangenis, is door de maatschappij opgesloten, de andere ziel preekt over verdoemdheid en sluit zich voor de wedergeboorte af.
De ziel als mens dwaalt door de maatschappij en heeft haar tweelingziel verloren, haar liefde, leven en gevoel afgelegd voor onrechtvaardigheid, laster en bezoedeling en heeft de mens, man en vrouw nu te aanvaarden!
Waar wij mensen ontmoeten, mijn broeders, daar leven tweelingzielen, doch op eigen kracht en bewustzijn, voordierlijke en dierlijke mensen, grofstoffelijke en stoffelijke en enkele geestelijke, de mens dus, die afstemming heeft op de sferen van licht.
Die mens wíl liefde beleven zoals de ruimte haar levenswetten heeft verstoffelijkt en zij beleven reine liefde!
Geluk, éénzijn voor élke gedachte, éénzijn voor het vader- en moederschap!
Wat is nu het doel van het leven op Aarde?
Door de maatschappelijke ontwaking, krijgt de ziel als mens geluk, tevredenheid, zelfstandigheid, de tweelingzielen dienen elkaar!
En dat zien wij in de sferen van licht terug, waarvan wij ons, meester Zelanus, de reine liefde en de universele ontwaking eigen hebben gemaakt.
Inderdaad, dit is kosmische waarheid!
De rijke eet zich vol door het bezit van z’n tweelingziel.
De één staat voor de ander, als man en vrouw en zij herkennen elkaar niet.
De bedelaar staat voor de tweelingziel, maar de man en de vrouw herkennen elkaar niet, de rijke sluit de deur voor het eigen leven, omdat de mens zichzelf verduisterde.
Máár, als zij het kosmische éénzijn beleven, dán voelen zij, dat het ruimtelijke gevoelsleven spreekt, het menselijke hart zegt: ík ben het!
Ik ben van je, ik ben van je leven, je ziel en geest.
Voel je het?
Já, het is te voelen en te beleven!
Mijn broeders, thans spreekt het bloed!
Mijn kinderen, nu spreekt de ziel!
Man en vrouw, nu spreekt de Goddelijke afstemming voor uw leven en éénzijn en dat is te beleven!
Gij voelt het, beleeft het, bloed mét bloed uit één levensgraad is de éénheid van het Goddelijke paradijs.
Kent gij dat daar niet?
Waarom zoekt de mens naar dit verschijnsel en zet hij daar alles voor in?
Wat wil het zeggen, wanneer de mens als ziel, als vader en moeder die heiligheid beleven kan?
Voel deze kus, mijn broeders, en gij weet het!
Nu spreekt de „Almoeder” dóór het dierlijke instinct, of door de reine en geestelijke liefde.
Dat gevoelsleven, mijn broeder Zelanus, hebben wij door de kunsten en wetenschappen vastgelegd en vertolkt.
Daarvoor wilden wij leven en sterven en toen „Golgotha” ín ons ontwaakte, betraden wij die kern, dat weten en dat gevoel, toen eerst waren wij één leven, één ziel, één geest!
Hoe wás die aanraking?
Hoe was dit geschenk van de moeder?
Mens, hebt gij dit gevoeld?
Waarom is zíj het?
En géén ander?
Zíj alléén is het, want gij voelt het bloed van uw hart, het leven van uw leven, de ziel van uw ziel, die door de „Almoeder” aan uw leven en persoonlijkheid geschonken werd.
Dat is vader- en moederschap door de ziel als mens ontvangen, zij ís het!
Gá thans in dit paradijs en gij kent u zelf!
Wij in de sferen van licht hebben dat ontvangen, doch de mens op Aarde zal zich deze reine liefde eigen maken!
En nu beleven tweelingzielen „Christus”!
Daarvoor kwam „HIJ” tot de Aarde.
Daarvoor is „HIJ” echter niet gestorven, maar daarvoor bracht Hij Zijn Evangelie.
Hoe kan het anders, nu wij dat weten?
Gá ín die liefde en gij kent u zelf en uw tweelingziel!
Praat niet, doch gá ín!
Fluister niet, doch aanvaard het moederschap!
Gá in dát hart en in dat leven en vergeet nu, dat gij dierlijk zijt geweest!
Vecht voor die liefde, maar maak uw taken af!
Blijf dienen!
Kus uw ziel, uw leven, uw geest, dát is de Goddelijke, geestelijke kus!
En thans verder!
Steel nu en gij besteelt uw ziel!
Voel haat voor de mens en het leven en gij haat uw ziel!
Belaster het leven en gij voert uw ziel en uw liefde tot de laster!
Doe mee aan doodslag en geweld en gij vermoordt uw ziel!
Uw liefde, uw licht, leven en geluk!
Verkracht het leven en gij verkracht uw ziel, uw liefde!
Mopper en kanker en gij verduistert uw ziel, uw licht, uw ziel!
Sta open voor onrechtvaardigheid en gij sluit uw ziel in de gevangenis!
Kastijd het leven niet of gij kastijdt uw eigen ziel, uw geest, uw Goddelijke afstemming!
Ga tot de katholieke kerk en word priester en gij sluit u voor uw wedergeboorte af, doch vooral voor uw liefde!
Uw ziel en uw universele waarachtigheid!
Stuur een bedelaar weg en gij laat uw ziel verhongeren!
Steek het levenslicht uit de ogen van de mens en gij geeft blindheid aan uw ziel!
Verbrand het leven door gloeiend pek en gij verbrandt uw tweelingziel!
Schrijf uw naam onder een doodstraf en gij vermoordt uw ziel!
Uw leven en geluk, uw liefde, uw voortgang, uw wedergeboorte!
Uw godheid!
Gá tot de publieke vrouw en gij bezoedelt uw ziel!
Uw persoonlijkheid!
Verbreek uw banden en uw huwelijk en gij schept nieuw karma, uw ziel moet wachten totdat gij het harmonische goed hebt beleefd!
Neem een geweer in handen en gij vermoordt uw eigen ziel!
Word koning of keizer en gij smoort uw geestelijke waarachtigheid, omdat er op Aarde nog géén rechtvaardigheid leeft!
Kennen wij dat niet, mijn broeders?
Is dit ónwaarheid?
Wat wil de mens beleven?
Zijn tweelingziel?
Dan zal hij daarvoor álles van zichzelf moeten inzetten, doch door zijn miljoenen levens is hij verdwaald.
De „Universiteit van Christus” brengt hem tot God terug en zijn eigen afstemming!
In Holland leeft de ziel, de moeder, de tweelingziel in Frankrijk.
In Engeland leeft de man, de moeder, als tweelingziel in Rusland!
In Amerika leeft de moeder, de tweelingziel in Duitsland!
In Zweden leeft de man, de tweelingziel van deze scheppende kracht in Turkije ... zodat wij hebben te aanvaarden, dat de mens karmische wetten te beleven heeft en eerst later zijn ziel ontvangt, doch dan is hij in harmonie met de ruimte.
Moeders en vaders hebben lief en zijn tweelingzielen, zij dragen de ruimte, doch het kind werd aangetrokken door één ziel, door de vader of de moeder en ontvangt, of geeft, of dient!
Moeder en kind kunnen tweelingzielen zijn!
Vader en dochter kunnen tweelingzielen zijn!
Broers en zussen en zussen én zussen, kunnen tweelingzielen zijn, omdat zij elkaar telkens weer zullen ontmoeten!
De rijke en de arme kunnen tweelingzielen zijn!
De krankzinnige en de dokter eveneens, omdat één van deze zielen het eigen bloed en het leven dient!
Waarom stuurt ge uw bedelaar van uw leven weg?
Waarom kunt gij uw moeder niet liefhebben?
Dat zijn de wijsgerige stelsels, mijn broeders, en zullen wij later voor de Universiteit van Christus beleven en ontleden.
Maar nu leven de heersers van de Aarde zich door de tweelingziel uit en bezoedelen deze Goddelijke afstemming.
Doch twee mensen als man en vrouw, vertegenwoordigen de ruimte en God, de „Almoeder”, als leven, licht en liefde.
Hebt gij iets anders verwacht?
Néén, dit zijn de levenswetten voor het kind van Moeder Aarde.
Ik wíl géén kinderen meer baren!
Ik werk mij niet dood voor mijn kind!
Ik wil niet meer baren!
De mens weigert thans om de tweelingziel het leven te geven!
En dat heeft de katholieke kerk geschapen en is in strijd met de Goddelijke werkelijkheid!
Indien de mens zijn godheid wil dienen, zal hij baren en scheppen!
Eerst nu komt hij tot geestelijke bewustwording en ontwaking.
Ziel van mijn ziel, waar ben je?
Ziel van mijn ziel, ken ik je al op Aarde?
Ziel van mijn ziel, ben je mijn moeder of mijn vader?
Mijn broeder of mijn zuster of moet ik je zoeken onder andere volken?
Zie ik je vandaag nog?
Praat je al tegen mij?
Verkoop je mij iets?
Ben je mijn dienstknecht soms?
Ziel van mijn ziel, ben je mijn rechter?
Mijn dokter?
Mijn zangleraar?
Mijn broer of mijn zuster?
Mijn vriend of mijn heer en meester?
Wie ben je?
Waar leef je nu, nu ik op Aarde ben?
Kén ik je niet?
Als ik je ken, zal ik je dienen, je alles van mijn leven, mijn hart, mijn geest schenken en je zult liefde beleven!
Schilderen wij tezamen, mijn ziel?
Doen wij reeds aan kunsten en wetenschappen, mijn ziel?
Bedelen wij nog?
Of hebben wij reeds een maatschappelijk bewustzijn bereikt?
Zijn wij rijk?
Ben je rijk of arm?
Waar leef je nu?
Kan ik je bereiken?
Of ben je mijn doodgraver?
En ben ik je lijk, mijn ziel, kan dat?
Ben je boer of minister, kunstenaar of doe je mee aan leugen en bedrog?
Waar leef je?
Kan ik je verstaan als ik je ontmoet?
Ik zál je voelen én beleven, onze harten zullen het zeggen en ons bloed verloochent zich niet!
Doe je nog aan doodslag en geweld mee?
Waarom toch?
Zal ik je nu in dit leven ontmoeten?
Dán, mijn ziel, zal ik over je leven waken en ik zal je dienen en gelukkig maken!
Ik schenk je dan mijn eigen álles!
Gá je dan nooit wéér van mij weg?
Ook al behoor je een ander toe, ik zal wachten en je bezielen, eerst daarna zijn wij gelukkig!
Niet waar, ziel van mijn ziel, leven van mijn leven, geest van mijn geest?
Heb ik je reeds ontmoet?
Wáár was het?
In Jeruzalem soms?
Waren wij Joden?
Arabieren?
Heb ik je in één van de vele Tempels reeds ontmoet?
Waren wij geestelijk?
Waren wij reeds tot het priesterschap gekomen en één?
Was ik vrouw en jij mijn schepper?
Dan zal ik straks moeder zijn en je alles van mijn leven geven.
Heb je het gevoel al om mijn leven te dragen?
Wáár hebben wij ons leven gebalsemd?
Wáár hebben wij aan lijkenroof gedaan?
Wáár hebben wij de vrucht vernietigd?
Wáár was ik „een hoer” en kwam jij tot mij en voelden wij niets van elkaar?
Wáár was dat, mijn ziel, mijn leven?
Wáár komen wij tot de geestelijke éénheid?
Op Aarde nog?
Indien dat niet zo is, zal je mij in de sferen zien en ontmoeten en dáár gaan wij verder!
Heb je mij al lief?
Is het geestelijke verlangen reeds ín je gekomen?
Sla je nog stukken en brokken?
Haat je nog?
Néén, doe dat nu niet meer, nu gaan wij tezamen verder en zullen liefhebben!
Zorg je nu voor jezelf?
Hoor je, dat ik zing, voor je leef en zing?
Dat ik je liefheb met héél mijn hart?
Ik doe mijn best voor je!
Ik dien voor je!
Ik zal voor je liefhebben en goedmaken, zodat ik je spoedig zie!
Ik dood niet meer of je moet op mij wachten!
Ik lieg en bedrieg niet meer of ik bedrieg je!
Wees goed voor het leven dat je nu bezit en wij evolueren tezamen, ik ook zal mijn taak afmaken!
Hebben wij, meester Zelanus, ook deze wetten niet leren kennen?
Hebben wij door ons bewustzijn niet moeten aanvaarden, dat wij voor onze tweeling(ziel) stonden en zij ons in de gevangenis opsloot?
Dat zij ons vernietigde en liet verhongeren?
Hebben wij elkaar niet afgemaakt?
En later, toen wij de reïncarnatie beleefden, vanuit ons leven zagen, waar wij tezamen hadden geleefd?
Toen bogen wij!
Toen begrepen wij, dat wij elkaar vaak hadden ontmoet, elkaar hebben vermoord en dat wij daardoor géén geluk konden beleven.
Eerst aan Gene Zijde zagen wij waar wij hadden geleefd en toen beleefden wij onze geestelijke ontwaking.
Vonk van mijn vonk, ik ben bij u!
Geest van mijn geest, kom tot mij!
Bloed van mijn bloed, hebt gij mij ontvangen?
Leven van mijn leven, nú zijn wij eeuwigdurend één en zullen dat blijven!
Hoe kunnen wij nu Moeder Aarde danken.
Wij zullen thans voor haar kinderen en haar leven dienen!
Nu gaan wij bewust verder, omdat wij de geestelijke levensgraad voor de liefde vertegenwoordigen, wij gaan tot het bewuste „AL” terug!
Wij bouwen een Tempel voor ons leven, ons eeuwigdurende éénzijn!
Is dat de liefde?
Já, mijn broeders, nu zijn wij tot het leven gekomen.
De mens op Aarde zoekt, maar hij zal eerst dán zijn tweelingziel vinden, wanneer hij liefde geeft, liefheeft, ál het leven van God aanvaarden wil.
En nu herken ik je onmiddellijk, mijn ziel!
Je ogen zullen het mij zeggen, je hart zal het zeggen en je levensbloed, je ziel en geest, overtuigen mij van je eigen levensgeluk, dat voor mij is!
Zoek niet, vraag niet, je tweelingziel komt tot je, wanneer je gereed bent.
En thans staan man en vrouw voor Golgotha!
Dáár is het, waar tweelingzielen ruimtelijke liefde ontvingen!
Dáár en nergens anders op Aarde, leeft er geluk, doch dat geluk is niet te koop, dat moet man en vrouw verdienen!
Christus kwam daarvoor naar de Aarde en hebben wij te aanvaarden.
Niet voor de mismaking, noch voor de geestelijke bezoedeling, kerken en godsdiensten hebben nu geen betekenis meer, ook al dienen zij de persoonlijkheid.
De levenswetten voor het geluk en het huwelijk moeten verdiend worden.
En dat kan alléén door het leven van God, al het leven lief te hebben én te dienen!
Daardoor ontwaken man en vrouw!
Dát zijn de sferen van licht, het geestelijke denken en voelen, waardoor de mens ontwaakt en zijn leven lief krijgt.
Door deze wetten te volgen en te beleven, ontstaat er werking en bezieling en daalt de mens tot zijn vorige levens af.
Nu kan hij spreken, bezielen, liefhebben, nu is hij in staat om recht te spreken, te handelen naar de Tien Geboden en het leven mooi te maken.
Vanzelfsprekend staat hij voor de ruimte en spreekt Zon en Maan tot de ziel als mens, waardoor de ziel haar éénzijn ontvangen zal!
Op Aarde is dat reeds te beleven.
Het wordt levenswijsheid en aanvaarding, geduld en reine plichtsbetrachting, ál die eigenschappen, die licht bezitten en spreekt het leven tot de mens.
O, mijn God, geef de mens deze ontwaking!
Zó is de huidige maatschappij, voelt de ziel zich op Aarde en zal aan een hoger en ruimtelijk leven beginnen!
En dat is voor al de Volken der Aarde.
Ook de massa zal deze wetten moeten overwinnen, waarna de mensheid het „Koninkrijk Gods” voor deze ruimte betreden zal.
Dat is het doel van de „Almoeder” en daarvoor gaf Christus de mens „ZIJN” liefde te beleven, doch aan de ziel om zich „ZIJN” liefde eigen te maken!
Maak u nu vrij van Moeder Aarde, wij gaan verder!
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
-o-o-o-o-o-
-o-o-
-o-