De Vierde Kosmische Levensgraad voor de Mens

Nu verlaten wij Moeder Aarde en stemmen ons af op de „Vierde Kosmische Levensgraad”.
De stoffelijke ruimte lost voor ons bewustzijn op.
Wij betreden het leven aan Gene Zijde, doch wij gaan verder.
De volgende reis zal ons met de astrale wereld verbinden; eerst dan zijn wij zover om die wetten voor de ziel als mens te ontleden en betreden wij haar geestelijke persoonlijkheid.
André ziet, dat meester Alcar de stoffelijke ruimte heeft verlaten en is nu in staat om „Jeus” in zich op te trekken en hem al die wonderen te laten beleven.
Wij gaan door de duistere sferen naar de sferen van licht en daarvan kent hij de wetten.
De boeken die hij ontvangen en beleefd heeft, bevinden zich op Aarde, de drie delen van ‘Een Blik in het Hiernamaals’ schenken u, geachte lezer, die geestelijke ontwaking, doch straks, wanneer wij voor het zieleleven komen te staan, dalen wij opnieuw in die werelden af om die geestelijke persoonlijkheid te volgen, zodat gij uw hemel achter de kist of één van de zeven duistere sferen leert begrijpen.
Jeus, voelt André, denkt thans anders.
Jeus ziet de hellen en André laat hem voelen, dat deze werelden niet door God geschapen zijn, doch door de mens, die het verkeerde heeft gewild.
De mens, die zich los heeft gerukt van de harmonische wetten en die thans achter de kist te aanvaarden heeft.
Jeus vraagt: „Kunnen wij moeder nog even zien?
Of Miets, of Vader?”
„Néé, Jeus, dat gebeurt nu niet, want wij beleven nu wetten.
Wij zijn in dienst van de meesters.
Ik kan Crisje wel bereiken, als ik dat wil, wij behoeven haar niet te zien, Jeus, dat is mogelijk op afstand.
Kijk zélf en je ziet haar.
Waar is Crisje nu, Jeus?”
„Hoe is het mogelijk.
Wat is dat machtig.
Dat had ik niet gedacht.
Is dat wat?
Wij zijn moeder ja voorbijgevlogen.”
„Juist, dat is het, Jeus.
Vader is met moeder op stap.
Ze maken machtige reizen, ze gaan eerst naar de Aarde, om daar het een en ander te beleven en als moeder daarvan alles weet, dat niettemin jaren duurt, keert vader met haar tot de Maan terug, waar ook zij aan hun schepping zullen beginnen en volgen zij, wat wij thans voor de „Universiteit van Christus” hebben moeten volgen.
En dat is voor iedereen, voor man en vrouw, tenminste, als je licht en liefde bezit of je daalt af in die duistere sferen en dat is verschrikkelijk.”
„Wat zal Gerrit doen?”
„Gerrit kan in die duistere sferen afdalen en aan zichzelf beginnen.
Onze Gerritje moet leren om zijn hoofd te buigen, doch Miets zal hem wel steunen.
Ik weet nu, dat hij hard bezig is om van zichzelf iets anders te maken.
Wil je zien waar Gerrit nu leeft, Jeus?”
„Graag.”
„Kijk dan maar.
Zie je hem daar scharrelen?
Hij zit in het land van haat.”
„Wat doet hij daar?”
„In de eerste plaats om te leren hoe het niet „moet”.
Hij leert daar waardoor hij haatte, waardoor hij géén liefde heeft kunnen beleven en als hij dat weet en zich liefde eigen heeft gemaakt, kan zijn meester hem een taak geven, waardoor hij ontwaakt, aan zichzelf werkt, dat de bedoeling is.”
„En jij kunt hem zien wanneer je wilt?”
„Ja, Jeus, dat kunnen wij nu.
Als je licht hebt is er géén duisternis meer, dan ben je met al het leven van God één.
En waar zich de mens ook bevindt, ziet die mens je en voelt die mens, dat je aan hem alléén denkt.”
„Weet Gerrit nu dan waar wij heengaan?”
„Ja, dat heb ik hem gegeven, Jeus.
Ik liet hem voelen, dat wij later ook hem zullen bezoeken en ik wenste hem sterkte toe en geluk.”
„Dat is heerlijk.”
„Zo is het, Jeus, en dat moet je voelen voor al het leven van God.
Wij zullen beleven, dat wij straks met al het leven één zijn.
Geniet je, Jeus?”
„En of.
Ik kom niet uitgedacht.”
„Dat weet ik.
Heb je al die wetten begrepen, Jeus?”
„Já, en ik doe alles om je te dienen.
Ik wil méé en vooruit.”
„Wij zijn nu zover, mijn Jeus, en niets timmert ons nog uit elkaar.
Maar straks zul je wonderen zien, machtige wonderen als mensen en nu begrijp je wat je als mens kunt bereiken en wat je eigenlijk als mens bent.
Hoe ongelooflijk mooi is alles.
En dat krijgen wij in eigen handen.
Já, Jeus, ik kén je geluk, je ruimte ook, maar wat wij thans zullen zien grenst aan het óngelooflijke, zo machtig is het, wat wij nu te zien en te beleven zullen krijgen.
Kijk, wij zijn in de sferen van licht en ik voel, dat wij even de gelegenheid krijgen om met elkaar te praten.
Hier onder ons bevinden zich de lichtende sferen, de werelden van geluk en liefde.
Ook hier leven miljoenen mensen, mannen en vrouwen tezamen.
Zie je die machtige Tempels?”
„Ja, ik zie ze.
En jij hebt die al gezien?”
„Ik ken de sferen, Jeus.
Met meester Alcar was ik in ál de sferen en wij waren in al de Tempels.
Ik kén élke gedachte van al die miljoenen mensen, de kracht en de diepte van hun liefde bovendien en die miljoenen kunnen niets bedenken van het Universum óf ze raken mijn leven, het onze dus.
Dat is het Kosmische éénzijn met het leven van God en is thans ons bewustzijn.”
„En dat heb ik nu ook?”
„Dat hebben wij tezamen, Jeus.
Ik ben het die denkt, voelt, de wetten verwerkt en jij en Jozef geven mij die kracht ervoor.
Ik ben het, Jeus, die zal praten, als er gesproken moet worden, doch jullie zijn thans mijn stembanden, mijn wezen, doch ík ben de ziel en de geest.
Kun je dat voelen?”
„Ik begrijp alles.
Als ik dat al mag wezen, ben ik al tevreden.”
„Dat ben je, Jeus, doch later ga je zelf praten en denken, dán zijn wij eerst aan deze zijde, nu hebben wij dít dagbewuste denken en voelen tot de sferen van licht gebracht en zijn „Geest” geworden.
Dat hebben alle mensen te beleven, Jeus.”
„Jij hebt het „AL” reeds gezien?”
„Ja, op de eerste reis waren wij daar.
Dat moet je zelf zien, er alles van vertellen kan toch niet.
Je moet dat „AL” kunnen beleven, Jeus.”
„En kan dat?”
„Néé, dat kan niet, maar als je daar bent voel je het Goddelijke „IK” ín je komen en dat zegt alles.”
„En dat beleven al deze geestelijke mensen?”
„Néén, Jeus, niet één van deze miljoenen.”
„Wat zeg je me daar?”
„Dat is heel eenvoudig, Jeus.
Wij dienen op Aarde voor Gene Zijde.
En als je eenmaal hier bent, kun je geen stukken meer over slaan, je komt nu niet van je eigen sfeer los of het werd ook hier een heksenketel.
De mens van de Aarde kan álles van God beleven, tenminste, wanneer hij voor het dienen openstaat en als je dan in handen bent van meesters, krijg je ook alles te beleven.
Dat kan hier niet meer.
Hier moet je je sfeer vertegenwoordigen en je komt zomaar niet van dat bewustzijn los.
Begrijp je het?”
„Ja, ik voel wat je bedoelt.
Dat is duidelijk of al deze mensen leefden boven hun verstand en gevoel.
Als je je op Aarde overgeeft, kunnen de meesters gaan waarheen zij willen?”
„Dat is het, Jeus.
Je ziet het voor jezelf.
Dat heeft Christus trouwens zélf gezegd.
En wij dienen op Aarde en gaan thans hoger dan al deze gelukkige mensen hebben bereikt.
Zij kunnen niet hoger komen dan zij aan gevoel bezitten.
Nu staan die mensen voor hun eigen persoonlijkheid.
Wij niet, wij krijgen dit alles geschonken.
Wij beleven deze ongelooflijkheid, omdat de meesters voor de „Universiteit van Christus” werken of wij hadden dit niet kunnen beleven.
Zo zie je, wie op Aarde er gereed voor is, kan iets van de geestelijke wetten beleven, doch nu voor iets anders.
Als je op Aarde voor jezelf leeft, kom je immers ook niet boven je eigen gevoelsleven uit.
Maar ga je alles van je leven inzetten, trek je hoger bewustzijn aan en nu wordt alles anders.”
„Mag je wel tegen mij praten?”
„Nog even, Jeus, en dan moet ik mij gereedmaken voor de „Vierde Kosmische Graad”.
Maar als je de wetten volgt en zo nu en dan van gevoel tot gevoel tot mij komt, geef ik je mijn eigen zien en voelen terug en weet jij het ook.”
„Dat is het mooiste wat er is.”
„Zo is het, want nu zijn wij volkomen één.”
„Ik begrijp het en zal je in alles volgen.”
„Dat wordt dan bewustzijn, mijn Jeus, maar bovendien voelen en denken, ook ruimtelijke gelukzaligheid.
Wanneer wij over het geestelijke leven praten, vindt meester Alcar het goed.
Wij moeten dus volgen waarin wij leven of wij komen niet verder.
Voor de mens van de Aarde is dat moeilijk te overwinnen en hebben wij ons toch eigen moeten maken.
Daar vliegen de mensen in duizenden zaken en maken niets af, dat hier voor deze wereld niet meer mogelijk is.
Maar zie je daar beneden ons al die mensen en die prachtige Tempels?
Dat is de derde sfeer, Jeus, daar hebben wij Crisje gezien en ontmoet.
Dáár leeft je eigen moeder uit dit leven, maar daar heb ik duizenden moeders mogen zien en beleven.
Want wij zijn immers miljoenen jaren op Aarde geweest.”
„Dat begrijp ik direct.
Waar leven wij straks?”
„Zou je dat graag willen weten?”
„Ja, jij dan niet?”
„Dat behoef ik niet meer te weten, Jeus, ík ben er al in.”
„Waar dan?”
„Kijk naar jezelf en je ziet het.”
„Mijn hemel wat is alles toch eenvoudig.
Nu zie ik het.”
„En je weet nu waar je leeft als je daar sterft?”
„Ja, dat weet ik nu.”
„En had je dat gedacht?”
„Néé, natuurlijk niet maar nu ik jou zie en beleven mag, weet ik het heel zeker.”
„Zo is het, Jeus.
Al die mensen leven nu in het waarachtige paradijs.
Zij zijn zover gekomen.
Ook zij hebben al die levens op Aarde afgelegd en deze ruimte overwonnen.
Als wij hier niet waren zou je het nog niet kunnen geloven, doch dat is waarheid.
Nu zijn wij ook mens, maar anders.
En toch precies hetzelfde als wij op Aarde waren, voordat wij uittraden.
Waar of niet?
Nu zijn wij tot de geestelijke wereld gekomen.
En als dat de mensen op Aarde weten en de kerken hebben te aanvaarden, wordt de mens op Aarde gelukkig, want geestelijke ruimte is ontwaking én geluk.
Dan zou je naar de Aarde terug willen, Jeus, zó machtig wordt dan het stoffelijke leven voor man en vrouw en voor hun liefde.
Nu is het leven machtig.
Nu heeft het leven iets te betekenen, Jeus.
En wij brengen die wetten en dat geluk op Aarde.
En daardoor is het, dat wij deze reis mogen maken of wij waren hier niet.”
„Ik zie al die mensen.”
„Zijn ze niet machtig, niet wondervol, Jeus?”
„Ja, ik voel wat je ziet.
Dat zijn moeders en vaders?”
„Dat zijn levenswetten, Jeus.
Zeker, als vaders en moeders, maar toch ook levenswetten en die hebben wij nu leren kennen.
Moet je zo’n moeder eens zien.
Straks zullen wij de moeder zien op Goddelijke afstemming, mijn Jeus, en dan weet je het niet meer.
Zo’n Goddelijke Koningin zoeken wij voor onszelf uit.
Já, je denkt, kan dat?
Maar dacht je dat wij geen Universele liefde zouden ontvangen?
Daarvoor doen wij dit werk, Jeus.
Wij krijgen precies dát leven wat tot ons eigen leven behoort.
En dat is dan ónze geestelijke en ruimtelijke Godin.
Mijn hemel, Jeus, voel je wat ik zien kan?
Zag je dat?
Voel je dat?
Já, zeg ze maar vast goede dag.
Je kunt haar toeroepen: tot straks!
En je kunt haar toeroepen: wíj doen alles om je te verdienen!
Voel je haar kus al, Jeus?”
„Ja, is dat wat?
Maar hou jij dat uit?”
„Já, Jeus, dat moet of wij komen er niet.
Wij gáán geluk op geluk stapelen voor ónze Godin, zodat wij haar straks tenminste kunnen ontvangen.
We zullen voor onszélf een Tempel bouwen.
En als de mensen op Aarde niet willen, dan moeten ze dat zélf maar weten, wij bouwen voort en wij weten waarvoor wij leven en dienen.
Waar of niet?”
„Het is machtig, ik voel het al.”
„Dáárin, mijn Jeus, leef ik al van kind af.
Ik heb het altijd geweten dat het er was, maar nu zie ik het geluk, ónze liefde ook en jij kunt dat geluk „kussen”!
Zag je dat?
Voel je dat?
Weet je het nú?
Já, wij weten het!
Als je die kus voelt, Jeus, denk je dat God je kust, zo machtig is het, wanneer je deze ruimtelijke liefde beleven kunt.
Dóór de moeder!
Ach, als je dienen wilt en liefhebt komt het vanzelf ín je hart en nú heb je iets aan je liefde te schenken.
Maar ik moet aan iets anders denken, Jeus.
Dát komt, als je het maar weet.
En als je het ziet, kan er niets meer gebeuren en kan je aardse liefde gestolen worden.
En tóch, daar leggen wij de eerste fundamenten voor dit leven en die machtige liefde.
Waarvoor leeft de mens nu?
Dat zul je nu wel weten.
Vóór deze liefde, mijn Jeus, en voor niets en niets anders, doch waardoor wij onze Goddelijkheid vergeestelijken.
Nú mag je kussen en zó’n kus, Jeus, heeft bewustzijn.
Niets kan je nu nog tegenhouden, al de wetten liggen voor je leven open en spreken je toe, ze dragen je, jezelf en haar, zij, die Godin van je leven.
En dan voel je moederliefde.
Zie je ook die mooie vogels, Jeus?”
„Ja, ik zie ze.”
„Dan zul je straks grote ogen opzetten.
Moet je de dierenwereld van de Vierde Kosmische Graad eens zien.
Dan weet je het niet meer.
Die hebben verstand als géén mens van de Aarde bezit.
En dan de natuur daar, die ongelooflijk mooie bloemen en de wateren zijn zo helder als kristal niet is.
Wat zal Moeder Water gelukkig zijn, als wij dat haar straks mogen vertellen.
Ik verzeker je, dat jij de mogelijkheid krijgt om tot haar te praten en mag je haar vertellen wat je hebt beleefd.
Je kunt dan op Aarde ál het leven van Moeder Natuur vertellen hoe het op de Vierde Kosmische graad zal zijn en natuurlijk ook van het „AL” stadium.”
„Mag ík dat?”
„Ja, Jeus, jij krijgt dat straks te beleven.
En dan zal het leven je kussen, liefde geven, zodat je die liefde niet verwerken kunt, zoveel geluk krijg je dan te beleven.”
„Ik kan ja nu al schreien van geluk.”
„Dank je.”
„Waar zijn wij nu?”
„Wij gaan zojuist door de vierde sfeer.
Meester Alcar kan dat in enkele seconden doen, maar ik zei je al, wij krijgen gelegenheid om ons gereed te maken door de sferen even te beleven.”
„Zien die mensen ons ook?”
„Ja, zij weten precies wie wij zijn, Jeus.
Zij weten dat wij op weg zijn naar het bewuste Goddelijke „AL”.
Dat is in de sferen van licht bekend.
Al het leven van God weet het, dat heb ik gezien en moeten aanvaarden, omdat al dat leven mij nu iets te vertellen heeft.
Ik voel hun geluk, Jeus, ook hun liefde voor ons en hun geluk, dat de meesters thans aan de „Kosmologie” zijn begonnen.
Daarvoor leven zij en dienen wij.
Wij zijn ook daarin volkomen één.
En al die miljoenen mensen zullen ons helpen dragen.
Zij weten, Jeus, dat wij begenadigde mensen zijn.
En dat ligt in handen van meester Alcar.
Hij heeft dit verdiend en wij dienen hem, doch al het leven van God.
Geloof mij, miljoenen mensen, mannen en vrouwen zouden dit willen beleven en alles ervoor doen, indien dat mogelijk was.
Maar wij zijn het, wij zijn zover.
Ook die mogelijkheid heb ik je reeds laten weten.
Dit is de vierde sfeer, Jeus, en de Vierde Kosmische Graad is als deze sfeer is, doch nu weer een stoffelijk Universum.
Als je deze sfeer dus voelt, begrijp je de Vierde Kosmische Graad ook.”
„Wat is dat toch allemaal eigenlijk weer eenvoudig.”
„Zo is het, Jeus, als je eerst de Goddelijke fundamenten hebt gezien en ín je opgenomen hebt, ligt al dit leven voor je open en kijk je in die wetten, dat nu mensen en dieren zijn, die in deze geheiligde natuur leven.
En iets anders is er niet te beleven, doch waarvan wij ons de levensgraden eigen moeten maken.”
„Ik ga dat allemaal begrijpen.”
„Mooi, Jeus.
Maar zie je, dat het licht weer is veranderd?
Wij zijn nu in de vijfde sfeer, in de sfeer van meester Alcar.
En direct betreden wij de zesde sfeer en dan de zevende sfeer, ook weer zeven werelden, doch nu voor de ziel als de geestelijke persoonlijkheid, waarin zij zich gereedmaakt voor de volgende Kosmische wereld, dat de Vierde Kosmische Graad is.
En dan lossen wij weer volkomen op en betreden dan het embryonale leven, zoals wij in onze ruimte hebben moeten aanvaarden, ook daar zijn die wetten in niets veranderd.
God heeft géén andere wetten geschapen en dat is nu te begrijpen.
Ik ben daar al énige malen geweest.
Ook voor de boeken: ‘Het Ontstaan van het Heelal’, waren wij daar.
En toen heb ik even de mensen gezien, Jeus.”
„Die waren zeker als deze ruimte is.”
„Já, dat zijn mensen zoals er géén op Aarde leeft.
Wat is nu aardse schoonheid?
Niets, vergeleken bij die levensgraden en toch, ook de aardse mens wordt schoner dan hij nu reeds is.
Hoe hoger wij nu komen, des te mooier wordt al het leven van God.
Wanneer de mens die wetten leert kennen, begrijpt hij hoe machtig een mens is.
De mens op Aarde is nog dom en armoedig.
Geld en veel bezit, heeft nu geen betekenis meer.
Natuurlijk, als je op Aarde niets bezit, ben je niets, maar je moet jezelf niet verliezen door al dat geld en goederen, dat is slechts geleend goed, alles blijft toch achter.
Alléén jezelf ís alles, en blijft eeuwigdurend Goddelijke betekenis behouden.
En dat weten de mensen niet, althans miljoenen niet, de rest staat reeds open voor geestelijke liefde en dít geluk uit de sferen van licht.
En dat hebben de mensen te leren, Jeus.
Als de eerste levensgraden overwonnen zijn, op afstemming met de sferen van licht, ga je rustig verder en kom je telkens voor nieuwe ontwakingen te staan.
Ik heb dat geleerd en gezien, hoe zijn wij niet veranderd?
Je voelt nu, dat er geen kloven meer bestaan.
Als je wilt, kijk je van de Aarde af in het Goddelijke „AL”.”
„Ik begrijp het.”
„Zo zie je, Jeus, die wetten leven in ons.
Op Aarde denken de mensen, dat ze er door te bidden komen, maar dat zouden ze wel willen.
Zo gemakkelijk is het ook weer niet.
Er moet nog veel veranderen daar.
Ze vragen nu om ellende.
Dat hebben de sferen van licht niet gewild.
Géén God heeft goed gevonden, dat de mensen zichzelf afslachten.
En dat kun je zien aan de sferen van licht.
Zijn dit geen geestelijke wonderen?”
„Ik begrijp het.
Waar zijn wij nu?”
„Wij zijn nu in de zevende sfeer, mijn Jeus – en wij maken ons al gereed zie ik, om ons op het embryonale leven af te stemmen.
Nu gaat de ziel vanuit de zevende sfeer verder.
Ook nu lost zij even op en begint aan de eerste planeet.
Als wij straks daar zijn, zul je stoffelijke wonderen zien.
Nu zijn al de Zeven Kosmische Graden tot éénheid gekomen.
Daar zien wij niet één Zon, maar vele anderen en ook de planeten hebben die hoogte bereikt.
Zie je de Hoogste meesters, Jeus?”
„Ja, wie zijn dat?”
„Dat zijn Ubronus.
Dr. Frans!
Damaskus!
De halve Maan ... noemt zich die meester daar, de meester met dat gouden gewaad aan.
En dan zie ik meester Cesarino; meesters uit de zevende sfeer, Jeus, die álles op aarde hebben gebracht, die de kunsten en wetenschappen vertegenwoordigen en nú (het Huis) Israël door deze oorlog slepen.
Dát zijn de „Zeven” hoogste meesters aan Gene Zijde.
Meester Alcar is één met de meesters en wij voelen wat zij ons te schenken hebben.
Weet je, Jeus, dat deze meester Cesarino ons op Aarde ontdekt heeft?
Dat hij het is geweest, die naar de Aarde kwam en op een seance tot de mensen sprak en zei: dat wij het instrument waren voor de sferen en voor de „Universiteit van Christus”?
Dat heb je met mij kunnen beleven, doch toen was je nog niet zover.
Als André heb ik dat wonder mogen beleven.
En toen vonden ze ons, een dag tevoren wisten die mensen nog niet dat wij leefden.
Doch toen is meester Alcar eigenlijk eerst begonnen.
De meesters willen ons hun zegen schenken, Jeus.
Ik voel dat en ik zie het.
En dat wil toch wel iets zeggen.
Je kunt nu nog even tot de sferen van licht terugzien, doch dat is dadelijk niet meer mogelijk.
Zie je, wij zijn al buiten de zevende sfeer, wij lossen aanstonds volkomen op en betreden dan het embryonale leven voor de Vierde Kosmische Graad, de wereld van het ónbewuste, die nu niet meer ónbewust is, want de mens heeft die werelden overwonnen.”
„Heb jij dat al eens beleefd?”
„Ja, Jeus, ook die wetten heeft meester Alcar mij verklaard.
En dan zie je, dat dit Universum een nieuw heeft geschapen.
Mooier en ijler nog dan de sfeer waarin wij nog leven.
En dan stof, maar stof van geestelijke substantie.
Is dat wat?
Dat wil zeggen, Jeus, dat de mens géén ónbewustzijn meer bezit, en ook de wereld waartoe de mens behoort heeft dat bewustzijn bereikt.”
„Ik ga het begrijpen, machtig is het.”
„Kijk nu, wij hebben de zevende sfeer reeds verlaten.
Dit, óns Universum heeft een nieuwe geschapen, zei ik zo-even en dat kun je nu zien.
Ook de Vierde Kosmische Graad schept nieuw leven, totdat wij het „AL” als de Zevende Kosmische Levensgraad hebben bereikt.
En daarin blijven wij eeuwigdurend verder leven en vertegenwoordigen wij alles, al de ruimten van God, wij zijn daar Goden en tegelijk „Mens”!
En nu wij weten, waar wij vandaan gekomen zijn, kunnen wij ons alléén nog buigen én gelukkig zijn, voor alles, dat de mens op Aarde nog leren moet.
Zon en Maan hebben dus nieuwe levens geschapen, doch ook het Universum heeft dat moeten doen en heeft dat ook gekund.
Doch ik voel nu, dat wij de meesters moeten volgen.
Doe je ogen open, Jeus.
Op Aarde praten wij met elkaar en genieten wij van ons machtige éénzijn.
Zie je, dat wij terugkeren tot het embryonale leven, Jeus?”
„Ik zie het!”
„Dan is het goed en gaan wij verder.
Maar voel je ook, dat wij ons eigen bewustzijn nu behouden?”
„Ja, want ik kan nog steeds denken.”
„Dat is het, Jeus, en dat verliezen wij nooit meer.
Tot op Aarde, mijn Jeus, dééltje van mezelf, tot daar en wij kénnen de God van ál dit leven.
Aan ons ... óns leven daarvoor te openen.”
Wanneer wij zover gekomen zijn, zegt meester Alcar:
„Mijn broeders, de hoogste meesters hebben ons verwelkomd en zij schonken ons ál hun liefde, zodat wij verder kunnen gaan.
U ziet nu, wij hebben ons reeds vrijgemaakt van de zevende sfeer, afscheid genomen van de Derde Kosmische Levensgraad, doch wij betreden straks de „Vierde”.
Ook daar zullen wij het vader- en moederschap beleven of wij konden niet verder.
God legde dit universele vader- en moederschap in onze handen.
En dat zijn de ruimten voor de mens, het dier en Moeder Natuur.
Wij zijn kinderen van God en Goden!
Wij zien nu, dat deze wereld ijler is dan de vorige.
Wij weten, mijn broeder André, dat ook nu het embryonale leven aanwezig is.
Tot mij komt de wijsheid en het bewustzijn van de „Vierde Kosmische Graad”.
De sferen van licht, gij ziet het, losten voor ons bewustzijn op en wil zeggen: de mens gaat verder en hoger en dat is ook mogelijk voor al het leven.
Wij beleven nu, dat het embryonale leven ons verwacht.
De meesters willen, dat wij die levenswetten volgen, ook al zijn de wetten in niets veranderd, willen wij vaststellen, dat de mens ze overwinnen zal.
Ook voor het begin van deze ruimte splitste zich het vader- en het moederschap.
Wat wij dus voor de Derde Kosmische Levensgraad hebben gezien, is ook in deze ruimte vergeestelijkt en verstoffelijkt, doch nu op een hogere afstemming, want de mens keert tot het bewuste „AL” terug.
Hoor, mijn broeders, een meester van de „Vierde Kosmische Levensgraad” spreekt tot ons leven.
Geef u daaraan over.”
En wij horen nu:
„Gij, kinderen van de Aarde, kinderen van God, wij verwelkomen u.
Gij zijt niet meer zoekende.
Gij gaat bewust verder.
Gij zijt bewust voor de Derde Kosmische Levensgraad en zult nu ons leven leren kennen, zodat het kind van Moeder Aarde ontwaakt!
Christus wil, dat het kind van Moeder Aarde het geestelijke bewustzijn krijgt, waarvan wij de wetten leerden kennen en ons eigen hebben gemaakt!
Aanvaard mijn leven!
Ik ben tot uw leven gekomen om u van ons leven te overtuigen!
Ook wij zijn vader en moeder!
De meesters uit ons leven zonden mij tot u!
Aanstonds zult gij mij zien!
Weet, ik kom tot u in naam van „Christus”!
Ik moet u enkele wetten verklaren.
In reine liefde zijn wij één.
Ik ben vader en moeder, uw zuster en uw broeder en geef u mijn éénheid met al het leven van God.
Wij weten, mijn broeders, waarvoor gij dient, ook wij dienen u, Moeder Aarde zal met haar kinderen ontwaken.
Wij maken ons gereed voor de Vijfde Kosmische Levensgraad en kunt gij thans aanvaarden.
Hoe is mijn organisme?
Gij zult mij zien.
En straks zult gij beleven, dat wij als mens al de zwaartekrachten mochten overwinnen.
Zie nu, ik ben mens.
Eens leefde ik op Aarde!
Ik zou u al de wetten kunnen verklaren, doch gij hebt die werelden mogen beleven.
Wij hebben de Derde Kosmische Levensgraad overwonnen.
Begrijpt gij dit wonder?”
Wij zien dit Goddelijke mensenkind voor ons verschijnen.
Een machtige persoonlijkheid is het, wonderbaarlijk schoon is het menselijke organisme.
Het licht van al de ruimten die wij hebben beleefd, stralen deze ogen uit en zien wij in dit menselijke gewaad als wezen terug.
Waar leven wij eigenlijk?
En dan te weten, dat wij eerst op de Vierde Kosmische Levensgraad zijn?
Dat zijn onze gevoelens.
Wij zien die menselijke handen, deze machtige gestalte en buigen ons hoofd.
Dit leven als mens is rein en bewust.
Mijn God, hoe bent U?
Wat krijgen wij nog te beleven?
Wij geven ons aan deze machtige persoonlijkheid over.
De meester zegt:
„U hebt mijn persoonlijkheid in uw leven opgenomen.
En thans zullen wij tezamen vergelijkingen volgen voor Moeder Aarde en haar wetten, zodat gij ook ons leven zult aanvaarden.
Weet nu, ik spreek voor de „Universiteit van Christus”.
Ook wij, gij ziet dat, hebben de wetten voor het vader- en moederschap moeten volgen en voor deze ruimte verdicht.
Ook wij hebben het embryonale leven moeten aanvaarden en die wetten zijn niet veranderd.
Toen wij van de zevende sfeer afscheid namen, betraden wij, dat hebt u thans kunnen volgen, de „Mentale Gebieden”.
Eerst toen konden wij aan ons stoffelijke leven beginnen.
En gij weet nu, wij zijn in harmonie met God, wij hebben dus geen disharmonie kunnen beleven.
In de sferen van licht kwamen wij zover!
Gij ziet nu, deze ruimte is ijler en bewuster.
Deze wereld, waartoe wij behoren, is machtig van kleur en liefde en bewustzijn; al het stoffelijke van de Derde Kosmische Levensgraad heeft zich verruimd en vergeestelijkt, waardoor het leven een volgende ontwaking betrad.
Hierdoor zijn wij thans in staat om al het leven te leviteren, omdat wij die wetten mochten overwinnen, zijn wij daartoe in staat en zal u straks duidelijk worden.
Ook deze ruimte overwinnen wij door het vader- en moederschap!
Telkens weer keerden wij tot de stoffelijke wereld terug, doch wij zijn thans eeuwigdurend bewust.
Omdat wij die harmonische wetten thans bewust beleven, is er van ín slaap vallen geen sprake meer.
En het terugkeren tot de stoffelijke wereld geschiedt direct na het voleindigen van dat bestaan, ook daarin beleven wij geen stoornissen meer.
Voelt gij echter, mijn broeders, wat dit tot uw bewustzijn en leven wil zeggen?
De ziel als mens heeft nu het bewustzijn van al haar vorige levens.
Ook hier hebben wij dus het visstadium moeten aanvaarden.
Elke levensgraad als wet van Moeder Maan, hebben wij ook voor deze wereld moeten aanvaarden.
Het zal u dus duidelijk zijn, ook wij hebben de wateren beleefd.
En toen betraden wij de eerste overgang, de eerste planeet, ons landelijk en hemels bestaan als vader en moeder.
Dag en uur voor ons leven is nu niet meer te vergelijken met de wetten van Moeder Aarde, omdat wij géén nacht meer bezitten.
Het is reeds daardoor, dat wij het eeuwigdurende beleven en voor ons leven aanschouwelijk hebben gemaakt.
Gij weet, door onze liefde voor al het leven van God, kwamen wij zover en kregen dit kosmische bewustzijn te beleven.
Wij bezitten dus geen geestelijke, noch stoffelijke disharmonie.
Ziekten en al de narigheden van Moeder Aarde, hebben wij reeds in de sferen van licht tot ons verleden gevoerd, zodat wij ook die stoornissen niet meer kennen.
Wij zijn dus vrij van zonden en fouten!
Daardoor ontwaakte ons machtige organisme en kreeg onze gestalte die ruimte te zien, eerst toen begrepen wij hoe ontzagwekkend de mens is en voor God te leven heeft!
Wat ik u thans wil verklaren, zult gij door mijn wezen en persoonlijkheid terugzien.
Gij ziet nu, dat ons leven zich volgens de harmonische wetten van God heeft verdicht en wij nu ook dat bewustzijn bezitten.
De ijlheid van alle stelsels kunt gij aanvoelen en die stelsels bezitten geestelijke afstemming.
Wij hebben hier, dat zult gij begrijpen, géén dierlijke levensgraden voor ons ontwaken gekend.
Die levensgraden behoren tot de Derde Kosmische Graad en hebben wij beleefd.
Ook hier zult gij de zeven levensgraden beleven, doch nu vanuit de geestelijke levensafstemming, die ons direct tot de ruimtelijke voert, waarvan wij de wetten in handen kregen.
Die verruiming, mijn broeders, overwonnen wij door de sferen van licht en kunt gij voor Moeder Aarde aanvaarden!
Dat wil u thans zeggen, dat onze „Moeder Natuur” en het leven in de ruimte ook die geestelijke afstemming bezitten.
Gij kent het leven uit de vierde sfeer.
Zó is dat de afstemming op ons bewustzijn, doch wij bevinden ons opnieuw in een stoffelijke levensgraad.
Het is duidelijk, wij keren tot het „AL” terug!
De planeten voor ons leven liggen nu óm het „Moederlichaam” verspreid.
Dat is de „Moederplaneet”.
Onze ruimte is nu voor ons leven één leven, één organisme geworden; wat wij echter in de Derde Kosmische Graad konden overwinnen, waarvoor drie levensgraden werden geschapen, is hier volkomen één en bezit die afstemming en persoonlijkheid.
Hierdoor kreeg ons menselijke organisme die betekenis.
Moeder Natuur schonk ons de wetten en wij hebben ons die levensgraden eigen gemaakt.
Ons organisme is nu als ons innerlijk leven is, doorstralend bewust.
Gij kent het geestelijke organisme uit de zevende sfeer, wij zijn als stoffelijke wezens in niets anders, omdat die wereld weer afstemming vindt op ons leven en bewustzijn voor de wetten, doch het bewustzijn van de vierde sfeer als afstemming voor onze ruimte en kunt gij begrijpen.
En gij weet bovendien, dat wij door ons organisme de ruimte vertegenwoordigen.
Onze natuur is dus geestelijk-stoffelijk, zo ook al het leven.
Wanneer gij het bloemen- en plantenleven ziet, de reinheid en de hartklop aanschouwen kunt, weet gij, dat thans het leven van God eeuwigdurend bewustzijn blijft behouden en dat de winter, én de herfst plaats hebben moeten maken voor het eeuwigdurende wakker zijn voor God en ZIJN ruimten, doch waarvoor wij ons de wetten eigen hebben moeten maken.
Nu heeft een stoffelijk gewaad ruimtelijke betekenis gekregen en is doorschijnend bewust en op afstemming voor deze machtige liefde, die door het vader- en moederschap ontwaakte.
Mens en dier en het leven van Moeder Natuur, mijn broeders, zijn van ongekende schoonheid.
Aanschouw ons leven en bewustzijn en weet nu, God legde dit alles in onze handen!
Wij zijn dus stoffelijk licht.
Leven en liefde geworden!
Maar door het vader- en moederschap, hebben ook wij onze werelden moeten verdichten.
De donkere rassoorten (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) van de Aarde, kennen wij niet, die wetten hebben wij reeds op Aarde beleefd en zal u duidelijk zijn.
Oerwoudstadia bezitten wij niet, ook al leefden wij in de wateren, het leven als mens en het dier, vertegenwoordigen geestelijk en stoffelijk bewustzijn en was er ook geen duisternis te zien.
Toen wij hier aankwamen, was het Universum voor ons leven gereed, Zon en Maan hebben nieuw leven geschapen en hadden wij te aanvaarden.
De Derde Kosmische Levensgraad zal de eigen taak afmaken en ook die wetten kregen wij in eigen handen, waardoor wij als mens en dier en Moeder Natuur, de zelfstandigheid voor de Vierde Kosmische Graad ontvingen en ook nú Hem voor al Zijn wetten vertegenwoordigen.
Gij ziet het, mijn broeders, ons levenslicht neemt u op en heeft uw bewustzijn aanvaard.
Al de wetten van onze ruimte spreken nu tot uw leven en bewustzijn en hebt gij te aanvaarden.
Op uw vorige reis hebt gij onze levensruimte reeds gezien, gij hebt onze planeten in uw leven opgenomen en daarna kreeg u de wetten te beleven.
Hoe de planeten en Zonnestelsels de eigen taak ook hier beleven, zal al het leven u vertellen, indien gij u daarop wilt instellen, ontvangt gij deze Goddelijke éénheid!
Ook nu leeft gij en ziet gij door de krachten van de hoogste meesters en zal u duidelijk zijn.
Ook zult gij begrijpen, dat wij met de meesters uit de zevende sfeer contact bezitten en dat dit mogelijk is, hebt gij beleefd.
Thans zult gij het menselijke organisme leren kennen, waarvoor de „Almoeder” haar leven gaf, als licht, aura, ziel en geest.
Doordat wij geen disharmonie meer kunnen beleven, ontwaakt ons leven in harmonie met ons Universum, omdat wij ons vader- en moederschap geestelijk tot die ontwaking voerden.
Het bewustzijn van ons Universum overstraalt uw leven.
Omdat wij geen nacht meer bezitten hebben wij als mens en dier, ook Moeder Natuur, eeuwigdurende liefde gekregen, omdat wij al onze wetten en levensgraden overwonnen.
Wat wij voor ons Universum beleven is slechts een korte schemering, doch daarna beleven wij opnieuw het eeuwigdurende licht, dat door ons Universum overvloedig is bezield, op afstemming voor de „Almoeder”, waarvoor ook wij leven.
Dat wil u zeggen, dat wij géén slaap meer bezitten en het eeuwigdurende wakker zijn naderen.
Begrijpt gij dit wonder?
Wij zijn geluk en liefde!
En ook dat is vanzelfsprekend, want wij keren tot de „Albron” terug!
Wij vertegenwoordigen de God van al dit leven en hebben ons „ZIJN” wetten eigen gemaakt.
Dat is het uitdijen van ons leven en bewustzijn.
Onze organen zijn dus geestelijk ijler geworden en kunt gij aanvaarden, omdat de sferen van licht u dat reeds hebben geleerd.
Als ziel en persoonlijkheid overheersen wij de wetten van onze ruimte, eerst nu zijn wij één met die afstemming.
Wat heeft God bedoeld?
Gij kunt dat nu vaststellen.
De mens zou het universum overwinnen.
En wij bezitten die wonderen, mijn broeders, wij gaan waarheen wij willen.
Wat de mens in de sferen van licht bezit als bewustzijn voor het geestelijke leven, bezitten wij voor het stoffelijke leven.
De mens hier lééft en ís gelijk God is, doch op afstemming voor de Vierde Kosmische Levensgraad.
Straks zult gij de mens leren kennen, als een vogel zo vrij, ongelooflijk aan kracht en bewustwording, aan liefde en geluk.
Dát is de mens voor deze afstemming, deze ruimte!
Het menselijke organisme wordt ijler, naarmate de planeten overwonnen worden.
Naar het bewustzijn leviteert zich de mens, als zielen van één levensgraad gaan beiden verder, hoger en nemen bezit van dit Universum.
Ons leven wordt óneindig, mijn broeders, waarvan gij de wetten zult leren kennen, om ze het kind van Moeder Aarde te schenken.
Zie in mijn ogen en gij kijkt in Goddelijk licht.
Voel mijn bewustzijn en gij staat voor een Goddelijk mens op kosmische afstemming.
Voel mijn liefde en gij weet, dat ik een deel van de „Albron” ben, als leven, ziel en geest!
Voel mijn vader- en moederschap en gij staat voor uw godheid, waarvan wij deze afstemming bezitten.
En ga dan terug met mij tot de Aarde en haar wetten en gij zijt Goden!
Ook onze verdichtingen hebben miljoenen jaren geduurd, voordat wij aan de ruimtelijke ontwikkeling konden beginnen.
Voelt gij, ziet gij, dat wij, doordat het Universum ons die wetten in handen legde, thans levensvreugde bezitten?
Is dit niet het leven op Aarde?
Voor kunsten en wetenschappen staan wij open, doch het Ruimtelijke bewustzijn schenkt ons alles!
Wij behoeven niet meer te schilderen en te musiceren, de Goddelijke timbres hebben zich thans ín ons leven vergeestelijkt en verstoffelijkt.
Gij kunt dat aanvaarden, omdat wij ín álles leven en daarvoor het bewustzijn bezitten.
Ons éénzijn schenkt ons die wonderen van kracht, licht, leven en geluk, waarna zich de liefde openbaart.
Daal thans met mij af op onze eerste planeet.
Gij kent al de vorige stadia en hebt het bewustzijn hoe wij tot dit stadium kwamen.
De eerste planeet bezit afstemming op de „Zevende Sfeer” aan Gene Zijde.
Om die eerste afstemming te overwinnen, beleven wij miljoenen levens, als vader en moeder.
Deze psychologie is op Goddelijke afstemming gekomen, waarvan wij de wetten bezitten.
En nu staat gij voor ons innerlijke leven als mens, als liefde, geluk en bewustzijn.
De wedergeboorte heeft nu afstemming voor het vader- en moederschap, doch dat wil zeggen, in énkele uren bezitten wij het nieuwe en volgende stadium.
Hoe ons bewustzijn is, voor vader- en moederschap, dat leert gij later kennen, maar nu staat gij voor het zieleleven als de persoonlijkheid.
Gij kunt nu aanvaarden, hier leven vorsten van liefde!
„Christus” is het!
In naam van „Christus” roep ik u toe, gá verder!
Volg het menselijke organisme en breng dit Goddelijke geluk op Aarde.
Ga ín ónze reine moederliefde, mijn broeders, de wetten zullen u ons leven verklaren!
Stel vast, dat wij:
Géén slaap meer bezitten!
Dat wij leven, licht en liefde geworden zijn!
Dat ons vader- en moederschap in harmonie is met het óneindige.
Dat wij als mens God in harmonie vertegenwoordigen!
Wij als mens kennen géén ziekten meer.
Noch leugen en bedrog!
De wetten van Moeder Aarde voor het goede hebben wij overwonnen!
Wij leven in harmonie en bezitten deze ruimte!
Wij maken reizen door deze ruimte op eigen kracht!
Wij gaan thans als stoffelijke mensen hand in hand verder en vertegenwoordigen God in liefde.
Wij als man en vrouw hebben Kosmisch lief!
Wij als man en vrouw beginnen direct aan ons bewust leven, van het ogenblik af, dat wij als zielen door de vader en moeder worden aangetrokken.
Door ons verkregen bewustzijn is dat nu mogelijk!
Wij als mens bezitten de universele éénheid, wij bezoeken de volgende planeten als levensgraden en worden daar ontvangen.
Wij als mensen bezitten de Goddelijke wetten, zodat wij reizen maken door het Universum, onze harten kloppen door onze éénheid!
Voelt gij, wat dit alles te betekenen heeft?
Wij als mens bezitten voortdurend bewustzijn, zodat de moeder in staat is om met haar kind ín haar te spreken.
Voelt gij dit wonder?
De moeder spreekt met haar kind dat ín haar leeft en het kind vertelt haar, waar zij de tweelingziel ontmoet.
Ook die éénheid hebben wij overwonnen!
Wij kennen dus géén ziekten meer!
Géén narigheden van Moeder Aarde!
Géén onwelwillendheid!
Al de namen van uw woordenboek losten op, omdat wij de wetten leerden kennen.
Onze kosmische moeder leeft hier als de „Eerste Kosmische Levensgraad”!
Dat zijn de moeders voor deze ruimte!
Zon en Maan vertegenwoordigen hier het Universele vader- en moederschap, waarvan wij ons de wetten eigen maken en die ruimte konden overwinnen.
Ik kan u thans onze wetten verklaren, doch zij behoren tot uw zieleleven.
Later, wanneer gij ook die reis beleven zult, staat gij voor ons leven en bewustzijn en leert gij onze kosmische liefde kennen!
Ga dus verder en gij ziet onze ontwaking.
Ons leven en bewustzijn heeft uw leven aanvaard.
Ik trek mij terug en u gaat verder!”
Wij, geachte lezer, dalen thans af op de eerste kosmische planeet voor de „Vierde Kosmische Levensgraad.”
Wij volgen de mens die hier leeft.
Dat André thans wonderen te beleven krijgt, kunt gij aanvaarden en die wetten leren ons, dat wij ons hoofd hebben te buigen voor God en „ZIJN” openbaringen.
Dít alles is Goddelijke waarheid, zien wij, omdat wij als mens God voor álles hebben te vertegenwoordigen, omdat wij als mens Zijn ruimten moeten overwinnen.
Wij gaan tot het bewuste Goddelijke „AL” terug.
En thans maken wij aardse vergelijkingen.
Universele vergelijkingen, ten opzichte van de aardse wetten, zodat wij en gij dat leven begrijpen.
Niet één disharmonische wet kunnen wij beleven, ook de Derde Kosmische Levensgraad heeft die niet gekend.
Dát wordt de Goddelijke mens!
Wij zien, dat de mens de zwaartekrachten overwonnen heeft, hij leviteert zichzelf, hij vliegt door deze ruimte.
Hij vertegenwoordigt als man en vrouw, als tweelingzielen nu Goddelijke werelden als ruimten.
Wij volgen de mens van de Vierde Kosmische Graad.
Dít is een geestelijk-stoffelijk organisme, mijn lezer, mijn zuster en broeder, en kunt gij aanvaarden.
Wij zien man en vrouw tezamen.
Zij wandelen in deze Goddelijke natuur en kennen de levenswetten.
Wij zien bloemen en natuur, vogels, zo machtig en schoon, als wij in de sferen van licht niet bezitten.
Wij begrijpen, dit is niet te ontleden, doch wij stellen deze waarheden vast.
Wij zien waarheid!
Goddelijke waarachtigheid voor de mens, als man en vrouw.
Hoe is dit machtige, ruimtelijke éénzijn voor vader- en moederschap?
Dat moet gij kunnen aanvoelen en eerst nu zullen wij als man en vrouw deze wetten beleven.
Voor de „Universiteit van Christus” moet ik de volgende levenswetten en ruimtelijke waarheden vastleggen, doch ik spreek tot uw leven en persoonlijkheid.
Wij stellen vast:
„In deze ruimte is al het leven geestelijk en stoffelijk volmaakt!
Waarvoor hebben wij als mens van God, de „Almoeder” het leven gekregen?
Nu kunnen wij beleven waarvoor wij op de Maan aan ons leven zijn begonnen!
De ruimten hebben zich vergeestelijkt!
De mens, dier en Moeder Natuur!
Dat is bovendien reeds op Aarde te beleven!
Nu is het menselijke een ruimtelijke Tempel!
Machtig van schoonheid!
Machtig voor het vader- en moederschap!
Machtig als licht, leven en liefde, voor geest en ziel!
Het menselijke organisme dijde uit en kreeg kleur en universele éénheid!”
Mijn God, zucht André-Dectar en wij, als dit de mens, het kind van Moeder Aarde, kent?
Het leven van Moeder Natuur weerspiegelt zich onder ons hart!
Hierdoor kwamen wij als mens tot deze Universele liefde!
Wij zien de mens van de „Vierde Kosmische Levensgraad”!
Bloemen en dieren kregen Goddelijke bewustwording!
Het leven van de „Vierde Kosmische Levensgraad” is Kosmisch bewust!
Wij vertegenwoordigen Goddelijke waarheid!
Ja, mijn lezer, zuster en broeder van Moeder Aarde, het is nu mogelijk om aardse vergelijkingen te maken, zodat gij dit leven begrijpt.
Het is thans mogelijk om Goddelijke liefde te beleven en gij u zelf leert kennen en wat u wacht.
Het is mogelijk om vergelijkingen te maken ten opzichte van de Derde Kosmische Levensgraad, als mens, als vader en moeder, als vrouw en man!
Als barend en scheppend gevoelsleven!
En wij beleven deze mens, als vader en moeder.
Het licht van deze ruimte, mijn zuster en broeder, is van ontzagwekkende schoonheid.
Een gouden licht overstraalt al dit leven.
Een liefde, die gij op Aarde niet beleven kunt, lacht ons toe.
Elke levenscel spreekt over die universele liefde.
En dat is het bewustzijn voor al het leven.
O, roepen wij dit leven toe, kom ín ons hart.
Geef ons uw liefde.
Schenk ons uw zaligheid, opdat het kind van Moeder Aarde weet wat uw levensgraad te vertegenwoordigen heeft.
Wij beleven deze mens, als vader en moeder.
Wij zien man en vrouw tezamen, miljoenen mensen.
Hoe is deze Tempel gebouwd?
De mens is als een Goddelijke Tempel.
Mens der aarde, durft gij u mens te noemen?
Kunt gij zeggen: ik ben schoon, nu wij dit machtige wonder aanschouwen?
Wij wandelen in deze reine natuur.
De mens ziet ons.
De mens geeft ons ruimte en wil ons benaderen in liefde!
De mens hier als man en vrouw, vragen éénheid, vragen aan ons daal af in ons leven en gij evolueert.
Wij kennen de sferen van licht.
De mens aan Gene Zijde is machtig.
De mens aan Gene Zijde als man en vrouw, als tweelingzielen, bezitten geluk, liefde en universele schoonheid, bezitten alles!
Maar dit leven?
Dit geluk?
Deze schoonheid als mens, als man en vrouw tezamen, als één wereld, één ruimte te mogen beleven, doet mij schreien.
Schreien van geluk!
Van Liefde, door deze Goddelijke waarheid!
Jazeker, wij kennen de sferen van licht, wij leven in de sferen van liefde, doch deze levens?
Is dit nog menselijke bewustwording?
Dit is Goddelijke waarachtigheid.
En toch, wij kunnen stoffelijke én geestelijke vergelijkingen maken, waarvan wij het leven, de ziel en de geest beleven.
André kijkt naar de mens en buigt zich.
Mijn God, deze moeder is als Gij zijt.
Deze moeder is Universeel diep, zij straalt, zij is ontzagwekkend schoon!
Zie deze ogen!
Zie dít organisme!
Zie deze armen en gestalte!
Zie deze ziel!
Zie deze geest!
Zie dit moederschap en dit vaderschap als mens!
Wij kunnen bijna niet meer verder en wij zijn eerst op de Vierde Kosmische Levensgraad!
Dit is de „M E N S” ... zoals de „Almoeder” zal zijn in het bewuste Goddelijke „AL”?
Wij weten nu reeds, dat wij straks geen vergelijkingen meer kunnen maken.
En dat is ook niet nodig, omdat wij de Kosmische Mens leren kennen op Goddelijke afstemming voor de „Vierde Graad”!
Zie dit menselijke wonder!
Voel dit menselijke gewaad!
Zie dit menselijke moederschap en daal af in dit leven!
Dat krijgen wij toegestuurd!
En wij moeten afdalen in deze ziel, deze persoonlijkheid.
Zie dit menselijke organisme, voel het aan en beleef het!
En wij beleven dit machtige wonder van God als mens!
Wij zien baring én schepping, hand in hand gaan.
Wij zien de Tempels, wij zien de moeders en vaders en kinderen.
Já, kind van Moeder Aarde, dit is ongelooflijk!
Maar waarheid!
De Mens hier draagt een geestelijk-stoffelijk gewaad uit levensaura verdicht.
Wat gij op Aarde kent, is hier niet meer.
Wat de sferen van licht bezitten en de mens daar draagt als levensaura, bezit hier de mens op de Vierde Kosmische Graad.
Fonkelend zijn deze gewaden.
Zie deze haardracht!
Welke kleuren bezit gij op Aarde?
Bruinachtig, zwart, blond, grijs, bijna zijn wij er al.
Maar gij gelooft dit wonder niet!
Al de kleuren van al de ruimten voor God bezit dit menselijke wezen als moeder, als vader.
Welke vergelijkingen kan ik nu nog beleven?
Wat de mens op Aarde vervalst heeft, is hier werkelijkheid.
De haardracht is door Moeder Natuur geschapen.
Blond en bruin zien wij terug, doch doorstraald van Gods kleurenrijk!
Het gewaad is opgetrokken door de ziel als de persoonlijkheid, nimmer behoeft zij één gewaad af te leggen, eeuwigdurend is dit haar verkregen bezit, haar levensaura schept en baart óm haar leven.
Dat hebben wij in de sferen van licht ontvangen, dat bezit is hier van de geestelijk-stoffelijke mens.
Dat kan de:
Persoonlijkheid!
De ziel!
De geest!
Het vader- en het moederschap!
Maar boven alles, de volmaakte harmonie!
En dat is de Mens hier op de Vierde Kosmische Levensgraad!
Zijn bloedsomloop heeft ruimtelijke – maar geestelijke afstemming, door de bloedsomloop heeft de mens zijn gewaad geschapen, door de geestelijke uitstraling verdichtte hij zijn uiterlijke afstemming.
En dat gewaad bezit ál de kleuren van God.
Niet alléén, komt er tot mijn leven, voor de liefde, dragen wij ons gewaad, doch voor ál onze wetten.
De mens hier bezit een gewaad, zoals Moeder Natuur het voor zichzelf geschapen heeft.
Voor kunsten en wetenschappen?
Die gewaden zijn overwonnen, de mens ís kunst en hij weet!
De moeder draagt haar gewaad door haar geestelijk bewustzijn, ook de vader.
Mens der aarde, voelt gij dit?
Of denkt gij nóg, dat de mens ín God aardse wetten beleven kan?
Dat hij zich hier moet kleden voor de stof?
Dat hij zich hier kleden moet om uit te gaan?
Om te wandelen, de ruimte te beleven?
Die wetten werden overwonnen!
De ziel als de persoonlijkheid schept en baart haar innerlijk en haar uiterlijk leven, zoals ook Moeder Natuur dat heeft gekund.
Zie deze gewaden!
Elke wet zien wij vertegenwoordigd ín dit menselijke gewaad, dat door de Romeinen gedragen werd.
Dát is een schepping, die door de sferen van licht op Aarde werd gebracht en door „Christus” werd gedragen.
Dát gewaad, gij kent het beeld, wordt gedragen door de mens van de „Vierde Kosmische Levensgraad” en zál en kan veranderen, zal universele diepte bezitten, doch ís deze afstemming!
Kijk naar de oude meesters op Aarde, naar de „Grieken en de Romeinen” en gij kent het menselijke gewaad van de sferen van licht én van de Vierde Kosmische Levensgraad!
Doch thans met deze bewustwording, deze liefde, aan kracht, licht, ziel en geest, voor de mens, als vader en moeder.
Mens der aarde, wij hebben ruimten overwonnen, ook voor deze ruimte hebben wij dat te aanvaarden.
Dit organisme heeft géén voedsel meer nodig.
De levensadem voedt thans de stelsels.
Deze mens is reeds eeuwigdurend wakker en bewust, omdat het leven van God tot het eeuwigdurende wakker zijn terugkeert.
Wij hebben dat te aanvaarden.
Indien wij God voor al Zijn wetten moeten vertegenwoordigen, moeten wij wakker blijven.
In het „AL” zullen wij zien wat wij daar hebben te doen.
De ziel als de geestelijke persoonlijkheid, komt er tot en ín ons, bezit alles, zij heeft de wetten van God vertegenwoordigend verstoffelijkt én vergeestelijkt.
Zoals het leven van God voor Moeder Natuur en de ruimten een gewaad kreeg, bezit nu de mens!
En dat is duidelijk!
Ook wij dragen thans een prachtig gewaad.
Ook André-Dectar, doch André’s gewaad, dat zien wij, heeft nog afstemming op de Derde Kosmische Levensgraad, aan de uitstraling is dat te zien én te beleven.
De geestelijke persoonlijkheid straalt dit leven uit en vormt het gewaad.
Bij de geboorte is de mens reeds bewust.
Ook tijdens het dragen voor de moeder van haar kind, is dat bewustzijn aanwezig.
Zij spreekt tot haar leven.
De dood lost op in slechts enkele minuten volgens de aardse berekening.
Deze lichamen hebben de rottingsprocessen overwonnen, hier is géén rotting meer, dat stadium leeft alléén in de Derde Kosmische Levensgraad.
André heeft een patiënte behandeld, die in jaren niet meer kon eten, doch die in leven bleef.
Hier leven miljoenen mensen op die afstemming, zodat hij kan aanvaarden, dat zijn zieke géén wonderen te beleven heeft, doch een lichamelijke wet, haar stelsels hebben die afstemming ontvangen.
Man en vrouw beleven tezamen het verdergaan, zij weten van tevoren wanneer zij evolueren, zij lossen op, om zeven uur later, volgens aardse tijd, de nieuwe geboorte te beleven.
Doordat de mens op Aarde de wetten van God disharmonisch heeft beleefd en hij daardoor zichzelf uit die harmonie heeft verbannen, de mens doodt, het leven van God vernietigt, verloor hij de Goddelijke harmonische wetten voor het evolutieproces en de wedergeboorte en is te begrijpen!
Doordat de mens géén ziekten te beleven heeft, is dit leven volmaakt.
Man en vrouw maken reizen door deze ruimte en bezoeken de volgende levensgraden.
Man en vrouw zweven door deze ontzagwekkende ruimte en kunnen zeggen: wij hebben élke zwaartekracht overwonnen.
Hier bevinden zich géén wetenschappen meer, die zijn niet meer nodig!
Want de mens is bewust, is „Wetenschap” geworden!
Ook de stoffelijke muziek heeft plaats moeten maken voor de Goddelijke, dat de mens hier ondergaat omdat hij één is met al het leven, met élk „Timbre” voor iedere levensgraad.
Hun concentratie is Goddelijk bewust op deze afstemming.
Dat het leven een enorme hoogte krijgt, stellen wij vast.
Op de eerste levensgraad (van de Vierde Kosmische Levensgraad) wordt de mens honderden jaren oud.
Op de Moederplaneet duizenden jaren in één leven.
Miljoenen jaren duurt het, voordat man en vrouw deze ruimte hebben overwonnen, om zich dan gereed te maken voor de „Vijfde Kosmische Levensgraad”.
Eerst in het bewuste Goddelijke „AL” is het eeuwigdurende bereikt en is de mens als God is!
Tot ons komt er: „Voelt gij wat dit alles te betekenen heeft?”
Dat zegt het leven zélf!
Zoals André op Aarde tot al het leven kan spreken, heeft de mens hier te aanvaarden.
Nu trilt de Goddelijke vonk voor het vader- en moederschap ín het hart van man en vrouw en beleven zij hun ruimte, hun kunsten en wetenschappen.
Technische wonderen, zoals de aarde die kent, bezit men hier niet meer!
En dat is te aanvaarden!
Wij zullen ééns élke gedachte Goddelijk bewustzijn geven.
De mens hier ís „licht”, hij heeft géén kunstlicht meer nodig!
Wat voor de Aarde „Lama”-priesters kunnen en zij door de occulte wetten hebben bereikt, is hier ons bezit voor al de ruimten.
Wij kunnen dus gaan waarheen wij willen!
Zie hoe man en vrouw, als ruimtelijke tweelingzielen zich leviteren en gij kent ons leven!
De mens hier leeft voor zijn geluk en zijn liefde!
Wij hebben niets anders te beleven!
De mens hier op de „Vierde Kosmische Levensgraad” is één met elke levenswet, die ook gij op Aarde hebt beleefd, doch hier voor deze ruimte en op Goddelijke afstemming!
Het Universum heeft de afstemming van de „vierde sfeer” aan Gene Zijde bereikt, zodat gij aanvaarden kunt, dat wij de klimatologische wetten van Moeder Aarde niet meer bezitten, waardoor „zomer en winter, herfst en de lente” één bewustwording hebben gekregen.
Wij beleven hier het ongelooflijke schone klimaat van de vierde sfeer, niets kan ons leven verónaangenamen, wij leven in geluk, vrede en rust, in geheiligde liefde met al het leven van God.
Dat is de mens, maar volg even het dier en het leven van Moeder Natuur?
Wij hebben hier de aardse prehistorische levensgraden niet gekend.
De nágeboorten losten op, wij zien alléén de bestaande levensgraden.
Ook het dier en het leven van Moeder Natuur heeft de zeven levensgraden vergeestelijkt en kunt gij aanschouwen.
Gij ziet, alléén de hoogste diersoorten hebben de reis naar het bewuste Goddelijke „AL” ontvangen.
Het wilde dierlijke instinct leeft hier niet!
Die diersoorten losten reeds voor de Derde Kosmische Levensgraad op.
Omdat het dier en het leven van Moeder Natuur die afstemming heeft bereikt, kon het natuurlijk geestelijk bewust verdergaan.
Het dier bezit voor onze wereld het menselijke bewustzijn van Moeder Aarde voor het allerhoogste stadium, het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) en dient ons wezen en leven.
Dat geestelijke bewustzijn heeft het dier zich eigen kunnen maken en hebt gij en hebben wij te aanvaarden!
Zie ons bloemenleven en gij hebt ontzag voor deze schoonheid.
Elke levenswet bracht nieuw leven voort.
Wat de mens op Aarde bezit is namaak in vergelijking met dit leven.
De omvang van een levenswet als gestalte en bloem, vertegenwoordigt deze ruimte.
Hier vertegenwoordigen zij hun levenswet, hun geest en ziel, doch het innerlijke leven is welsprekend.
Hoe deze kleuren zijn ziet gij thans, élk weefsel bezit die bewustwording als kleur, als ziel, leven en geest, zoals onze eigen levensaura is.
Dat leven bezit geen stoffelijk gewaad meer, doch is van geestelijke substantie, ís levensaura, zodat gij uzelf kunt bewonderen, omdat dit leven uit ons leven geboren is!
De miljoenen soorten voor dit leven zijn bovendien levenswetten.
Wat de wateren voor de eigen zelfstandigheid op Aarde baarden en schiepen, ziet gij nu voor Moeder Natuur terug, doch door de organen van ons organisme.
Waarvoor gij staat is de „Hartbloem”!
Duidelijk ziet gij het levende hart van de mens in dit machtige orgaan, als een kind van God terug.
Liefderijk, lieflijk is de bloem als „ziel”, doch thans staat gij voor de „Almoeder”, ook haar leven wordt door Moeder Natuur vertolkt.
Kijk daar en gij ziet de bloem voor het moederschap, zij bezit ál de organen voor de baring.
Is uw aardse „orchidee” anders?
Gij noemt daar die bloem een „orchidee”, doch dat is de baarmoeder van de moeder in stoffelijke toestand en als stoffelijk weefsel en levenswet!
Elk organisch lichaamsdeel schiep een eigen levenswonder.
Dat zijn de wetten voor Moeder Natuur en hebben wij te aanvaarden.
Wat gij daar ziet is het levende „Oog” van de „Almoeder”, als een kind van Moeder Natuur verstoffelijkt én vergeestelijkt.
Ziet gij, dat dit leven u ziet?
Ziet gij haar gelaat?
Haar lippen en haar machtige gestalte?
Dít is een kind van Moeder Natuur.
Spreek tot haar leven en gij krijgt thans antwoord!
Ziet gij, dat haar ogen de menselijke bewustwording bezitten?
Begrijpt gij nu, wat de „Almoeder” heeft bedoeld?
Dat zijn kinderen van God en hebben voor onze wereld en ruimte hun kosmisch leven gekregen, en vanzelfsprekend óns bewustzijn als orgaan, als stof én als leven!
Als ziel en geest!
Dat is de persoonlijkheid voor dit leven van Moeder Natuur.
En die persoonlijkheid vertegenwoordigt als dééltje van deze ruimte „De Mens”!
De mens als vader- en moederschap, als ziel, leven en geest, doch voor ál ons denken en voelen, voor élke levenswet.
Elke bloem hier vertegenwoordigt dus uw eigen leven, uw gedachten, uw karaktertrekken, zodat miljoenen bloemen uw leven hier vertolken.
Zij leven door de mens!
Indien de mens zich zou terugtrekken, lost dit leven op.
Indien de mens zich zou terugtrekken, verduisterde dit leven en licht.
Ziet gij dat?
Elke ruimtelijke wet, als licht, leven, ziel en geest, ook voor het vader- en moederschap, ziet gij in ons leven terug als een levensbloem.
En niet alleen voor de ruimte, doch élke levenswet als een verkregen zelfstandigheid, baarde een levensbloem, zodat wij miljoenen soorten van bloemen bezitten, waarvan de menselijke soorten als levenswetten overheersen.
Voelt gij dit wonder?
Dat wil dus zeggen, dat élke levenswet door Moeder Natuur vertegenwoordigd is, voor alle stadia, voor élke bewustwording en dat voor ziel, leven, geest en persoonlijkheid, voor de ruimte en het Zonnestelsel.
Die levende symfonie spreekt tot uw leven.
Kijk naar ons leven en gij voelt, dat gij tot het bewuste Goddelijke „AL” moet terugkeren, doch weet, gij bevindt u eerst op de Vierde Kosmische Levensgraad.
Hoe is nu het leven op de Vijfde, de Zesde en de Zevende Kosmische Graad, het „AL”?
Maak u daarvoor gereed, mijn broeders, wij zullen u daarvoor de kracht schenken!
Wanneer wij als mens ons dus zouden terugtrekken, loste deze ruimte op, omdat wij het licht van de ruimte ín ons leven dragen en vertegenwoordigen.
En al het leven volgt ons en dient.
Dát is dienen, doch wij hebben ons de wetten voor dit ruimtelijke bestaan eigen moeten maken!
Elke levenswet heeft dus een bloem geschapen en gebaard en was alléén mogelijk, omdat al dit leven uit ons geboren is.
Vertel op Aarde, dat de mens God vertegenwoordigt!
Dat de mens God ís!
Het leven op deze planeet zal u daarvoor overtuigen.
Wat gij als landelijk bewustzijn te beleven krijgt, wordt bovendien door de wateren vertegenwoordigd.
Ook dat leven bezit hier een eigen zelfstandigheid, doch de eetbare diersoorten en al die andere – lagere soorten, losten op.
De mens en het dier zijn volkomen één, niets kan deze rust en liefde verstoren want wij zijn liefde geworden!
Kijk tot de bloem voor de baring en gij ziet, dat deze Tempel volkomen uw leven te vertegenwoordigen heeft als moeder.
En thans de tijdperken voor de wedergeboorte?
Gij ziet nu, dat élke bloem een tijdperk voor de wedergeboorte te beleven en te vertegenwoordigen heeft.
Dat wil dus zeggen, dat ook het innerlijke leven zich vergeestelijkt heeft en uiterlijke vorm heeft gekregen, waardoor gij uw eigen geboorte door een kind van Moeder Natuur beleven en volgen kunt.
Elke bloem, ziet gij, is een levenswet, zodat gij kunt aanvaarden, dat zich voor ons bewustzijn miljoenen levenswetten hebben verdicht, als kinderen van Moeder Natuur, levens van God.
Gij kunt hierin miljoenen jaren leven, eerst dán kent gij uzelf, doch thans door het leven van Moeder Natuur.
De mens als stof, ziel en geest, ziet zichzelf door het leven van Moeder Natuur terug en hebben wij hier te aanvaarden.
Dit zijn dus geen bloemen meer, als gij op Aarde kent, doch levenswetten!
Dit leven vertegenwoordigt stelsels, voor ziel, geest en God, als een zelfstandigheid en als een levensruimte, waarvoor dit leven de Goddelijke afstemming gekregen heeft.
Héél deze ruimte is ónze Tempel, waarin wij leven, denken en voelen en God vertegenwoordigen.
Wij hebben uw gebouwen dus niet meer nodig, omdat wij altijd open zijn en bewust, van afsluiting is er geen sprake meer.
Deze ruimte is óns huis, onze woning, wij kennen niets anders!
Omdat wij eeuwigdurend licht bezitten, zijn wij altijd één, omdat de menselijke slaap, dat ónbewustzijn is, u die bewustwording ontneemt.
Wij hebben, u ziet het, dat alles overwonnen!
Hiervoor leven wij!
Een dag is er niet!
Een week en jaar losten op!
Wij gaan tot het eeuwigdurende bestaan, het bewuste „AL”, waarvan wij hier reeds de voorstadia beleven en ons eigen kunnen maken.
En toch rusten wij, doch dán door ons één te maken met Moeder Natuur, zodat wij haar bewustwordingen in ons opnemen en beleven wij de muziek van háár persoonlijkheid, waarvan de levenswetten ons toespreken!
Wij zijn thans in alles één en blijven het!
Voelt gij, dat wij volkomen de Derde Kosmische Levensgraad mochten overwinnen?
Dat er géén dood kán zijn, doch dat wij Goden zijn?
Iets anders is er niet te beleven, dít zijn onze wetten!
Bedenk nu eens, hoe natuurlijk alles is en hoe eenvoudig.
Voel aan, dat de mens, hoe machtig de mens zich ook in het huidige stadium voelt, tóch slechts schijnwetten te vertegenwoordigen heeft.
Uw vliegtuigen daar, wij kennen dat alles, bezitten wij als denkende kracht, door onze „WIL” ...!
Wat is dus het doel van God voor de mens?
Wat heeft de „Almoeder” gewild, toen „ZIJ” zich vergeestelijkte én verstoffelijkte?
Dat de mens uit haar geboren is en dat de mens zal zijn zoals „ZIJ” ís.
En dat is het overwinnen van stoffelijk denken en voelen, mijn broeders.
Geloof ons, ál die technische wonderen van Moeder Aarde lossen op!
Wij hebben die wonderen, dat géén wonderen zijn, niet meer nodig.
Over duizenden jaren, gij weet ook dat, is het kind van Moeder Aarde op afstemming gekomen met ons leven, ons denken en voelen, doch wij hebben die stoffelijke verschijnselen niet meer nodig.
Maar gij ziet het, toch is dit één toestand, is het één denken en voelen, met dat verschil, dat wij ál die levenswetten ín ons leven dragen en nu tot die openbaring komen.
Vanzelfsprekend is, dat wij ruimtelijk één zijn, élke menselijke gedachte op Aarde krijgt Universele bewustwording en wil zeggen, ál het leven, ál de Volken op Aarde, komen tot die geestelijke éénheid!
Nietwaar, dát is het „Koninkrijk Gods” op Aarde!
En al het leven van Moeder Aarde zal straks de „Universiteit van Christus”, waarvoor wij leven, aanvaarden!
Geloof het, ook wij dienen de „Universiteit van Christus”!
Waarop wij wandelen, is géén aarde meer, doch geestelijke-verstoffelijkte levensaura.
Voelt gij dit?
Begrijpt gij dit wonder?
Natuurlijk, want gij bezit ook deze levenswetten in de sferen van licht.
Maar maak nu eens een vergelijking met het stofleven, het stofbewustzijn van Moeder Aarde?
Is dit niet waarachtig?
Wat de Aarde aan technische wonderen zal ontvangen, is ontzagwekkend, maar voelt u, dat wij ons verplaatsen en vertonen, waar wij willen?
Is dat niet uw televisie?
Wij spreken met elkaar, waar wij ook zijn en het andere leven zich bevindt; moeten wij die wetten niet bezitten?
Gij ziet het, gij kunt aardse vergelijkingen maken, wij echter bezitten de geestelijke bewustwording voor ál de stoffelijke wonderen van Moeder Aarde en kunt gij aanvaarden!
Zó is ons bewustzijn, mijn broeders.
Het leven van deze ruimte sprak tot uw persoonlijkheid.
Gá thans verder, gá tot het „AL” en breng deze wetten op Aarde.”
André is sprakeloos, ook wij.
Hij staat open voor dit leven en kan als wij deze geestelijke wonderen aanvaarden.
Dit leven staat open voor ons en wij beleefden deze éénheid!
Dan stemmen wij ons af op de ruimte, de zeven planeten en zonnen hebben dit leven vergeestelijkt, doch dat bewustzijn kreeg die zelfstandigheid door de Derde Kosmische Graad.
Wat wij voelen is liefde!
Wij zien, dat God Zichzelf vertegenwoordigd heeft.
En dat zijn wij, is het dierleven en is Moeder Natuur, dát álles is „God” voor ons eigen bestaan.
Al dit leven ligt voor ons open.
Het Goddelijke, doch menselijke hart spreekt.
Wij verlangen nu om het bewuste „AL” te mogen naderen.
Wij doen alles om bewust te blijven, doch wij weten reeds, door de meesters gaan wij verder en hoger!
Há, o mijn God, „Almoeder”, geef ons deze wijsheid voor het kind van Moeder Aarde!
Nog kijken wij naar deze mensen, doch dan is meester Alcar en zijn wij gereed om verder te gaan.
Meester Alcar kan zeggen:
„U ziet het, mijn broeders, wij zijn gereed, wij mogen verdergaan.
Wij zullen blijven dienen en alles inzetten, om deze wijsheid te verstoffelijken.
Ik heb dit leven begrepen, omdat de stem van élke vonk tot mijn persoonlijkheid gesproken heeft.
En dat leven doet alles om het kind van Moeder Aarde te bezielen en het tot deze ontwaking te voeren.
„De meesters uit het Goddelijke „AL” willen, dat wij verdergaan.
Waarlijk, dít leven ís liefde!
Ontzagwekkend is de ziel als mens, is haar organisme geworden voor deze ruimte.
Houd u staande, mijn broeders, wij móéten verdergaan.
Christus verwacht ons!
Christus roept ons toe - kóm nú!
Christus als mens, maar als ziel, leven en geest!”
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
-o-o-o-o-o-o-o-o-