Moeder Aarde als de Derde Kosmische Levensgraad

„De Volken der Aarde, als stammen van (het Huis) Israël voeren strijd tegen de heidense volken, waartoe Duitsland behoort”, schreven wij in het boek ‘De Volkeren der Aarde’, doch Adolf Hitler zal deze oorlog verliezen.
Vóór 1940 hadden wij dit machtige boek gereed.
André heeft honderden mensen zijn profetieën gegeven en thans, nu wij in februari leven en de Volken van (het Huis) Israël oprukken en zij voor de grenzen van Duitsland staan, worden deze profetieën bewaarheid!
Adolf verliest het, doch dat geloofde géén mens in 1940; wanneer André zei: „Heb geen angst”, lachte men hem achter z’n rug uit, want Duitsland was niet te vernietigen.
En nu hij zegt, dat ze toch zélf kunnen zien en beleven, dat Berlijn eerder valt dan Scheveningen en hij dat reeds lang heeft voorspeld, is dat wel waar, maar wat dan nog?
Is het menselijke leven daardoor veranderd?
Néé, profetieën hebben geen betekenis, alléén eten en drinken!
En dat is er niet.
Wijsheid heeft geen betekenis en met Gene Zijde wil de massa nog niet te maken hebben.
Dank je.
Niets anders?
Néén, iets anders is er niet en je „geesten” ... die hebben hier niets te vertellen.
Wie eenmaal in de kist ligt, is zijn rechten kwijt.
Dat is waarheid!
Natuurlijk, maar de mens leeft verder.
Laat me niet lachen, mijnheer, is er nog geen ellende genoeg?
Als Hitler maar verliest, dat is het, waarop wij wachten, niets anders heeft nog betekenis.
En Adolf verliest!
Adolf heeft verkeerde berekeningen gemaakt, zijn voorzienigheid stuurde hem van de wal in de sloot.
En heb jij dan de waarheid?
Wil je ons wijsmaken, dat hetgeen jij hebt, nú het énige waarachtige weer is?
Zál wel, maar wij willen rust en vrede, die Duitsers moesten ze allemaal afmaken!
Dat is vuil tuig, die mensen moeten van de Aarde verdwijnen, met die mensen kun je geen vrede beleven, niets, die kunnen het altijd beter.
Já, dat is waarheid, die vertegenwoordigen de Europese intellectualiteit.
Kan dat?
Já, dat kan, kijk zélf!
Wat wij schreven, dat héél de mensheid Duitsland straks weer helpen zal, dat gelooft géén sterveling!
En toch?
André zegt, je zult het zien en beleven!
En dan krijgt hij te horen:
„Wil jij ons wijsmaken, dat wij dat vervloekte volk ook nog moeten helpen?
Duitsers helpen?
Ze moesten jou in de gevangenis smijten.
Als ik je was, hield ik mijn mond, je praat over gevaarlijke zaken.”
Zó, is dat zo?
En toch, je zult het zien en beleven!
En ook dat wordt waarheid, zal de tijd bewijzen, omdat ál de Volken der Aarde straks hun zélfstandigheid beleven en ook Duitsland daartoe behoort.
Dat zijn de wetten voor het leven, voor volk en maatschappij, dat zijn ruimtelijke wetten en behoren tot het „Koninkrijk Gods” op Aarde.
Wij gaven André die wetten en hij mocht ze beleven, hij staat in voor deze waarheid.
Doch de rest?
Dát wil géén mens, dat de ziel als mens achter de kist leeft en zij daar God vertegenwoordigen moet, is voor de Volken van (het Huis) Israël nog waanzin.
En toch?
Ook die voorspellingen hebben wij vastgelegd en krijgt de mensheid straks te aanvaarden.
Daarover denkt hij, zittend in de keuken bij het pitje, wachtend op het ondergrondse nieuws en even later is het er.
Dank je wel, schoenmaker.
Dát is het énige wat jullie interesseert, het gaat goed!
Het gaat best, mijn God, wat krijgen die Duitsers ervanlangs.
Miljoenen mensen leven daar in holen en onder de grond, dat Duitse volk moet men volkomen uitroeien.
Ziezo, dat is eruit, dat is het bezit van het katholieke en het Bijbelse kind van God.
Méér is er nu niet te beleven, fijn, dat volk ligt thans te apegapen.
Heerlijk is het!
Om uit je vel te springen van geluk.
Mooi zó!
Goed zo, schoenmaker, prachtig zo, mensen uit mijn omgeving, heerlijk is het, nietwaar?
Dat volk moet men uitroeien!
Dat zijn kerkgangers, gelovige mensen, ook die mensen hebben één God, ook in Duitsland leven katholieken en protestanten, doch dat zijn duivels, dat zijn demonen en moeten kapot!
Het is om je dood te schreien, als je zó gelovige mensen hoort praten, voelt André-Dectar, maar die kinderen van God krijgen hun eigen levens nog te zien.
Hij voelt nu, hij is deze mensheid 10.000 jaar vooruit!
Maar hij kent deze mensen.
Ze wonen links en rechts van hem en schelden, haten, zijn stuk voor stuk vernietigers, dat zijn mensen die het Duitse bloed zouden kunnen drinken, zóver zijn deze lieden van hun God verwaasd, doch dominee en priesters denken er als zij over en staan wij, voelt André, voor de haat van deze massa.
Dat er Duitse soldaten zijn die zijn boeken lezen en zeggen: „Ik heb nog niet één mens gedood”, zegt hen niets, ze behoren tot dat heidense volk en moeten kapot.
Zie je, dat is het kind van Nederland.
Ook dat kind heeft een God, maar wélke?
Die van het oude Testament.
Je moet deze dierlijke levensgraden eens horen praten.
Ze hebben het over de Bijbel en haten, vernietigen, koelbloedig verzuipen zij het Duitse volk, alsof daar alles Hitler heeft aanvaard, géén God heeft.
Dat is het Nederlandse volk als massa, achterlijk en onbewust, dom, armoedig, levenloos ... ongelukkig armzalig, als het God en „Liefde” betreffen, dat is ook het Nederlandse volk, dat wil zeggen: wij dienen God!
Mijn hemel, wat kun je in deze tijd toch veel leren, krijgt de Wienerin te horen.
Já, welk een leerschool beleven wij, je kunt nu beleven hoe het nét níét moet!
Deze kostbare uren vergeet ik mijn ganse leven niet.
Arme Moeder Aarde toch, hoe heb je in die miljoenen jaren niet gewerkt en nu?
Maar dat zal ik thans leren kennen en ik verzeker je, mijn „Moeder Aarde”, dat ik niet weer zal bezwijken.
Als dank voor ál mijn levens zal ik je kinderen tot de geestelijke ontwaking voeren!
Wég, mens!
Wég, leerschool!
Wég, ál dit mooie, want de mens haat en heeft zélf nooit fouten begaan.
Hoor nu hoe deze hoogmoedwaanzinnigen praten.
En dat zijn gelovigen én zijn geestelijken.
Ellendig is het!
Droevig is het.
Je zou ze!
De Wienerin hoort hem binnensmonds praten en vraagt:
„Wat is er?
Wat zou je ze?”
„IK?
Niets, mijn kind, niets.”
„En ik hoor je zeggen: je zou ze.”
„O, heb je dat gehoord.
Ik had het tegen al die onbewusten, ik had het tegen die haters van ons volk, die zo goede gelovigen.
Ze kunnen de Duitsers wel levend verbranden.
Als er velen verkeerd doen, is dat in hun ogen het ganse volk.
Maar kijk hier eens?
De katholiek krijgt eten en drinken van de katholiek.
De geestelijken krijgen eerst alles.
Kom je bij een protestante bakker, krijgen eerst de kinderen van de eigen kerk alles, de rest van onze maatschappij kan doodvallen, verhongeren.
Dat zijn nu kinderen van God?
Maar wij weten het, mijn kind, God zorgt voor ons allen.
Ik kén al die mensen hier in onze buurt, niet één denkt er universeel.
Je moet ze maar eens horen praten.
En dat volgt een God van liefde?
Hoe genieten die mensen, wanneer er zo’n vijftigduizend Duitsers in de pan worden gehakt.
Daar genieten ze van.
Het zijn stuk voor stuk bloeddrinkers!
En dat is nu ónze geestelijkheid.
Dat zijn de voorgangers in de kerken.
Ze weten het niet.
Luther is thans straatarm.
De katholieke kerk straatarm.
Waarom moet die kerk zo aan politiek doen?
Is dat het doel, is dat de bedoeling van God?
Van Adolf hebben de kerken een flink pak slaag gehad en nóg is het niet voldoende, want dit pak slaag wordt niet begrepen.
Ze zouden Adolf levend kunnen braden.
Toen ik zei, dat ze Adolf niet konden vermoorden, werd ik uitgelachen.
En Adolf leeft nóg!
Ook die wetten worden niet begrepen en toch?
Is het niet wonderbaarlijk, dat ze Adolf niet kunnen vermoorden?
Dat zijn wetten en deze wetten voor deze eeuw voeren ons ondanks alles tot een hoger denken en voelen.
Zie je, indien er nu géén verdoemdheid was, waren al die mensen niet te straffen.
Leve de verdoemdheid!
En dat is het bezit van ons volk!
Já, dat is alles wat wij bezitten, alles.
Méér is er niet!
Miljoenen kinderen van ons volk hebben die verdoemdheid lief, zodat de Duitsers niet alléén hier op Aarde worden afgemaakt; ook God zorgt ervoor!”
„Je kunt ze niet veranderen.”
„Maar dat komt, mijn lieverd!
Ik zou héél deze mensheid geluk kunnen geven, doch zover is het nog niet.
Maar ik wéét het!
Eéns zal deze mensheid mij moeten aanvaarden.
Foei, ik ga aan iets anders denken.
Die arme Moeder Aarde toch!”
Een half uur later ligt het organisme in slaap en kijkt hij in de ogen van meester Alcar.
„Meester Alcar, mag ik u danken voor de zorgen aan mijn Crisje geschonken?”
„Aan ons de dank om uw „willen dienen” ... André-Dectar, uit naam van de meesters.
En vergeet niet, ook dat behoort bij de Kosmologie.
Maar kom, wij vertrekken, maak u gereed om thans Moeder Aarde te beleven als de „Derde Kosmische Levensgraad”.
Wij verbinden ons dus met het ontstaan van de Aarde en volgen daarna de zeven menselijke levensgraden voor het organisme.
De wetten voor haar ontstaan hebben wij gevolgd, de ellende van haar huidig bestaan echter, ontleden wij later.
Doch wij weten, dat de macrokosmos nog steeds één is met de microkosmos.
Ook nu zullen wij géén stoornissen beleven.
Zon en Maan scheppen een nieuw organisme voor zichzelf en dat wordt nu de Aarde.”
Wij maken ons niet vrij van de aardse atmosfeer, geachte lezer, doch wij verlaten het huidige bestaan.
En ondertussen keren wij tot het beginstadium voor de Aarde terug en zien wij hoe het Universum voor dit ogenblik is.
Wij weten, dat de Aarde eerst nu aan haar taak kan beginnen.
De mens echter kreeg de ruimte te beleven, waarvan de Aarde het hoogste bewustzijn zal ontvangen, dat wij nu voor de Kosmologie moeten volgen.
Niets kan deze evolutie tegenhouden.
Het gewoel van het huidige stadium lost nu voor ons op.
Wij voelen die atmosfeer niet meer.
Op Aarde heerst er ellende, doch André ontvangt openbaringen voor héél de mensheid.
Wanneer meester Alcar vraagt waarom de bijplaneten níét in de sfeer van de Aarde liggen, kunnen wij hem antwoorden, want dat is niet mogelijk.
Wij zien thans, dat het huidige stadium oplost.
En dat zegt ons bovendien, dat meester Alcar zich op het geboren worden van de Aarde heeft ingesteld.
Wat wij nu zien is een machtig schouwspel, lezer, en kunt gij nu met ons beleven.
Wat wij zien, is voor de ruimte een zwak licht.
Dat is de Zon!
De Zon als Vader.
De Zon heeft de huidige verdichting dus nog niet bereikt, dat duurt nog miljoenen jaren.
Indien de Zon nu reeds die bewustwording als lichtgevende kracht bezat, dán, geloof het, waren er stoornissen ontstaan en was het leven ín het Universum verbrand.
Doch deze evolutie ging verder en bezit harmonische éénheid.
De Zon is dus niet verder dan het leven in deze ruimte is.
Aan het bewustzijn van het licht, daar hebben wij reeds vroeger over gesproken, nietwaar ... stellen wij straks bovendien het bewustzijn van de menselijke ziel vast.
En is dat nu niet wonderbaarlijk?
Indien gij dit voelt, mijn lezer, zuster of broeder, dan moet het ook u duidelijk zijn, dat er straks voor de ruimte géén zwaartewetten, noch krachten bestaan en dat álles gevoel is als stof.
Dit is van enorme betekenis voor later wanneer de geleerden aan deze wetten beginnen, doch wij stellen die wetten nu reeds vast, wij zien die wetten als licht, leven en liefde, als harmonische:
Uitdijingswetten!
Verdichtingswetten!
Als levensgraden voor het leven!
Als vader- en moederschap!
En er is niets anders te beleven!
Daardoor, hoe ontzagwekkend ook dit Universele leven voor de ruimte is, blijft alles eenvoudig en kunnen wij als mens deze wetten beleven.
Een wonderbaarlijk schouwspel is het, zei ik zo-even en dat is te begrijpen.
Eerst over miljoenen tijdperken zal de Zon als Vader uw huidige kracht als lichtgevend organisme bezitten, doch dan is de Aarde zover.
En die ontwikkeling moeten wij nu volgen, willen wij straks opnieuw het huidige stadium beleven, doch dan betreden wij de geestelijk-bewuste astrale wereld voor de ziel als mens!
Is ook dat geen machtig wonder?
Dus los van kerk en Bijbel beleven wij de God van al dit leven en daarvan zullen wij u overtuigen.
Dit machtige schouwspel beleven wij en weten dus, dat wij miljoenen jaren terug moeten om ons éénzijn met dat ogenblik te zien.
Dat de mens dit Goddelijke plan nog niet kent, kunt gij aanvaarden.
De mens kent hierdoor zichzelf niet.
Maar door Zon en Maan, als de vader en de moeder van dit Universum, kregen wij als mens, het dier en het leven van Moeder Natuur deze wetten te beleven en in eigen handen.
Ook moet het u nu duidelijk zijn, dat de Aarde nóg geestelijk „astraal” ís.
Toch kreeg zij bewustzijn.
En dat bewustzijn kreeg zij door Zon en Maan.
Nietwaar, deze ruimte heeft zich inmiddels verdicht en die krachten heeft de geestelijke Aarde in zich opgenomen.
En dát bewustzijn is niet hoger, noch bewuster dan wij aan gevoel bezitten.
Het bewustzijn dus van de Maan, als levend-organisme, ontvangt de geestelijke Aarde en ook wij zijn zover.
Dat is dus de ruimtelijke bewustwording, in niets is de ruimte óns voor, want dat kán niet, dat zou een stoornis betekenen en die hebben wij nog nergens kunnen beleven.
Het wil dus betekenen, dat wij als embryonaal leven aanstonds de Aarde ín ons opnemen en bezitten wij óók het bewustzijn van Zon en Maan.
Dat de Aarde nú dus geestelijke bewustwording bezit, dat hebben wij te aanvaarden, omdat de uitgezonden levensaura van Maan en Zon haar leven hebben beïnvloed.
En dat bewustzijn hebben wij ons dóór onze wandeling door de ruimte eigen gemaakt.
Ook al beleven wij nog steeds voordierlijke levensgraden, dat wil dus zeggen, wij hebben het menselijke stadium voor uw tijd nog te beleven, doch dat komt!
Want gij hebt het menselijke stadium, waartoe André behoort, reeds bereikt!
Al uw ellende daar heeft nu niets meer te betekenen, omdat wij Goden zijn.
Indien u goed wilt leven, is er geen ellende!
Het zegt dus, dat wij als embryonaal leven de bezieling, bewustwording bezitten als Zon en Maan als:
„Leven!
Licht!
Geest” ... zich eigen hebben gemaakt en niets meer, doch bovendien niets minder, wij zijn volkomen één!
En dat alles is liefde!
Hoe die liefde op Aarde begrepen wordt, dat weet gij voor u zelf en wat hebt gij er voor u zelf thans van eigen gemaakt?
Vanzelfsprekend is, dat dit ons thans tot de Kosmische Harmonische wetten voert en dat de Aarde als de „Derde Kosmische Levensgraad” ons straks tot de „Vierde” voeren moet, omdat ook zij zal baren en scheppen – én, omdat wij dan ons bewuste geestelijk astrale leven als mens betreden.
Het gevoel dat nu tot ons komt zegt, dat wij deze wetten moeten volgen, opdat de hoogste meesters straks, hierna onmiddellijk het eerste stadium voor Moeder Aarde willen beleven en zijn wij gereed!
Wonderbaarlijk is het wat wij nu beleven.
En toch is alles harmonisch verdicht, harmonisch en eenvoudig, nu wij het ontstaan van deze ruimte hebben leren kennen.
Diepten zijn er, natuurlijk, maar graad ná graad toont ons, hoe wij zijn en welk bewustzijn wij bezitten.
Moeder Aarde kan aan haar taak beginnen, zij en al het andere leven is daarvoor gereedgekomen.
Maar, onthoud dit, lezer, de Aarde is nú nóg geestelijk astraal en dat moet u duidelijk zijn.
Indien wij zouden moeten aanvaarden, dat de Aarde buiten ons en zónder ons als leven aan die taak had kunnen beginnen, bezat zij géén menselijke baring.
Voelt gij dit?
Dat zegt, dat er andere planeten zijn die géén baring, noch menselijke, dus dierlijke schepping kunnen beleven, omdat wij áls de „kern” voor die bezieling daarmee géén verbinding hebben gehad.
Wij hebben die planeten beleefd, waartoe:
De Maan,
Mars,
Aarde, als levendgevende organismen behoren, doch door:
Jupiter,
Saturnus,
Uranus,
Pluto,
Venus ... en andere planeten organismen van en voor het vader- en moederschap deel uit maken en de nevelen en lichtgevende organen, de sterren vertegenwoordigen.
Hoe deze lichamen de eigen plaats voor dit organisme hebben ontvangen, kennen wij reeds en wat zij hebben te doen bovendien.
Die laatste organismen hebben ons niet beleefd en dát, mijn lezer, is het, waardoor een planeet moeder werd.
Wij hebben u reeds voor deze wetten geplaatst en gaan dus verder.
Daardoor heeft de Aarde niet moeten wachten, doch zij zou zichzelf gereedmaken en dat is nu ook geschied.
Dat zij nu nog geestelijk is, ís dus noodzakelijk, of zij was reeds tot de eigen verdichting gekomen.
Nu zijn al de andere planeten, die dus géén moederschap kunnen beleven nog steeds half bewust en dat wil zeggen, voor het huidige stadium, ook dat heeft miljoenen jaren geduurd, hebben zij zich verdicht.
Doch nu hebben zij die bewustwording nog niet bereikt.
De Maan en Mars en de bijplaneten als overgangsstadia zijn zover gekomen, doch hebben de eigenlijke verstoffelijking nog niet bereikt en van verharding is er nu nog geen sprake.
Nu wij dit voor ons eigen leven hebben mogen vaststellen, zegt meester Alcar, na het antwoord van ons te hebben ontvangen:
„Zeer juist, mijn broeders.
Omdat de mens de ruimtelijke wetten zou beleven, is de Aarde als geestelijk organisme niet verder dan de mens.
Ook dit is dus kosmische éénheid.
Wij staan dus voor deze verruiming van het menselijke organisme en de wetten zullen ons dat straks opnieuw verklaren.
Dat beleven wij door de levensgraden en de verruiming van het menselijke organisme, vóór het leven op Aarde.
Zij voeren ons straks tot het huidige stadium, doch kregen wij in handen door Zon en Maan.
Daardoor kunnen wij thans aanvaarden, dat Zon en Maan de Aarde zullen scheppen en gaan wij verder.
Wat nu voor de ruimte verruiming betekent, is voor de mens bewustwording, stoffelijk en geestelijk bewustzijn.
En dat voor ziel, leven, geest en stof, mijn broeder André?”
„Néén, mijn meester, de ziel is de Goddelijke vonk, en wil betekenen, dat wij als geest en stof onze Goddelijke vonk als Goddelijke afstemming zullen vergeestelijken en verstoffelijken.”
„Inderdaad, dat is het antwoord en zijn de wetten die wij zullen beleven.
Het is het hoger gaan voor de ziel als mens en voor het dier, ook natuurlijk voor Moeder Natuur, voor al het leven van God.
En dat wordt de vervolmaking van het menselijke organisme, waarvoor Mars en de bijplaneten hebben gediend.
De Aarde nu zal dit organisme voor de „Derde Kosmische Levensgraad”, dit Universum afmaken en verfraaien!
Mars, dat hebben wij gezien, diende de ziel en de geest als mens, de Aarde krijgt in handen om het organisme te dienen en zullen ons straks haar wetten aantonen.
Maar wat dus in het Universum verdicht werd en evolueerde, dat zuigt de Aarde in zich op, waardoor zij die verhoogde evolutie ook bezit en te beleven krijgt.
Is dat waar, meester Zelanus?”
„Ja, mijn meester!
Ik zie die éénheid.
Mijn éénzijn met de ruimte is nog harmonisch en zal dit blijven, totdat ik aan het afbreken en disharmonische leven begin.
En deze wetten hebben wij te aanvaarden.
Indien ik mij afstem op dat stadium, zie ik, dat Moeder Aarde deze plaats moest ontvangen of zij zou nimmer in staat zijn haar verhoogde bewustzijn te vertegenwoordigen, doch ook die wetten heb ik zo-even mogen volgen.
Zon en Maan zijn zover, mijn meester, en zij gaven hun bewustwording aan hun kind door.
Iets anders is er niet te beleven, dit zijn de kosmische wetten voor het vader- en moederschap.
Zon en Maan schonken dus aan al het leven van de ruimte hun verkregen gevoel als bewustzijn, als levensaura en ging al het leven verder.
Deze kracht nu die wij door al de levensgraden leren kennen, stelt vast, dat élke levensgraad voor de ruimte nu bovendien een eigen persoonlijkheid te vertegenwoordigen kreeg.
En die persoonlijkheid moeten wij als mens beleven en hebben wij daarenboven te aanvaarden!
Het klimaat van de Maan is nu dus tevens haar bewuste persoonlijkheid.
Andere planeten bezitten de eigen persoonlijkheid, doch dat wil zeggen, dat het éne lichaam het vader- of het moederschap dient en het andere een organisch deel voor het Universum.
Hierdoor vertegenwoordigt de Aarde als de Derde Graad een milder klimaat en kunt gij aanvaarden, is duidelijk en te begrijpen, omdat de Aarde ons naar die hogere bewustwording voert en zij te vertegenwoordigen kreeg.
Nu wij weten, dat ook wij als mens die bewustwording hebben beleefd, kunnen wij verdergaan.
Daardoor krijgt de Aarde haar plaats tussen Zon en Maan in en betekent ontwaking, een hogere evolutie.
Van toeval is er dus geen sprake, mijn meester.
Dit wordt echter de menselijke evolutie.
Wat ik zie, zegt mij, dat dus de voorstadia één doel en één taak bezitten.
Want de ziel als mens moet tot God, het bewuste „AL” terug!
Er zullen hogere levensgraden geboren worden.
En de „Almoeder” legde dit alles áán haar leven vast.
Door het Universum kwam deze éénheid tot stand.
Niets kan dit Goddelijke éénzijn tegenhouden, niet één vonk van het universum is té ver ontwikkeld, noch bewuster dan het andere leven ten opzichte van het vader- en moederschap, dát kunnen wij volgen!
Dat is vast te stellen, en mogen wij nu beleven.
Moeder Aarde wacht op de menselijke ziel!
Moeder Aarde moet deze wetten aanvaarden of zij wil of niet en is het machtige wonder dat wij beleven en volgen.
Haar persoonlijkheid is zover gereed en haar afstemming bewust, als geestelijk, macrokosmisch organisme.
Hierdoor beleven wij het „Alvermogen” om te baren en te scheppen, mijn meester, en hebben wij te aanvaarden.”
„Inderdaad, mijn broeders, dit alles is Universele waarheid!
Maar gij ziet nu, dat de Aarde nóg onzichtbaar is, doch deel uit maakt van God en ál „ZIJN” eigenschappen te vertegenwoordigen krijgt.
Aanstonds begint zij aan haar taak, want de ziel als mens heeft de laatste overgang beleefd en wordt nu door de Aarde aangetrokken.
De Aarde als astrale bol, astraal leven, bevindt zich tussen Zon en Maan, tussen het vader- en moederschap, doch de ziel als mens komt haar te hulp, is bovendien zover ontwikkeld en kan de volgende levensgraad beginnen.
Máár wij zien dan, dat de drie „Kosmische Levensgraden” één zijn en dat is de bedoeling van de „Albron”!
Deze drie levensgraden hebben dus één taak te volbrengen.
Ze vertegenwoordigen één organisme!
Eén bewustzijn!
Een ziel en één geest, dit is de Universele éénheid op macrokosmische afstemming.
En hiervoor hebben wij de wetten leren kennen, wij weten hoe ze zijn ontstaan en dat deze ruimte andere ruimten zal scheppen, waarvan wij de:
„Vierde.”
„Vijfde.”
„Zesde” én „Zevende” graad hebben gezien en weten, dat wij daar de „Mens” als God zullen terugzien.
Zeker, straks zijn deze Drie Kosmische Graden tot éénheid gekomen en kan ook de ziel als mens weer verdergaan.
Deze drie graden zijn door de „Almoeder” geschapen om het menselijke organisme af te maken.
Wat weet men op Aarde af van deze wetten?
Niets!
De geleerde moet nog aan zijn studie beginnen.
Doch wij zien nu reeds de eerste ... „geestelijke” verdichtingsuren, mijn broeders.
Dit waren verdichtingsuren voor de moeder als een planeet, door Zon en Maan aan haar leven geschonken.
Dit zijn evolutiewetten.
Het spreekt dus vanzelf, wanneer de bijplaneten dicht in de omgeving van Moeder Aarde hadden geleefd, die bewustwording reeds te vlug ging, die kracht voor die organen geen bewustwording was geweest, doch een té hoog grijpen en voelen voor het macrokosmische organisme, doch ook die wetten hebben wij nog niet leren kennen.
Nu was er van een geleidelijke evolutie geen sprake geweest en hebben wij te aanvaarden.
En dat is duidelijk, omdat wij als mens die sprong níét hadden kunnen maken.
Wij beleven dus: fundament ná fundament, graad ná graad, bewustzijn ná bewustzijn, voor het vader- en moederschap.
Iets anders is er niet te beleven, dít is de Goddelijke schepping.
De bijplaneten kregen een eigen sfeer te beleven en was noodzakelijk.
Hierdoor kreeg élk stadium de eigen evolutie te beleven op afstemming voor Zon en Maan, waarvoor de bijplaneten in het Universum verspreid liggen.
Zuiver kosmisch hebben dus alle organen voor het macrokosmische lichaam een taak te vervullen gekregen en zien wij, zodat wij verder kunnen gaan.
Wij weten thans wat een bestaande levensgraad is.
De Aarde is straks een bestaande graad en een levenswet geworden, door de verdichtingswetten komt zij zover.
Een bestaande graad betekent dus voor de mens in het huidige stadium dat die tot de zeven overgangsstadia behoort en menselijk of dierlijk is.
Dat zegt bovendien, dat wij de mens als een bestaande levensgraad hebben te aanvaarden en later of hiernaast ook het dier en Moeder Natuur.
Zon en Maan en hun kinderen vertegenwoordigen nu bestaande levenswetten voor het vader- en moederschap en kunt gij voor uw eigen leven en bewustzijn aanvaarden.
Straks leren wij, dat ook het menselijke vader- en moederschap die bestaande levenswetten in handen krijgt, doch dan betreden wij daarenboven de moederlijke én de vaderlijke zelfstandigheid.
Wij hebben al deze wetten mogen beleven, doch stellen ze bovendien voor de Aarde vast en gaan verder.
De Aarde zal thans haar bestaande levensgraad afmaken, waarvoor zij zich te verdichten heeft.
En wij zullen haar daardoor overwinnen.
Nu is een levensgraad dus een organisme, menselijk én dierlijk, voor Moeder Natuur zijn ze in géén stoffelijk stadium anders.
En daardoor, mijn broeders, krijgen wij deze ruimte te beleven en moet u duidelijk zijn.
Wij als mens zouden dus nu niet verder kunnen gaan, indien de Aarde als geestelijk organisme niet gereed was.
En beide organismen, macro- en microkosmisch zijn nog één, dat gij hebt gezien en al het leven van God te aanvaarden krijgt.
Maan, Zon en Mars zijn nu de bestaande levensgraden voor de ruimte, doch waarbij nu de Aarde behoort als kind van Zon en Maan.
Is u dat duidelijk, dan gaan wij verder.
Hoe meer de Zon aan licht aan de ruimte, de levensgraden te schenken heeft, des te gevoeliger wordt al dit leven en dat voert ons tot deze bewustwording.
Wat Mars zich eigen maakte, als moederlichaam, kreeg vanzelfsprekend ook de Aarde toegezonden, want zij is het verdere stadium.
En door de ontwaking van Zon en Maan, kregen ook de bijplaneten die kern te beleven, zodat ál deze organismen het zijn geweest, die de plaats van Moeder Aarde hebben bepaald en kunnen wij zien en beleven.
De nog onzichtbare Aarde zoog al die levensfluïde in zich op, zodat de Aarde straks in staat is om het menselijke organisme te verfraaien en af te maken voor de ruimte, waarvan wij de Vierde Kosmische Graad betreden.
Vergelijk dit alles nu even met de Bijbel.
Wat heeft de Bijbel van dit Goddelijke gebeuren verteld?
Niets!
Zodat wij voor de „Universiteit van Christus” moeten vaststellen:
Wanneer de Bijbel begint, is de schepping al biljoenen jaren oud!
Wat schreven de Bijbelschrijvers over dit geboren worden?
Niets!
Géén woord!
Zij kenden deze wetten niet!
En dat zegt?
Dat de Bijbel met ónwaarheid begint!
En God maakte géén mensen van wat „klei en levensadem”!
In de twintigste eeuw wordt die onzin nog aanvaard!
Christus wil, dat hieraan een einde komt!
Het Goddelijke „AL” wíl, dat de mens van de Aarde ontwaakt!
Die geestelijke armoede moet van de Aarde verdwijnen!
Wat nu nog een geestelijke faculteit is en betekent, is voor de ruimte menselijke kletspraat!
Een dominee is een ruimtelijk ónbewuste!
Een dominee schept nu narigheid ten opzichte van het leven van God!
Een dominee schept geestelijke armoede, indien hij over verdoemdheid spreekt!
Die leerstellingen vervloeken zichzelf!
De „Universiteit van Christus” zal thans antwoorden op al die miljoenen levensvragen en heeft het kind van Moeder Aarde voor het huidige stadium te aanvaarden.
Gij ziet het, mijn broeders, wij kunnen verdergaan.
God en „ZIJN” machtige scheppingen zijn niet te vernietigen.
Gij ziet, wat de Bijbel ervan zegt, is ontzagwekkend droevig, armoedig, is niets!
Gij weet nu, dat wij de werkelijkheid voor de nieuwe Bijbel beleven.
En er blijft van dit ongelooflijk machtige éénzijn niets meer over, als de mens op Aarde de Bijbel blijft aanvaarden, omdat wij hebben mogen zien, dat er nog niet één vonk van God verdoemd is.
Niets kan achterblijven, al het leven is nog volkomen één.
Gij ziet het:
De schrijnende leerstellingen op Aarde voor het huidige stadium bezitten géén geestelijk, noch ruimtelijk bewustzijn.
De schrijnende armoede voor kerk en staat is ónmenselijk ten opzichte van de Goddelijke rechtvaardigheidswetten, voor het vader- en moederschap bovendien, waarvoor wij de verdichtingstijden hebben mogen aanschouwen.
God is liefde en zal dat blijven en heeft de mens van Moeder Aarde te aanvaarden.
Waarlijk, mijn broeders, de mens op Aarde kent deze wetten niet.
Die geestelijke ónbewusten die het professoraat halen, kennen zichzelf niet.
En nu de Goddelijke „Theologie” waarvoor wij deze reizen maken?
Die zwart geklede armoedigen houden deze evolutie tegen, doch daaraan komt thans verandering, het leven op Aarde ontwaakt.
Heel deze ruimte roept het de mens op Aarde toe.
Héél deze ruimte roept om hoger bewustzijn, maar daarvan voelt en weet de Bijbel nog niets, omdat God niet door de Bijbelschrijvers heeft gesproken en omdat de mensheid die bewustwording nog niet had bereikt.
Maar wij gaan thans weer verder.
Nu wij dieper op deze wetten mogen ingaan, komen wij bovendien voor de menselijke levensgraden te staan, doch gij ziet het, wij moeten eerst universele waarheden vaststellen, eerst dán beleven wij het ontstaan van ons embryonale bestaan voor de Aarde.
En dat is te begrijpen, omdat wij dit universele ontwaken meebrengen, bezitten, zodat wij het kind van Moeder Aarde wettelijk overtuigen.
En dan beleven wij de menselijke harmonie voor ons bestaan, het menselijke uitdijen als organisch leven.
Dat kregen wij door Zon, Maan en planeten.
Moeder Aarde, gij kunt aan uw taak beginnen, wij zijn hier!
De verdichtingstijden voor het Universum hebben wij mogen volgen en bovendien daarvan de zeven levensgraden beleefd, zodat wij thans ook de ontwikkeling voor de Aarde begrijpen.
Er zijn geen andere wetten ontstaan, ook nu overheerst het vader- en moederschap en zijn de essentiële wetten voor al het leven.
Stem u thans af op het ogenblik, dat de ziel als mens dóór de „Geestelijke Aarde” aangetrokken wordt.
Die ontwikkeling is nu te volgen.
De mens is gereed, opnieuw hebben wij het embryonale stadium te beleven.
Die wetten kunnen niet veranderen, ook voor het huidige stadium zien wij ze terug.
Nóg begint de ziel als mens en voor al het leven is dat, als embryonaal leven ín de moeder.
In de moeder, zeg ik, mijn broeders; voelt gij dit?
Wat straks de moeder op Aarde ín zich baart, is voor een planeet niets anders.
Wij worden door de Aarde aangetrokken, doch ín haar leven krijgen wij onze ontwikkeling te beleven.
Dit is machtig en natuurlijk, want wij kennen geen andere wetten.
Hoe Moeder Aarde zich zal ontwikkelen, dat weten wij bovendien, omdat wij ons nu met het huidige stadium kunnen verbinden.
Ook nu staan wij voor machtige wonderen, mijn broeders.
En die wonderen kregen de verruiming van geest en stof te beleven.
Het spreekt vanzelf, dat de aardse atmosfeer een hoger bewustzijn bezit dan Mars en de Maan hebben beleefd.
En dat komt het menselijke organisme ten goede.
Moeder Maan heeft haar geschapen leven kunnen beschermen, en dat bezit heeft ook de Aarde, zij zal nacht maken en zich hierdoor afsluiten voor de Zon, opdat haar leven zal evolueren.
Wat dus de Zon als lichtgevende kracht zich eigen heeft kunnen maken is voor ons als mens bewustwording, is evolutie.
Dat wil nu zeggen, dat wij van de Aarde af door het bewustzijn van de Zon ons eigen bewustzijn en gevoelsleven kunnen controleren.
En wij zien nu, dat het licht, de Zon sterker is geworden, zodat de Aarde aan haar taak beginnen kan.
De ruimte evolueert, ook wij!
En al het leven met ons!
Deze openbaringen moeten wij volgen, mijn broeders.
Welke openbaringen komen er tot uw leven, meester Zelanus?”
„Ik ben verbonden met het beginstadium van Moeder Aarde, mijn meester.
Ik beleef nu het ontwaken van de mens, de mens, die door de ruimte een hoger stadium heeft bereikt.
Ik voel mij zelf dierlijk bewust, doch door de Aarde zal ik menselijk bewustzijn ontvangen.
Ik volg mezelf, meester Alcar, en ik ken de wetten.
Mijn leven op Aarde begint.
Ik neem voor mij zelf de levensaura in mij op waardoor de Aarde zich in de miljoenen jaren die voorbijgingen heeft kunnen verdichten.
Nog is deze verdichting geestelijk, dus van astrale substantie, doch wij kennen onze toekomst, ook de stoffelijke wereld komt tot stand.
Ik voel dus en dat hebben wij voor de „Universiteit van Christus” vast te leggen:
De Mens bracht Moeder Aarde tot de menselijke ontwikkeling!
De Mens als ziel schept baring voor de Aarde!
De Mens is het, die de Aarde als de „Derde Kosmische Levensgraad” het bewuste leven gaf!
De Mens krijgt zijn bewustzijn te beleven, zodat wij moeten aanvaarden, dat de macrokosmos en de microkosmos één zijn!
De Mens als ziel en geest is in harmonie met de geestelijke Aarde!
En de Aarde is vonk van de „Alziel” ... Het
„Alleven”!
„Algeest”! ... doch zal zich straks verstoffelijken, zoals ál de andere planeten dat hebben beleefd.
Mij is alles duidelijk, mijn meester!
Het leven van de „Almoeder” gaat verder.
Dat leven keert tot het Goddelijke stadium terug.
Ik zuig de levensaura van de Aarde in mij op en kan thans de wetten voor het vader- en moederschap beleven, zoals ik die op de Maan heb ontvangen.
Er zijn géén andere mogelijkheden voor mijn evolutie geschapen.
Ik kom dus aanstonds opnieuw tot het baren en het scheppen, ik zal mijzelf splitsen en de wedergeboorte geeft mij die ruimtelijke evolutie.
De mens baart de Aarde.
Dit hebben wij te aanvaarden en wil zeggen, dat de „Almoeder” voor het Universum zichzelf heeft gegeven en dat is de Maan als moeder!”
„Ik dank u, mijn broeder, dit zijn de wetten die wij hebben te beleven.
Er is reeds werking gekomen, de Aarde begint aan haar taak, doch door ons!
Wat gij ons hebt geschonken, beleefden óók wij.
Wij moeten beamen, dat de Aarde haar baring en schepping door de wetten die reeds verstoffelijking hebben gekregen, (beleeft en) zichzelf zal verdichten.
De menselijke ziel is het, die dus door God alles in handen heeft gekregen.
Wij zien de eerste nevelen en dit stadium heeft élke planeet moeten aanvaarden, het is het begin voor ál het leven.
De menselijke cel is dierlijk bewust, ook de astrale-geestelijke Aarde, maar wij weten, dat de Aarde hoger bewustzijn ontvangt.
Zij vertegenwoordigt nu de „Derde Kosmische Levensgraad”, doch daarenboven héél deze ruimte!
Ook hier beleven wij de harmonische wetten voor de „Almoeder”, stoornissen zijn er dus niet te beleven.
In harmonie gaan wij verder en zullen ook de Aarde overwinnen.
Ook hier dus, mijn broeders, betreden wij het embryonale leven, doch nu zullen wij straks de bewuste astrale wereld betreden, dat dan het einde voor ons leven zal betekenen en hebben wij de kringloop der Aarde volbracht.
Volg uw éénzijn met de Aarde; ga door de eerste „dood”; het vrijkomen van het eerste leven hier, daarna het betreden van de wereld voor het onbewuste, de wedergeboorte en dan het aantrekken van ons leven terug voor de Aarde en wij kunnen weer verdergaan.”
Geachte lezer, wij beleven deze wetten.
Opnieuw zijn wij één met een embryonaal stadium, doch thans voor de mens van de Aarde.
Zó is het leven op Aarde begonnen.
Nu wij dit zien en dit éénzijn voelen, wij blijven met dat stadium verbonden, richt ik mijn blik tot het Universum.
De hoogste meesters uit het „AL” willen, dat wij deze vergelijkingen maken.
Hierdoor zie ik, dat de ruimte één is met mijn bewustzijn en dat kan ik voelen, omdat ik ziel ben, geest én leven ben van dat leven, waardoor ik mijn ontstaan in handen kreeg.
Ook meester Alcar en André-Dectar volgen die wetten.
In het Universum is er dus leven aanwezig, maar wij als mens hebben dat licht, het beginstadium van het Universum nooit stoffelijk bewust kunnen aanschouwen.
Dat is wél mogelijk, wanneer gij uw leven op Aarde hebt volbracht; zoals wij nu in staat zijn ons leven te volgen en keert gij met uw tweelingziel tot uw geboren worden voor God terug tot het eerste ogenblik voor de Aarde.
Moeder Aarde bezit nu reeds haar eigen, máár, geestelijke dampkring.
En ín die dampkring zullen wij ons leven voortzetten en verstoffelijken, waarvoor de Aarde zich zal verdichten.
Stadium ná stadium zullen wij beleven en dat is mogelijk, omdat wij de zeven levensgraden voor het vader- en moederschap bezitten.
Hierdoor zullen wij ons aanstonds manifesteren en de planeet Aarde als een levensruimte overwinnen.
Is dat nu niet eenvoudig?
Zó heeft de God van al het leven het gewild en werd door de „Almoeder” als ziel en geest in handen gelegd van de mens!
Voelt gij u nu reeds Goddelijk?
Wij gaan verder en keren terug tot het bewuste Goddelijke ”AL”!
Wij zijn één met al deze wonderen.
En wij begrijpen ons eigen leven, omdat wij in staat zijn óns met die wetten te verbinden.
Zo betreden wij ons éérste leven op Aarde in embryonale toestand.
En wij zien, dat wij ons ook nu splitsen, waardoor dus nieuw leven geboren wordt.
Dat wij voor de Aarde bewuste levenswetten zullen beleven, weten wij reeds, want dan denken wij aan ons huidige stadium waartoe André behoort, doch wij, meester Alcar en ik en miljoenen vaders en moeders van de aarde reeds lang overwonnen hebben.
Nietwaar, de sferen van licht zijn ontstaan, de duistere sferen tevens, doch bovendien de:
„Vierde!”
„Vijfde!”
„Zesde!” ... én de „Zevende Kosmische Graad” ... het bewuste „AL”, waar de mens van de Aarde nú leeft en zijn Goddelijk stadium heeft bereikt!
Zeker, wij kunnen de wetten van God thans voor ons eigen bestaan voor de Aarde controleren, wij zijn niet in staat om fouten te maken, omdat wij ons leven bezitten en door het vader- en moederschap zichtbaar is.
Wij scheppen nieuwe gewaden, nieuwe organismen, voor het vader- en moederschap, wij bezitten hoger bewustzijn, omdat daarvoor planeten zijn geboren en wij ook die mochten overwinnen.
Dát is ons Universele bewustzijn!
Zó is de Aarde begonnen!
En zó zijn wij als mens en dier, ook Moeder Natuur, aan dit verhoogde gevoelsleven gekomen.
Het spreekt dus vanzelf, lezer ... álles van God krijgen wij in eigen handen!
Wij zijn dus in staat om het bewustzijn van de ruimte te verwerken.
Het licht van de Zon ís nú ons bewustzijn.
Die verruiming hebben wij ontvangen, doch is het evolueren van het macrokosmische vaderschap.
Ruimtelijk en menselijk vader- en moederschap zijn nóg één en zullen die éénheid behouden.
Het is wonderbaarlijk, hoe eenvoudig toch álles weer tezamen komt en verdergaat.
En dat stemt ons nu af op onze eigen persoonlijkheid.
Onze persoonlijkheid, beleven wij, is thans reeds aards bewust.
Maar wat wil aards bewustzijn betekenen, nu wij nog voor het embryonale leven staan?
Dat voelen wij en begrijpen het gebeuren, omdat wij de ruimte van de planeet overwinnen.
En die ruimte is nú méér gevoel.
Méér bewustzijn!
Méér ontwaking!
Méér bewustzijn voor ziel en geest én stof!
Iets anders hebben wij niet te beleven, dát zijn de wetten waarvoor wij staan en hebben te aanvaarden.
Onze persoonlijkheid dijt uit.
En die persoonlijkheid zien wij voor het huidige stadium terug.
Ook het Universum heeft zich die persoonlijkheid eigen gemaakt.
Hoe is thans het bewustzijn van deze persoonlijkheid.
Dat hebben wij kunnen volgen.
En dat is nu „GOD”!
De meesters hebben al dit leven „GOD” genoemd!
Maar zij hadden bovendien de ruimte een andere naam kunnen geven.
Wat heeft de Bijbel nu voor het leven op Aarde gedaan?
De schepping van God verwaast!
De mens weet het niet, de mens kent zichzelf en de schepping niet!
En dat zal thans veranderen, omdat André-Dectar voor deze mensheid de „profeet” is!
Enfin, wij komen hier later telkens weer op terug en dan kunnen wij die vragen stellen.
Doch dan staan wij voor de menselijke persoonlijkheid.
En dan stelt de „ALmoeder” de volgende vragen:
Wat hebt gij als mens van mijn ziel?
Wat hebt gij als mens van mijn geest?
Wat hebt gij u als mens van mijn leven eigen gemaakt?
Wat hebt gij als mens van „MIJN” harmonische wetten beleefd?
Wat hebt gij als mens van Mijn vader- en moederschap?
Wat hebt gij als mens van Mijn liefde!
En wie bent u thans, nu gij Mijn Aarde beleven kunt?
Wat hebben kunsten én wetenschappen voor uw leven en Mijn leven te betekenen?
En dan zullen wij en kunt gij als mens antwoorden:
„Niets!”
Indien wij géén liefde bezitten, dat zal ons straks duidelijk worden, zijn wij niets!
En ook die wetten, vóór de kunsten en wetenschappen moeten wij voor het menselijke bewustzijn, dus uw persoonlijkheid volgen en ontleden, opdat gij u zelf zult leren kennen!
Dit alles is psychologie, ruimtelijke psychologie en dus „Kosmologie” voor de mens, het dier en Moeder Natuur!
Doch dat hebben wij als mens te vertegenwoordigen.
Het zal u thans duidelijk zijn, dat wij zeker 1000 boeken moeten schrijven, wíllen wij de „Bijbel” voor de „Universiteit van Christus”, afmaken.
En dat wij daartoe niet in staat zijn nu André op Aarde is, begrijpt gij bovendien, doch wij zetten ons werk en deze Goddelijke taak in ons leven bewust voort, omdat straks het „directe-stemapparaat” voor de Aarde gereed is.
Dát is de taak voor André-Dectar en mij, omdat wij het zijn die deze taak in handen hebben gekregen van de meesters, het „AL”!
Van Christus!”
Wanneer ik mijn vergelijkingen heb gemaakt, neemt meester Alcar het woord over en zegt:
„De planeet Aarde krijgt dus hoger bewustzijn te beleven.
Vanuit het bewuste „AL” krijg ik mijn bezieling, zodat wij verder moeten gaan.
Dit alles is weten!
Hieraan behoeven wij niet meer te twijfelen.
De hoogste meesters volgen ons en wij hebben deze wetten te aanvaarden, ze zijn voor ál het leven van Moeder Aarde.
Wij zien nu, mijn broeders, graad ná graad gaat verder.
Wij beleven ook hier door het vader- en moederschap de Goddelijke wetten.
Zie deze levens en gij herkent u zelf.
Nog weet de mens niets van God af.
Wij bezitten hier nog géén menselijk bewustzijn, wij weten niet eens dat wij bestaan, die persoonlijkheid moet nog ontwaken.
Géén mens van de Aarde kent deze wetten, heeft ze niet kunnen zien, dat is eerst nu mogelijk.
Maar wij zullen nú het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) beleven, dát bewustzijn krijgt de ruimte, omdat de Zon als „Vader” evolueert.
Hogere atmosfeer is dus hoger voelen en denken.
Dat Jupiter dit bewustzijn niet bezit, kennen wij en dat zij ons die wetten niet kan schenken, weten wij ook.
Doch dat is het gevoelsleven voor de ruimte en de persoonlijkheid voor een planeet, maar daarenboven het bewustzijn voor het vader- en moederschap.
Het is wonderbaarlijk wat wij beleven.
En toch, u ziet het, menselijk eenvoudig, want de levensgraden voeren ons tot dat hogere stadium.
Jazeker, mijn broeders, voor ziel, leven, geest en stof!
Wij zijn één met het embryonale stadium, doch wij kunnen verdergaan en de hogere levensgraden volgen.
En dan komen wij voor de tijdperken van Moeder Aarde te staan.
Volg dat alles en gij ziet uw nieuw bewustzijn.
Wij zijn waarlijk gereed om te evolueren, om te baren en te scheppen, om vader en moeder te zijn, niets houdt ons tegen.
Zó heeft de „Almoeder” het gewild.
Licht, noch duisternis zijn in staat ons tegen te houden, want wij zijn harmonie, wij zijn de „Albron”, wij bezitten álles van die bron en vertegenwoordigen daardoor het „Alleven”.”
Geachte lezer, wéér volgen wij verschillende levensgraden en beleven daardoor voor uw leven en bewustzijn de menselijke vergelijkingen.
Wij kunnen het embryonale leven verlaten.
Zo’n stap nu, die wij thans beleven, was voor de aardse, dus stoffelijke ontwikkeling, miljoenen jaren.
Miljoenen tijdperken beleven wij door één stap verder te gaan, die verdichtingen hebben die levensduur ontvangen.
Toch behoeven wij niet langer stil te staan, wij kunnen verdergaan, omdat wij al deze wetten kennen.
De Aarde zien wij nu voor haar eerste ogenblikken.
Wij zien de wolken zich verdichten.
Niet uw wolken voor het huidige stadium, maar deze geestelijke substantie zal zich verdichten, waardoor wij het eerste embryonale leven beleefden en ontvingen.
En daarin gaan wij verder.
Eerst ons eerste embryonale leven en dan het volgende, dus tweede bestaan als cellen van één levensgraad.
Nóg zijn wij bij elkaar.
De eerste afscheiding op de Maan gaf ons dit éénzijn.
Nóg zeg ik u, zijn wij één, ook al hebben wij in onze miljoenen levens reeds stoffelijke en innerlijke fouten begaan, die fouten konden zich, konden wij als mens herstellen, omdat wij nog géén bewust denken en voelen bezitten.
Het moet u dus duidelijk zijn, dat wij het bewustzijn nog niet bezitten om bewust te moorden.
En die moorden voeren u als bewust mens van de Aarde tot de disharmonische wetten en uiteen.
Nu wordt de ziel als mens door die levensgraden aangetrokken.
Die wetten verklaren wij u, wanneer wij dat stadium voor de Aarde beleven en dat zal op de volgende reis geschieden, wanneer wij de ziel als een persoonlijkheid volgen en ontleden.
Hier, in dit stadium kennen wij die disharmonische wetten nog niet.
Daardoor gaan wij ónbewust verder, beleven dóór het vader- en moederschap de „zeven” levensgraden voor het organische leven en zijn ons van niets bewust, omdat wij ons dat bewustzijn nog eigen moeten maken.
Zo betreden wij thans ál deze stadia, gaan verder en hoger en zien, dat die wolkenmassa als Goddelijk leven zich nu reeds heeft verdicht.
De wateren voor de Aarde komen tot stand en wíj, geachte lezer, leven in die wateren.
Dat is ons huis?
Dat is ons lichaam, althans het lichaam van deze kosmische moeder, die gij Aarde hebt genoemd.
Wij beleven ons eigen baren, maar ín deze moeder, dat de wateren zijn.
Voelt gij dit, begrijpt gij mij, dan gaan wij verder.
Wij beleven thans dus de tijdperken voor Moeder Aarde en die voor ons eigen bestaan.
Wij beleven onszélf zoals wij ook de andere planeten hebben beleefd en tenslotte overwonnen.
Ook Moeder Aarde verdicht zichzelf door de rottingsprocessen, iets anders is er niet te beleven.
Maar door deze rottingsprocessen krijgen wij en ander leven een nieuw bestaan.
Dat rottingsproces is dus niets anders dan het vader- en moederschap beleven!
Ook voor u als mens van en voor uw eigen tijd, zijn ook deze wetten niet veranderd.
Dat hebben de geleerden, hebt gij te aanvaarden!
De Aarde verdicht zich, doch voor óns als mens, het dier en Moeder Natuur.
Is het niet eenvoudig, mijn lezer?
Mijn ziel?
Gij zijt ziel van mijn ziel, kunnen wij nu zeggen.
Wij spreken dus tot uw vader- of uw moederschap!
Kom, aanvaard even de kus van ons leven en wij gaan tezamen verder.
Voelt gij ónze liefde?
Voelt gij, wat André-Dectar aan liefde bezit?
Maak u dat eigen en gij zult uw godheid beleven, doch door het vader- en moederschap!
Mijn lieverds?
Even moeten wij nu weer de Bijbel tot ons leven roepen en vragen:
Wat hebt gij van deze wetten verteld?
Wat hebt gij van deze wetten gevoeld?
Wat bezit u van deze wetten?
Wat wilt gij voor deze eeuw nog aan uw kinderen schenken?
Niets hebt gij te schenken.
Maar begrijp goed, wij komen niet aan uw menselijk denken en voelen, wij moeten alléén de Goddelijke fundamenten voor uw leven en dat van het kind van Moeder Aarde leggen, méér en iets anders hebben ook wij niet te doen.
Geachte lezer, wij zien, de Aarde draait reeds om haar as, zij sluit zich voor de kracht van de ruimte af en indien dit niet mogelijk was geweest, waren wij in dit stadium gestikt en levend reeds verbrand, wij hadden dát bewuste vaderschap niet kunnen verwerken.
Wij zien reeds dat schaduwbeeld tot ons komen en begrijpen, dít is straks de nacht voor de Aarde.
Waar blijft nu dat verhaal over wat klei en levensadem?
André denkt thans voor uw leven en het aardse bewustzijn, hij is het, die voor de Aarde en het huidige stadium de Goddelijke bezieling ontvangt.
Ook hij ziet zijn eigen tijdperken voor de Aarde.
Ook hij ziet, dat de Aarde zich verdicht, dóch dat hij het is, die deze verdichting tot zijn evolutie voert.
Wij zien dus en stellen vast, dat de Aarde zich verdicht, jazeker, maar dat wij daardoor ons bewustzijn krijgen.
Ons verder leven is een nieuwe geboorte en een nieuwe geboorte geeft ons méér gevoel:
Meer bewustzijn!
Méér leven!
Méér verruiming voor geest en organisme!
Dat ziet André, zien wij en hebben wij te aanvaarden.
Doordat de Aarde tussen Zon en haar Moeder ín haar leven tot die verdichting moet brengen, begrijpen wij, dat het organische leven ook meer bewustzijn bezit.
Immers, Moeder Maan verdichtte haar leven zo goed als in duisternis, althans voor de eerste ogenblikken en ons embryonale leven.
Later, na duizenden jaren volgens uw eigen tijd dus, had de Zon zich verdicht en dát is bewustzijn, dat is leven en gevoel, zodat gij kunt aanvaarden, dat de Aarde doordat zij het kind is van Zon en Maan ook die levensgraden verdicht én hoger bewustzijn te bieden heeft.
Zó natuurlijk is alles en beleven wij als mens, dier en bloem, voor al het leven van God.
Wat dan, hoe dán zullen wij zijn, wanneer wij als mens de „Vierde Kosmische Levensgraad” betreden?
En dan in het bewuste Goddelijke „AL”?
Hoe zijn dan onze organismen?
Dat hebben wij te volgen, geachte lezer, te beleven, doch Moeder Aarde voert ons tot dat stadium.
En nu kunnen wij reeds zeggen: já, wanneer wij als mens de Aarde als de „Derde Kosmische Levensgraad” hebben overwonnen, dán treden wij ín een bewuste geestelijke wereld en is het leven achter de kist.
Dus de Aarde schept niet alléén lichamelijk bewustzijn, doch zij baart bovendien de wereld voor ziel en geest en ook die wonderen zullen wij leren kennen.
Immers, meester Alcar en ik en miljoenen van uw vaders en moeders bevinden zich reeds in het leven aan Gene Zijde.
Is het niet wonderbaarlijk?
Vergelijk dit nu al met uw geloof, uw Bijbel en gij leert u zelf kennen!
Maak zélf vergelijkingen en gij hebt geen angst voor uw dood, integendeel, de dood spreekt thans tot uw geestelijk bewustzijn.
En dan kunt gij tegen elkaar zeggen, als Magere Hein voor uw leven en uw persoonlijkheid staat:
„Tot straks, mijn ziel, mijn leven, daar zien wij elkaar terug!
Tot aanstonds, mijn lieverd, ik kom ook en dan gaan wij tezamen verder.”
Of met iemand anders als mens, want wáár leeft nu onze tweelingziel?
Ook die wetten leren wij later kennen en komen dan tot de menselijke ontleding.
Moeder Aarde, zien wij, draait reeds om haar eigen leven, zij sluit zich voor het vaderschap van de ruimte af.
En dat is haar behoud!
God overzag dit alles?
Wél, lezer, de wetten zijn het, toen de eerste verschijnselen voor de „Almoeder” zichtbaar werden, waren deze wetten reeds vergeestelijkt en kreeg ál het leven later die wetten te aanvaarden en te beleven.
Deze evolutie is niet anders te beleven!
De Maan en Zon stuwen de Aarde tot hoger bewustzijn?
Al het leven van dit macrokosmische organisme is één, zodat al dit leven de Aarde helpt, om het vader- en moederschap menselijk bewustzijn te schenken.
Dit macrokosmische organisme is één, een machtige éénheid, dat lééft voor de Aarde, omdat Moeder Aarde een kind van Zon en Maan is!
Hierdoor krijgt het stoffelijke leven van de Aarde bewustzijn, méér gevoel, waarvan wij de ruimte ondergaan dóór het menselijke denken en voelen.
Dóór het menselijk denken en voelen, lezer, hoort gij dit?
Dát is de verruiming van geest, en voor de menselijke persoonlijkheid.
Indien gij dus als mens tot u zelf zegt: wat kan mij dat alles schelen, staat ge voor deze verruiming op een dood punt, omdat wij weten, dat wij ons deze wijsheid eigen moesten maken en waardoor wij de sferen van licht overwonnen; ook die wetten moeten wij later volgen en voor ons eigen bestaan ontleden.
Wordt het niet eenvoudig?
En toch?
Zwaar soms?
Droog soms?
Hoe kunt gij zo denken, vragen wij het ónbewuste kind van Moeder Aarde, maar wij weten het, ook wij hebben die stadia beleefd.
Er is dus, zien wij, alléén hoger gaan.
Iets anders is er niet te beleven, zo’n tijdperk schenkt ons bewustwording, ontwaking, méér voelen en denken en is voor de ruimte straks, méér licht, meer kracht, meer bezieling voor al het leven van God.
Wij weten het, geachte lezer, wij ontvangen de Goddelijke „Alwetendheid”!
Elk nieuw stadium is dus een nieuwe geboorte.
En dat alléén door het vader- en moederschap.
Vele malen hebben wij de katholieke kerk reeds het eigen halt voor haar volgelingen laten zien, doch ook nu weer staan wij voor deze wetten.
Trouw, huw, pastoor en gij kunt nu doen wat gij wilt, máár gij verwaarloost uw ruimte, uw wedergeboorte:
Uw evolutie.
Uw astrale wereld níét ... langer ... en gij schept en baart zoals ook wij hebben moeten aanvaarden en ál het leven van de ruimte!
Is dat nu niet gevaarlijk?
Het is disharmonie, afbraak, waarvan wij de wetten ontleden en voor de „Kosmologie” fundamenteel beleven.
Wij nemen dit alles waar, André kan zichzelf zien en beleven en gij op Aarde.
Wij zijn nog steeds „liefde”.
Ook al zullen wij straks ons bewust leven in handen nemen, voor het beginstadium van Moeder Aarde hebben wij niets anders beleefd dan reine harmonische wetten.
André krijgt de bezieling en zegt:
„Nu ik mij zelf volg, mijn meester, de Aarde zie en mijn leven voor het huidige stadium onderga, is er niets meer wat mij nu nog onduidelijk nadert.
Mijn leven evolueert, ik ga verder.
Straks zie ik het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl).
Daarvoor zal ik het prehistorische tijdperk ondergaan, steeds hoger, waarvoor ik de zeven levensgraden zie, die het organische leven geschonken werden.
Door de zeven levensgraden zien wij straks ons eigen bestaan.
Ik zie mijn verlichtend leven voor deze maatschappij, met als uiteindelijke levensgraad de voleindiging van de planeet, waarna ik de geestelijke sferen binnentreed.
Ik ga zien, mijn meester, dat wij straks voor de rassoorten (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) staan van Moeder Aarde.
En ook dan beleven wij menselijke overgangsstadia voor het organisme, ziel en geest.
Wat in u leeft, dat zie ik en kan vergelijkingen maken voor mijn leven op Aarde.
Dit alles lééft in mij.
Ruimtelijk bewustzijn is voor de ziel als mens ontwaking.
Ook de Aarde krijgt deze zelfstandigheid te beleven, doch schenkt mij haar ruimte en haar bewustzijn.
Daardoor ga ik verder en hoger!
Het is het terugkeren tot het „AL”.”
„Dat is”, gaat meester Alcar verder ... „onze evolutie.
Zeker, na de eerste geboorte volgde de „wédergeboorte op Aarde”.
Hierdoor kregen wij ontwaking en verruiming.
Wij zullen miljoenen levens beleven, alléén reeds om het embryonale bestaan te overwinnen.
Wij weten thans waarheen wij gaan.
De sferen van licht verwachten ons.
Wat het Universum dus aan verdichting heeft moeten beleven, hebben wij te volgen, door het vader- en moederschap komen wij zover.
Wij kunnen dus geen fouten vaststellen, niets verduistert dit leven, God als Vader en Moeder heeft het zó gewild.
Hijzélf is het!
Wat Maan en Mars niet hebben gekend, bereiken wij door de Aarde.
Hier zullen wij geestelijk en ménselijk ontwaken.
Doordat de ruimte bewustzijn kreeg, gingen wij tot dat bewustzijn, wij zullen het ons thans eigen maken.
Wij zijn één licht, één harmonie, één leven, één geest.
Wie dit niet aanvaarden wil, staat stil.
Machtige openbaringen zijn het, voor mens, dier en Moeder Natuur.
En thans verder!
Gij ziet, mijn broeders, de wateren zijn zichtbaar geworden.
Mens en dier bezitten geen andere wereld, dit is het ontstaan voor al het leven.
Wij hebben onze wateren op de Maan leren kennen.
De wetten zijn niet veranderd, maar wij bezitten méér gevoel, meer bewustzijn.
Straks kruipen wij uit de wateren vandaan en beleven het landelijk leven.
Ook die levensgraden hebben wij op de bijplaneten en Mars leren kennen.
Niets kan dit proces tegenhouden.
De wateren zijn gevuld, doch anders, dan de Bijbel het vertelt.
Volg mij nu tot het einde van dit waterlijk bewustzijn.
Omdat Moeder Aarde tussen Zon en Maan haar baring kan beleven, krijgt het organisme meer ruimte, meer bewustzijn.
Vanzelfsprekend zien wij dan de prehistorische tijdperken.
Kijk daar, mijn broeders, de mens kruipt uit de wateren en heeft de begaanbare planeet bereikt.
De planeet heeft echter de verhardingstijden te aanvaarden en ook dat heeft miljoenen jaren geduurd, voordat wij het huidige stadium betreden.
Maar u ziet het, er is alléén leven, vader- en moederschap en wedergeboorte te beleven, niets anders.
Méér is er niet en hierdoor zal de ziel als mens haar planeet als ruimte overwinnen.
Ook de Aarde bezit de zeven levensgraden voor haar organismen.
Doch nu betreedt de Aarde met haar leven het hoogste dat dit Universum haar als één organisme te schenken heeft.
Het leven van de wateren móét verder en dat is mogelijk.
Dat wil echter zeggen, dat de mens en het landelijke dier zich zullen evolueren, doch dat ook de wateren straks een eigen leven zullen scheppen.
Nietwaar, al het leven van God krijgt de eigen zelfstandigheid te beleven.
Wat nu naar voren treedt voor de dierenwereld, is enorm, miljoenen levensgraden zullen er ontstaan alléén reeds voor de dierenwereld.
En ook die levensgraden zullen wij straks beleven en ontleden.
Wij zien thans, dat élke levensgraad een eigen wereld vertegenwoordigt en zal baren en scheppen.
Nog hebben wij het prehistorische tijdperk niet bereikt, want dat is niet mogelijk, doch dat komt.
Hiervoor moeten wij enkele tijdperken verdergaan, waarvoor de planeet Aarde miljoenen jaren nodig heeft, wil zij dat stadium voor haar zelf en haar leven bereiken.
Hoe oud is nu de Aarde voor het huidige stadium?
Hoe oud is de Maan als moeder en de Zon als vader voor de mens?
Dat is te zien en te berekenen, mijn broeders, doch de wetenschap is nog niet zover.
Jaren hebben géén betekenis voor de ruimte.
Alléén het bewustzijn als licht, want dat is het gevoelsleven, de persoonlijkheid, maar waardoor wij nu het bewustzijn voor élke vonk vaststellen.
Gij ziet, de planeet verdicht zich.
Het leven in de wateren krijgt dierlijk en landelijk gevoelsleven, en is alleen mogelijk, doordat het organisme verandert, uitdijt, evolueert!
Gaan wij nu enige duizenden jaren verder, dan zien wij, dat het leven de wateren heeft verlaten en het landelijk bewustzijn te vertegenwoordigen heeft.
De mens leeft in de bossen, als wilde dieren.
De mens heeft nog geen menselijk bewustzijn, doch dit dierlijke wezen heeft zich opgericht, heeft bezit genomen van de begaanbare planeet.
Dit, mijn broeders, heeft miljoenen jaren geduurd, miljoenen jaren alléén voor de Aarde.
En nog hebben wij het prehistorische tijdperk niet bereikt.
Gá in deze evolutie.
Voel aan, wat dit alles zeggen wil en gij begrijpt, dat wij bovendien miljoenen levens als vader- en moederschap hebben te beleven, voordat wij de planeet hebben overwonnen.
Ook dat is nu nog niet mogelijk, want de ziel als mens moet zeven levensgraden beleven en Moeder Aarde werkt aan élke levensgraad.
Dat zegt, dat zij het menselijke organisme nog niet gereed heeft.
Dat zegt bovendien, dat de ziel als mens en al het andere leven moet terugkeren tot haar, zólang moet terugkeren, totdat de mens deze ruimte als licht en leven overwonnen heeft.
En eerst dán betreden wij als mens de geestelijke astrale wereld.
Indien u zich daarop instelt, ziet gij, dat die astrale wereld voor de wedergeboorte nog niet gereed is.
Maar is dat waar?
Néén, die wereld was er reeds op de Maan.
Doch wij als mens en het dier zijn nog niet zover.
Wanneer wij straks die hoogte hebben bereikt, is die astrale – dus nú bewuste – wereld er ook!
En dat beleven wij wanneer wij afscheid nemen van Moeder Aarde.
Wij kunnen dus nu reeds vaststellen, mijn broeders, dat wij onherroepelijk de planeet moeten beleven.
Voordien komen wij niet vrij van haar ruimte.
Dat zegt, dat wij ál haar levenswetten hebben te aanvaarden en dat zijn nu de zeven levensgraden voor het menselijke organisme.
De zeven levensgraden voor ons organisme voeren ons tot het uiteindelijke stadium voor de Aarde.
Maar voelt gij, dat ons organisme het ruimtelijke bewustzijn nog niet bezit?
Wat wil dit zeggen, André-Dectar?”
„Dat betekent, mijn meester, dat Moeder Aarde het hoogste organisme eerst moet afmaken.”
„Inderdaad, dat is het antwoord en zien wij voor het huidige stadium terug.
Dat wil zeggen dat de mens móét terugkeren om het hoogste organisme voor de Aarde te beleven, eerst dán kan de ziel zich losmaken van deze moeder.
En dat, u begrijpt het zeker, heeft Moeder Aarde in handen.
De mens komt niet vrij van deze moeder, voordat hij haar gevoelsleven heeft beleefd.
En dát gevoelsleven bezit het menselijke organisme.
Daardoor kunnen wij nu reeds aanvaarden, dat de ziel nú in dit stadium die hoogte nog niet heeft bereikt.
Moeder Aarde is nóg niet zover.
Dat wil betekenen, dat de ziel als mens nog tijdperken te beleven heeft, voordat de planeet zover gekomen is.
Wij kunnen dus duidelijk en volgens het ruimtelijke bewustzijn vaststellen, wanneer dat ogenblik komt.
En dit zijn de wetten die ik beleven moet voor het huidige stadium en het verdichtingsproces van Moeder Aarde en ál haar leven!
Néén, wij zijn nog niet zover, maar wij zien reeds, dat ogenblik nadert.
De eerste mensen nu, die deze tijdperken hebben beleefd, hadden die wetten te beleven, doch zijn deze wetten voor het huidige stadium niet veranderd, meester Zelanus?
Ik bedoel, is er nu niet van onrechtvaardigheid sprake, indien wij het huidige stadium willen beleven?”
„Ik zie wat u wilt weten, mijn meester, en kan u antwoorden.
Wanneer de mens het huidige stadium heeft beleefd, de kringloop der Aarde heeft volbracht, dan treedt de ziel haar astrale leven binnen.
U bedoelt, of de prehistorische mens niet onrechtvaardig behandeld is ten opzichte van het huidige – maar hogere – bewustzijn, dat de mens te beleven krijgt voor deze eeuw.
En dan kan ik zeggen, néén, mijn meester, want onrechtvaardigheid is er niet.
De ziel als mens krijgt ook hierin de planeet te beleven.
Zeker, wij beleven voor het huidige stadium een maatschappij, maar stoffelijke-menselijke zaken hebben geen betekenis voor de Goddelijke schepping.
Alléén het leven heeft betekenis.
De ziel als mens voor dit stadium beleeft haar lichamen, haar levensgraden voor vader- en moederschap, de mens gaat verder en overwint deze ruimte.
Verschil is er niet, mijn meester; ook al weet dit leven van God noch Christus af, het betreedt de geestelijke wereld en gaat hoger.”
„Dat is juist, maar is er nog iets anders, André?”
„Ik weet, mijn meester, natuurlijk, dat het huidige stadium anders is.
Wij bezitten reeds een maatschappij en dat heeft deze mens nimmer gekend.
Maar blijft het bezit van de maatschappij niet achter?
Kan de ziel als mens iets van de maatschappij meenemen naar Gene Zijde?
Néén, want wij zien, alléén het leven heeft betekenis, én vanzelfsprekend, het menselijke bewustzijn.
Dat voert mij tot het huidige stadium terug.
De mens heeft alléén de levensgraden te beleven, doch wat hij voor het huidige bereikt, heeft niets te betekenen voor het innerlijke leven.”
„Inderdaad, mijn broeders, dat wilde ik van uw leven weten.
Wij zien nu, dat álles wat de mens voor het huidige stadium heeft bereikt, tóch op Aarde achterblijft.
Alléén het bewustzijn, doch door het vader- en moederschap verkregen, heeft voor het Universum betekenis.
Er is dus van onrechtvaardigheid géén sprake!
De mens voor deze eeuw beleeft precies dezelfde wetten als het leven van de twintigste eeuw.
Alléén het organisme zal zich verfraaien, Moeder Aarde werkt daaraan.
Hoe moet de mens zich voelen in het jaar 100.000?
Is er dan opnieuw sprake van onrechtvaardigheid?
Néén, want het gaat om deze evolutie, om het vader- en moederschap en die wetten zijn niet veranderd!
Dat de mens straks bergen bezit, dus verhard landelijk leven, heeft niets te betekenen met deze afstemming, waarvan wij thans de wetten leren kennen.
Dat de Aarde haar lichaam verdicht en verhardt is duidelijk en dat de Zon later ál dat leven tot de geestelijk-stoffelijke levensgraad voert, eveneens, maar de ziel gaat verder en hoger en krijgt vader- en moederschap te beleven en overwint de ruimte.
En ook nu zien wij zeven graden voor deze verruiming, doch thans op kosmische afstemming en wil zeggen, meester Zelanus?”
„Dat wij zeven stadia voor deze ontwikkeling zullen beleven, waarvan de zevende levensgraad voor Moeder Aarde de „Geestelijk-Stoffelijke” bewustzijnsgraad is.
Ik ben één met die levensgraden, mijn meester, en kan u ook thans antwoorden.
Dat wil dus zeggen, dat de Aarde voor het Universum en als deel van dit macrokosmische organisme, zeven verschillende tijdperken te beleven krijgt.
Zeven verschillende tijdperken voor haar leven.
Wanneer nu de eerste levensgraad, waartoe wij als mens en het dier en Moeder Natuur behoren het uiteindelijke hebben bereikt, is dat het ogenblik, dat wij haar als leven en als kringloop overwonnen hebben en eerst nu betreden wij onze geestelijke wereld.”
„Ik dank u waarachtig voor uw antwoord, meester Zelanus, want dát is het!
De Aarde zal zeven tijdperken beleven.
Nu niet als een levensgraad, waarvan wij het „ijstijdperk” en het afkoelingstijdperk kennen, doch voor de ontwikkeling van haar eigen leven.
Dát wil zeggen, dat nu de mens, waartoe miljoenen levens behoren, het organische bewustzijn heeft bereikt voor die „eerste levensgraad”.
De Aarde zal zeven tijdperken scheppen en baren voor deze menselijke en dierlijke ontwikkeling.
En dat zegt, meester André-Dectar?”
„Dat het prehistorische tijdperk die eerste levensgraad te vertegenwoordigen heeft, mijn meester, doch dat al dat leven zal evolueren om tenslotte de geestelijk stoffelijke levensgraad te bereiken.”
„Zeer juist, mijn broeders, dat hebben wij te aanvaarden en nu is er van onrechtvaardigheid geen sprake meer.
Eerst over biljoenen jaren zal de Aarde dat stadium betreden en vertelt ons bovendien, meester Zelanus?”
„Dat groen en plant, mens en dier evolueren naar de geestelijke afstemming.”
„En heeft de ruimte die hoogte, dat bewustzijn reeds bereikt, André?”
„Néén, mijn meester.
Wij moeten de eerste graad nog beleven.”
„En dat zegt, meester Zelanus?”
„Dat wij verder moeten gaan om dat stadium te betreden.”
„Zeer juist, mijn broeders, dat zijn de wetten voor Moeder Aarde.
Dus de Aarde als moeder bezit niet alléén die zeven levensgraden voor zichzelf, doch bovendien voor mens, dier en plant.
En kunt gij, André-Dectar, vaststellen, tot welk stadium gij als mens voor uw eigen tijd behoort?”
„Ja, meester, ik ken die wetten.
U hebt ze mij trouwens verklaard.
De Aarde is eerst veertien jaar oud, hebben wij mogen vaststellen, zo-even heeft zij haar puberteitsjaren beleefd.
Wij bevinden ons daardoor eerst tussen de „Derde én de Vierde” levensgraad.
Voordat de Aarde en ál haar leven de zevende levensgraad bereikt heeft, zullen er nogmaals miljoenen jaren voorbijgaan en eerst dán kan mens en dier zeggen, wij hebben de geestelijk-stoffelijke levensgraad bereikt.”
„Waarlijk, dat zijn Goddelijke antwoorden, mijn broeders.
En wat zien wij dan, meester Zelanus?”
„Dat ál het leven van Moeder Natuur die geestelijke levensgraad bezit.”
„Juist, en dat zegt ons, André?”
„Dat nu het leven is verijld, dat het leven als kind van Moeder Natuur méér bewustzijn bezit.
Dat zegt, dat het groen doorschijnend wordt, dat de wateren als kristal zo helder zullen worden, dat de atmosfeer voor de ruimte verijlt, meer bewustzijn bezit, kortom, mijn meester, ál het leven evolueert voor die hoogste levensgraad en is te begrijpen.
Dat zegt bovendien, dat ál die eerste soorten van levens moeten oplossen, moeten evolueren, dat wij andere en hogere diersoorten te beleven krijgen, doch dat de éérste levensgraad oplost voor de tweede graad.
De mens wordt schoner, mooier is het leven, omdat de Aarde en de ruimte evolueren.
En ook die wetten kunnen wij straks vaststellen, mijn meester, nóg is dat voor het huidige stadium te zien.”
„Inderdaad, mijn broeders, dat is waarheid, omdat wij ook deze zeven levensgraden voor de Aarde terugzien.
En hierdoor is het, dat dus het éérste stadium tóch dezelfde wetten te beleven krijgt als de zevende levensgraad voor die evolutie, waarvan wij aanstonds het prehistorische tijdperk voor ons zien.
De mens én het dier zullen straks, over miljoenen jaren zijn, als wij voor ons leven bezitten, meester Zelanus, de stof zal geestelijk bewustzijn krijgen, doch die hoogte en dát bewustzijn heeft de Aarde ook voor het huidige stadium, waartoe André-Dectar behoort, nog niet bereikt.
Maar Moeder Aarde komt zover!
Omdat ook zij deze zeven stadia bezit, en door Zon en Maan, haar ouders, te beleven kreeg.
Is ook dit weer niet wonderbaarlijk en toch weer eenvoudig?
Wij gaan dus naar het prehistorische tijdperk en dát is de éérste levensgraad voor de Aarde en ál haar leven, waarvan zij het huidige stadium – de vierde – straks zal betreden.
De mens uit het oerwoud krijgt het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) te beleven, doch het blanke ras gaat eveneens hoger en zal de geestelijk-stoffelijke graad beleven voor Moeder Aarde.
En dat alles is te zien en indien gij wilt, te berekenen.
Hoe oud is de Maan thans?
Hoe oud is zij geworden, voordat zij haar dood kon beleven?
Is dat te berekenen?
Já, dat kunnen wij en kan een kosmisch bewuste, omdat wij aan ons geestelijke leven bovendien ons geestelijk bewustzijn vaststellen.
En nu is dat mogelijk voor de ruimte en voor élke menselijke én dierlijke levensgraad.
De Maan voor zichzelf en haar leven is reeds miljoenen jaren oud.
Miljoenen jaren, maar ook een bijplaneet heeft miljoenen jaren nodig gehad om zichzelf te verdichten.
En zo verder, totdat wij de Aarde betreden.
Voor de planeten beleven wij dus miljoenen jaren voordat een planeet haar uiteindelijke stadium beleven kon, zij kon zeggen: ík bezit nu de zevende levensgraad voor mijn evolutieproces op kosmische afstemming.
En dat is nu de „Eerste, Tweede en Derde Kosmische Levensgraad”.
Elk tijdperk, mijn broeders, dus élke levensgraad voor de ruimte en dus voor een planeet, vroeg miljoenen jaren van ontwikkeling.
Zó is te zien en te beleven, dat de Aarde reeds 700.000.000 jaren nodig heeft om zichzelf én haar prehistorische leven tot de eerste levensgraad te voeren.
Elk tijdperk vraagt ongeveer 700.000.000 jaren om dit verhoogde bewustzijn als gevoel en stoffelijke ontwikkeling te bereiken.
Ons leven is dus nu reeds miljarden jaren oud.
Als mens zijn wij zó oud en ook de ruimte is niet achtergebleven.
Wij zijn nog altijd volkomen één!
Als u dit voelt, dan begrijpt ge iets van het Universele beleven voor vader- en moederschap en ons verkregen geestelijke én stoffelijke ontwikkeling.
Er zijn geleerden, die voor de Aarde dicht bij deze ouderdom voor de Aarde kwamen en dat is te begrijpen.
Maar zij wisten niets, niets te zeggen hoe oud de ruimte is.
Hoe oud de Maan is.
Hoe oud Mars, Venus en Jupiter zijn, zo ook de andere planeten en zonnestelsels van de ruimte, dat is door hen nog niet te berekenen.
Tóch kunnen wij dat en wel tot de laatste seconde is dat mogelijk, omdat wij het bewustzijn voor ál het leven ruimtelijk kunnen volgen en ontleden.
De Aarde bleef miljoenen jaren onzichtbaar, doch werkte reeds aan haar vergeestelijkte organisme, voordat zij aan de stoffelijke verdichting kon beginnen.
Haar eerste tijdperk waarvoor zij thans dient en schept, baart, vraagt miljoenen jaren.
Elk tijdperk eist echter voor zichzelf hogere bewustwording en méér tijd.
Voor de ruimte hebben wij niets te maken met tijd, doch voor de Aarde is die berekening te volgen.
Dat wil dus zeggen, dat het leven van de Derde en Vierde levensgraad, de eeuw waartoe André behoort, thans zevenmaal zeven miljoenen jaren nodig heeft om die geestelijke toestand te verstoffelijken en is duidelijk, wanneer wij ons eigen leven volgen als astrale persoonlijkheid.
Hoe hoger wij komen des te moeilijker wordt ons leven?
Néén, om de éénheid met het Universum te beleven, dat wil dus zeggen, dat wij ons de wetten eigen moeten maken als werking en kracht en als bewustzijn, eist tijd, levensduur.
Hoe hoger het leven van Moeder Aarde komt, des te sterker wordt het bewustzijn voor de harmonie van dit leven en dat is de „Liefde”!
Het wil daardoor zeggen, dat wij ons als mens de Goddelijke werking als harmonische wetten vóór de liefde eigen moeten maken.
Daarvoor moeten wij levens bezitten en die krijgen wij van Moeder Aarde.
En niet alléén stoffelijk, ook geestelijk, doch dan betreden wij de bewuste astrale wereld, om ons dáárin gereed te maken voor de „Vierde Kosmische Graad” als een nieuw en hoger Universum.
Dat hebben wij te beleven, mijn broeders, en is op Aarde nog niet bekend.
Moeder Aarde heeft dus voor haar éérste tijdperk, als één van deze zeven levensgraden voor haar álgehele ontwikkeling, miljoenen jaren nodig.
Een miljoen jaar heeft niets te betekenen, wél de levensgraad als tijdperk.
En één tijdperk vertegenwoordigt dus thans: méér bewustzijn, méér ruimte.
Méér ontwaking!
Méér persoonlijkheid!
Méér licht!
Bewuster leven!
Bewuster voelen en denken!
Bewuster voor stof en geest! ...
Nieuw en hoger bewustzijn voor de Aarde en ál haar leven dat zij zal baren!
Een tijdperk bezit opbouwing voor het menselijke organisme, voor dier en plant; immers, voor het huidige stadium heeft Moeder Aarde haar eerste levensgraden reeds overwonnen!
Dat de geleerde spreekt over: ijstijden, verhittings- en afkoelingstijdperken, is duidelijk, doch die tijden leren wij kennen als levensgraden voor deze ontwikkeling.
Dat Moeder Aarde die verhittingstijdperken heeft moeten beleven is duidelijk, doch daarna kwamen de afkoelingstijdperken en hierna de verhardingstijdperken die haar deze evolutie hebben geschonken.
Of de Aarde met een snelheid van 30 kilometer per seconde door het ruimtelijke bewustzijn vliegt, zegt niets, ook al heeft dat betekenis voor haar bewustzijn, want naarmate zij bewustzijn kreeg, versnelde zij haar gang, haar levenswandel en levensloop.
Ook dat bezit de mens op Aarde, voor het huidige stadium.
Want, mijn broeders, wie kan daar zo hard lopen?
Dat is de geest en niet het organisme.
Dat wil dus zeggen, dat de Aarde door haar verkregen bewustzijn haar wandeling door de ruimte óm het vaderschap – de Zon – heen, heeft verhoogd.
De Maan en de vorige planeten hebben haar snelheid niet gekend, zodat wij daardoor het verkregen bewustzijn voor de Aarde mogen beleven, doch dat wil zeggen, dat bewustzijn ontwaking ís!
Geestelijke én stoffelijke ontwaking, doch dat wij die wetten als mens, dier en plant te beleven krijgen.
Doordat de mens bewustzijn heeft, kan hij zich verstoffelijken en vergeestelijken, doch kan hij tevens aan wetenschappen en aan kunst doen.
En wie nu gevoel en bewustzijn bezit, kan een kunst vertegenwoordigen.
Hierdoor stellen wij straks op Aarde het gevoelsleven van een kunstenaar vast.
Dan kunnen wíj zeggen, dat gevoelsleven en die persoonlijkheid bevindt zich in - die en díé - levensgraad voor de ziel als mens en de persoonlijkheid, ook voor de kunsten en wetenschappen, doch díé levenswetten hebben wij als mens van Moeder Aarde ontvangen!
Dat er ook nu nog aardbevingen te beleven zijn, zegt ons en is voor Moeder Aarde, haar ontwaking, haar verdergaan, haar streven naar hoger bewustzijn.
Dat is géén afbraak, maar ínnerlijke evolutie!
Moeder Aarde evolueert nóg!
En dat hebben wij te aanvaarden!
Maar dat bewijzen thans de levensgraden voor deze eeuw, even nog, voordat wij het prehistorische tijdperk betreden.
En nu iets anders.
Dat wij als mens en het dier de ijstijdperken en al die verhittingstijdperken en afkoelingsjaren overwonnen hebben, is nu nog géén levenswijsheid voor de geleerde van Moeder Aarde.
De geleerde zegt nú nog, dat er wellicht een „Tweede Schepping” is geboren.
Een tweede schepping, dat te betekenen heeft, dat wij als mens die eerste stadia niet hebben beleefd en ook niet mogelijk was, omdat géén mens, noch dier die tijdperken heeft kunnen beleven.
Doch kijk zélf, mijn broeders.
Wat doet de mens en het dier?
Wij zien thans, dat dier en mens zich verplaatsen.
Nu reeds bouwt Oost en Zuid, Noord en West aan de eigen bewustwording.
Wanneer de Aarde hier aan verhitting begint en die tijdperken heeft het eerste leven moeten aanvaarden, ging het leven verder, rustigjes verder, niets kon dit leven storen, want niet héél deze planeet stond in brand.
Daardoor zijn zich Noord, West, Zuid en Oost gaan verdichten en wil zeggen, de jaargetijden komen nu reeds tot bewustwording en hebben wij, hadden wij en ál het andere leven te beleven en te aanvaarden.
Wij gingen dus uit deze omgeving, wij voelden dat, wij konden vertrekken, omdat gans deze ruimte ons leven en bewustzijn toebehoort!
Waarom bezit de Aarde niet in élk land haar vuurspuwende bergen?
Dat is te begrijpen.
Het zijn haar ademhalingsorganen die van tijd tot tijd ruimtelijk de innerlijke werking tot de verstoffelijking voeren, doch waardoor wij haar innerlijke werking aanschouwen.
De mens en het dier ging verder, niets heeft de mens kunnen vernietigen.
Néén, wij moeten aanvaarden, dat mens en dier duizendmaal rond de Aarde zijn gewandeld, heengingen voor die warmte en die afkoeling om ons stoffelijk leven te kunnen voortzetten.
Er is dus géén tweede schepping geboren, geleerde, want dat ís niet mogelijk!
En ook daarvoor beleefde de Aarde haar zeven tijdperken.
Elke afkoeling, iedere cel heeft die zeven overgangen te beleven, ook voor de afkoelings- en verhittingstijdperken én later voor de verdichtings- en verhardingsuren die Moeder Aarde en wíj zélf te beleven kregen.
In het Oosten was er verhitting, dat groei en bloei betekent te beleven, doch wij trokken en met ons al het landelijke leven tot het Westen en het Zuiden, het Noorden, ónherroepelijk, óm ons zélf te beschermen, omdat wij ons stoffelijke leven zouden afmaken.
Niet alléén dus, dat de Aarde haar eigen graden bezit voor de ruimte, ál haar leven heeft die zeven overgangstijden te aanvaarden gekregen.
En toen de verhittings-, broei- en groeiprocessen voorbij waren, traden de zeven overgangen voor de afkoeling naar voren en ook dat waren tijdperken voor dit stoffelijke organisme, dat zou bewustzijn en ontwaking betekenen.
Doch de mens én het dier zijn nimmer uitgeroeid, want dan had God Zijn eigen schepping vernietigd!
En, vraag ik u, kunt gij een nieuw leven beginnen, indien er géén mens meer op Aarde is?
Wij weten waarin en waardoor de geleerden tot dit denken en voelen zijn gekomen.
En dat ogenblik plaatst ons voor de „Klei en wat Levensadem”.
Nietwaar: God schiep de mens door wat klei en levensadem en wil niet zeggen, dat wij in de wateren zijn geboren.
Dát is de kloof voor de geleerde van deze eeuw nóg!
Hij ziet nóg die „klei” en bovendien die levensadem, doch vergeet de wateren.
Zo zien wij, dat wij élke gedachte door de mens van Moeder Aarde verstoffelijkt, kunnen vergeestelijken en daaronder het Goddelijke fundament voor de „Universiteit van Christus” kunnen leggen!
Néén, bioloog ... want de mens is in de wateren geboren!
De Mens heeft géén tweede schepping beleefd!
De Mens is niet vernietigd!
De Mens heeft ál die tijdperken beleefd en niets kon hem storen om zijn Goddelijke weg te vervolgen!
Gij hebt deze wetten straks te aanvaarden!
De Aarde schiep dus, mijn broeders, zeven verschillende tijdperken, waarvan zij voor het huidige stadium even over de derde is en zégt, dat de mens óp Aarde het hoogste-natuurlijke organisme nog niet heeft bereikt en dat de mens én het dier evolueren voor die hoogste levensgraad!
Wanneer wij straks het huidige stadium betreden, zien wij die wetten en zullen ze dan ook even volgen.
Dát voor de mens, maar wat heeft het dier nu in al die miljoenen jaren beleefd?
Ook het dier ín de wateren heeft de eigen zelfstandigheid gekregen en ging met ons verder.
Ook het landelijke dier is zover.
Thans kunnen wij miljoenen levensgraden beleven, doch als organismen en niet alléén voor de mens, doch voor het dier en het plantenleven, waarvan élke levensgraad een eigen ruimte, een eigen zelfstandigheid bezit en te vertegenwoordigen heeft.
En houd dat nu eens uit elkaar?
Wij kunnen dat, omdat wij de levensgraden voor het vader- en moederschap kennen.
En niet alléén die wetten, doch wij kennen daarenboven de bestaande en de náscheppingen, voor het leven, de geest en de verkregen persoonlijkheid, mijn „Darwin” ... waarvan wij het „Aapbewustzijn” voor ons zien.
Het spreekt vanzelf, dat het dier tijdens de wateren géén verhittingsstoornissen heeft gekend, ook de afkoelingstijdperken hadden niets te betekenen.
En indien dat wel waar is voor de geleerde, vragen wij hem: kent gij uw zomer en winter dan niet?
Wat is herfst en wat is najaar voor de Aarde en haar leven voor het huidige stadium?
Dat kent de geleerde nog niet en hij voelt nóg niet, dat „herfst en najaar” de zomer en de winter verbinden; jazeker, hij weet dat, natuurlijk, doch dat dit de afkoelings- en verhittingstijdperken uit dít stadium voor Moeder Aarde en al haar leven nóg zijn, dát weet hij niet!
De herfst voert het huidige stadium naar die afkoeling en wat is afkoeling voor God en de ruimte, geleerde?
Zég het eens?
Welnu, het gereedmaken voor Moeder Aarde van haar eigen baring.
Het zich gereedmaken voor Moeder Aarde om straks aan een nieuw tijdperk te beginnen, dat de „zomer” is!
En wat zegt nu het voorjaar tot uw bewuste persoonlijkheid?
Ge voelt het zeker al.
Is het niet duidelijk en eenvoudig, geleerde?
Het voorjaar, mijn broeders, voor Moeder Aarde is de overgang voor haar baring, het najaar voor de afkoeling en het stervensproces voor ál haar landelijk leven en is niets anders, omdat wij thans deze wetten hebben te aanvaarden.
Nietwaar, de mens zegt „zomer, herfst ... winter én lente”, namen, die de mens aan de verschijnselen gaf, doch voor de schepping baring én scheppen is en betekent en niets anders!
De verhittingstijdperken waren voor mens en dier, bloem en plant, baring, schepping, verdichting en verharding, maar boven alles „Leven en Dood” ... ná de dood betraden wij echter de wedergeboorte!
Geleerde, dát zijn de wetten van Moeder Aarde!
Het is dus duidelijk, mijn broeders, dat de Aarde de hoogste levensorde en bewustzijn bezit voor deze ruimte en dat zij haar levensruimte aan ál haar leven te schenken heeft.
En daar is zij toe in staat.
Wat wij dus zien en beleven, is voor mens en dier de eerste overgang, het eerste tijdperk, doch wij gaan verder en hoger om het volgende tijdperk te beleven.
Doch dit eerste tijdperk is voor de mens de voleindiging, het uiteindelijke en toen had Moeder Aarde het organisme gereed, het reusachtige blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) en betrad de ziel als mens de geestelijk bewuste astrale wereld.
Voor mens en dier en voor Moeder Natuur zijn deze wetten.
Daardoor echter kunnen wij al deze stadia overzien.
Doch hierdoor kregen al die vonken van God de eigen zelfstandigheid voor de Aarde te beleven.
Wij zien landelijk én waterlijk leven.
Wat is een inktvis voor het huidige stadium?
Wat heeft de „mens”-aap voor „De Mens” te betekenen?
Wij hebben daar reeds over gesproken en André heeft die organismen op Aarde gevolgd.
Wij zien nu menselijk schaduwbewustzijn voor de wateren en voor het landelijk leven terug.
Immers, de „Aap” van Darwin bezit menselijk bewustzijn, doch ook een zeeleeuw voelt zich als de mens en kan als de mens, zoals de geleerde het beamen wil, denken en voelen.
Wij zeggen en dat hebben de levensgraden bewezen, zij tonen ons dat aan: de aap is het schaduwbeeld van de mens, omdat de aap uit de mens geboren is.
Ook ons waterlijk organisme schiep dat bewustzijn en is het beeld van de mens tijdens de wateren.
Dus tijdens de wateren hebben wij dát bewustzijn, máár áls mens gekend én vertegenwoordigd.
Ook voor het land, doch dat dier heet, „Darwin”!
Een inktvis is náschepping, geleerde.
De mens kan er iets van eten, doch niet alles.
Maar wie daar trek in heeft, bezit dierlijke afstemming.
Het hoogste organisme zoekt het ergens anders en eet de tarbot, eet een ander levend dier, dat door óns leven tijdens de wateren een zelfstandigheid kreeg en het leven kon voortzetten, doch om de mens te dienen!
Wellicht worden wij vervelend om telkens „Darwin” voor deze wetten te plaatsen, maar het „AL” roept ons toe zijn leven en bewustzijn te openen.
Thans is het Universele wijsheid!
Telkens en telkens weer plaatsen wij de mens voor zijn fouten, omdat wij hun werk en hun taak moeten vertegenwoordigen en de Universiteit van Christus dat wíl!
Moeder Water heeft dus bovendien die hoogste levensgraden geschapen voor haar eigen verkregen zelfstandigheid en dat is te begrijpen, omdat élke zelfstandigheid als orgaan zou baren en scheppen.
En Moeder Water ís een eigen organisme!
Wist u dat niet?
Dát is het!
Doch thans staan wij voor de ínteelt voor de schepping en beginnen de náscheppingen reeds.
Ook hier dus, mijn broeders, reeds voor dit stadium kunnen wij náscheppingen beleven, doch dat doen wij niet, omdat wij de zeven levensgraden voor het menselijke organisme hebben te volgen.
Dat komt later!
Maar voor de dierenwereld zijn er géén andere wetten geschapen, doch het dier heeft ze van óns ontvangen!
Stammen wij mensen van de apen af?
Neen, de aap stamt van de mens af, is hetgeen de Universiteit van Christus wéér en telkens wéér fundamenteel vastlegt!
En wat nu met de Bijbelschrijvers?
Wat hebben die kinderen in vredesnaam willen zeggen?
Natuurlijk, de menselijke geschiedenis moest éénmaal beginnen.
En zo is men begonnen.
Maar hoe is dat alles in strijd met deze werkelijkheid.
Wij kunnen zeggen:
Darwin, de „aap” is uit de mens geboren!
De dierenwereld kreeg een eigen zelfstandigheid!
Uit het eerste stoffelijke rottingsproces op de Maan is dat ontstaan!
Elke planeet bracht het „aapinstinct” voort!
En nu is de aap nóg op Aarde!
En dát hebben de tijdperken bewezen!
En nóg zijn er mensen die geloven, dat de aap menselijk is!
Maar het is hierdoor, dat de aap menselijk voelen en denken bezit, doch, zoals wij door de schepping hebben te aanvaarden, het schaduwbeeld is van de mens!
De aap zal ons volgen, doch zit straks, over miljoenen jaren in uw kooi en zingt, ook dat dierlijke leven krijgt vleugelen en ruimte te beleven en evolueert!
De aap blijft dus dierlijk, doch beleeft hogere organismen!
Dat is ínteelt, mijn Darwin!
De aap beleefde zeven overgangen en eerst daarná kwam er nieuw leven uit die cel en zijn thans al die miljoenen soorten van dieren die de aarde bezit!
Ziet u, Darwin, dat wij géén aapafstemming bezitten?
Welke geleerde ook, die zich hieraan vastklampt, ís ónbewust!
Darwin, ook de aap bezit nu zeven soorten voor zichzelf.
Zeven overgangsstadia, die ook de mens bezit.
Nietwaar, wij gaan straks vanuit het oerwoud naar het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl)!
Zégt het u nog niets!
De aap kreeg door ónze menselijke schil zijn organisch leven te beleven.
Iets anders is er niet, Darwin!
Mijn broeders, is dit alles niet wonderbaarlijk?
Dat wij in staat zijn om ál deze miljoenen levenswetten te kunnen volgen, dát schenkt ons de Goddelijke mens uit het bewuste „AL”!
Christus is het!
Heeft de aap ééns het verstand om aan kunst te doen?
Kan er één vonk terug voor de schepping, wanneer dat leven die vorm en dat lichaam heeft ontvangen?
Dat dacht Blavatsky ook, doch wij waren niet eerst natuur, en toen dier en dáárna mens, ál dat leven is uit óns geboren.
De mens gaf dat leven stof en ziel, leven en geest door de afgelegde schil, geleerden van de Aarde, mensen als vaders en moeders, ook wij hebben die wetten moeten aanvaarden.
Dat zijn ónze geschenken voor de dierenwereld en die blijven dierlijk.
Maar die dierlijke levensgraden zullen veranderen, dus evolueren, waarvoor wij de gevleugelde diersoorten kennen.
Mijn broeders, bekijk thans de mens voor dit tijdperk.
En zie dan het aapbewustzijn, doch maak dan uw vergelijkingen ten opzichte van de Goddelijke afstemming voor de mens.
Is nu het dierlijke leven bij ons ten achter?
Néén, zeggen de levensgraden, dat is niet mogelijk.
Máár, een dier blijft een dier!
En de mens is het allerhoogste door God geschapen!
Iets anders valt er niet te beleven en kunnen ook wij niet vaststellen.
Natuurlijk is ook dat waarheid, het dier baart en schept en bezit dezelfde organen als wij mensen bezitten.
Voor de dierenwereld uit ónze bron geboren, is dat universeel te zien en te beleven.
Ook het dier kreeg ogen, omdat wij ze voor het dier hebben geschapen.
Omdat wij ons hebben gesplitst, heeft het dier te baren en te scheppen.
Het dier bezit ziel, geest en leven en een lichamelijk bewustzijn, ook het innerlijke leven heeft deze wetten te aanvaarden en te beleven gekregen.
Er is dus géén verschil, doch wij hebben te aanvaarden en móéten dat beamen, dat het dier achter ons komt, nooit ons vooruit is, want dát bewijst de schepping.
En, het dier is ná ons geboren, kwam ná ons tot het vader- en moederschap en ging ná ons van de Maan weg!
Ná ons betrad het dier de astrale wereld, doch toen sjilpte Darwins „Aap” in de sferen van licht en zong ons de eigen verkregen en beleefde schepping toe.
Het lied voor de „Liefde”!
Het lied voor verruiming!
Het lied voor ontwaking!
Het lied voor ziel!
Het lied van de geest!
Het lied voor de verkregen persoonlijkheid!
En dat is het paradijsbewustzijn, ook voor het dier, „Darwin”, waarvan gij thans ál de miljoenen wetten hebt leren kennen!
Het dier zingt thans het lied voor het vader- en moederschap!
En nu voor Gene Zijde.
Omdat het diertje nu niets anders te doen heeft dan te zingen, ons dus te dienen, ons leven gelukkig te maken, gaat het verder en hoger en maakt ook het dier zich voor de „Vierde Kosmische Levensgraad” gereed.
„Is that something good news, Darwin (Is dat enig goed nieuws, Darwin)?”
„Of course, nów, you know what I mean.. áll the „Laws of God” came to „Spiritual Awakening” (Natuurlijk, nú, weet je wat ik bedoel ... ál de „Wetten van God” kwamen tot „Geestelijke Ontwaking”.)
Já, mijn zoon, heeft uw meester in de sferen gezegd, natuurlijk, al dat leven gaat verder, de wetten zullen u thans daarvan overtuigen.
Hoe dieper wij thans in het leven van Moeder Aarde afdalen, mijn broeders, des te bewuster wordt ons eigen bestaan en zien wij bovendien door de verruiming, de ontwaking voor ons organische en innerlijke leven.
En dat wordt dan het einde van het leven in de wateren.
Dat stadium zullen wij nu betreden.
Wij zien nu, dat de mens én het dier de wateren hebben verlaten.
De planeet is zover en kan haar leven opvangen.
Ook het dier en Moeder Natuur zullen evolueren, doch dit alles moet het prehistorische tijdperk nog bereiken en is duidelijk vast te stellen.
Maar de Zon krijgt meer kracht en bewustzijn, zodat het leven evolueert.
Gij ziet, dat ook de wateren die bewustwording hebben bereikt, ook die zelfstandigheid zal baren en scheppen, waardoor de vis geboren wordt en later de náscheppingen.
Van dit alles heeft de Bijbel géén woord gezegd.
De Bijbel begint door de verhalen en legt God in Zijn mond, dat er nu mensen geboren zullen worden, dat God mensen wil maken en dát door wat klei en levensadem!
Maar de ziel als mens en het dier en bovendien Moeder Natuur, hebben reeds een kosmische weg afgelegd.
De ziel voor al het leven is nu reeds biljoenen jaren oud.
Maar van dit Goddelijke plan kent men nog géén wet, omdat de wetenschap nog aan die fundamenten moet beginnen.
Dit zijn géén „jammers” ... mijn broeders, doch het zegt ons, hoe het huidige stadium nu is, dít is het bewustzijn voor het huidige stadium.
De mensheid ontwaakt!
Hoelang dit alles heeft geduurd, zien wij en hebben het te aanvaarden.
In de wateren en op het land zien wij thans de aardse evolutie.
Gaan wij nu duizenden eeuwen verder, dan staan wij meteen voor het hoogste organisme door de Aarde geschapen.
En dat zijn nu de zeven levensgraden voor het menselijke én dierlijke leven.
Dat zijn bovendien zeven diepten als organismen gezien.
Het zijn daarenboven zeven verschillende werelden, omdat élke cel een eigen bewustwording, bewustzijn als lichamelijke wetten te vertegenwoordigen heeft.
En dan zien wij soort bij soort, levensgraad én levensgraden, die door miljoenen cellen, doch thans als menselijke organismen, vertegenwoordigd worden.
Niet alléén dus menselijk, ook dierlijk!
En bovendien voor Moeder Natuur!
Wanneer wij straks deze wetten voor de geestelijke persoonlijkheid ontleden, mijn broeders, komen wij voor de „liefde” te staan en vanzelfsprekend voor het menselijke vader- en moederschap.
De mens kreeg zijn zelfstandigheid, ook het dier.
Ruimte en mens, dier en natuur, zijn nog steeds één!
En dit leven gaat verder en zal zich evolueren.
De Aarde maakt dit organisme af.
Het hoogste, de zevende levensgraad nu zal aanstonds het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) vertegenwoordigen en dat is het ogenblik voor de mens, dat hij de planeet overwonnen heeft en zijn kringloop der Aarde heeft volbracht.
Het is hetgeen wij volgen en ontleden.
Dat zegt dus, dat ook de „aap” een eigen wereld te vertegenwoordigen heeft, maar bovendien ál het dierlijke leven dat de Aarde schept.
Natuurlijk zien wij straks onze tijger en leeuw terug, doch voor dit stadium zijn die soorten nog niet te zien.
Het dier evolueert en kruipt uit de wateren vandaan, doch krijgt andere lichamen te beleven.
En die andere lichamen bezitten verschillende vormen, zijn van verschillende afstemming, doch met één doel, zodat élk tijdperk, dat moet gij aanvaarden, de eigen soort schept en baart.
Hierdoor zien wij dus de diersoorten veranderen.
Ook de mens verandert, doch de mens behoudt deze éne afstemming, die de hoogste is, alléén zien wij, dat het menselijke organisme verfraait, bewustzijn krijgt, dus stoffelijke ontwaking, dat de ziel als het innerlijke leven ten goede komt en de bedoeling is!
Dát is het Goddelijke evolutieproces, mijn broeders.
De wateren hebben nu reeds de eigen zelfstandigheid bereikt, ook het dier en de mens en Moeder Natuur zorgt voor eten en drinken.
Dit álles is één, niets is het éne leven vooruit, want dat bestaat niet.
En gij kunt dat zien en beleven.
Moeder Aarde gaat verder, niets houdt haar ontwikkeling tegen, niets, zij zal haar tijdperken beleven en die geestelijk-stoffelijk afmaken.
Elk organisme krijgt die mogelijkheid te beleven, zodat wij hebben te aanvaarden, dat de ziel als mens straks haar aardse kringloop heeft volbracht.
Hoe duidelijk al deze wetten tot ons leven spreken, is thans te beleven en vast te stellen.
Niets is veranderd voor het huidige stadium, ook nu nog heeft de mens op Aarde die tijdperken te beleven, doch de klimatologische afstemmingen zijn geëvolueerd, de winters zijn stoffelijker geworden, de herfst lichter en ijler, zodat de „stervensprocessen” én de wedergeboorten voor mens én dier die evolutie bezitten.
Het leven hier is nog „vóórdierlijk” ... doch zal de stoffelijke levensgraad behalen en die levensgraad bevindt zich op Aarde.
André vertegenwoordigt die levensgraad als Universele afstemming, omdat wij die evolutie ook voor de ruimte waarnemen en het huidige stadium bezit en ís!
Nu zijn de drie Kosmische Levensgraden één.
Het „Albewustzijn” kan zeggen „IK” ben nu zover, „IK” ... heb mijzelf vergeestelijkt en verstoffelijkt, over énkele miljoenen jaren is de mens en het dier zover en kan de menselijke maatschappij beginnen, kan „MIJN” leven zich steunen en de wetten leren kennen, waardoor kunsten en wetenschappen zullen geboren worden.
De mens zál licht maken, want dat is mogelijk!
De mens krijgt alles van „MIJ”, indien de mens „Mijn” harmonische levenswetten opvolgt.
Of er komt narigheid, die echter niet door „MIJ” als de „Alliefde” geschapen werd.
Ook die wetten zal Mijn leven leren kennen!
Dit alles, mijn broeders, is voor de planeet Aarde de vertegenwoordiging ván en vóór haar „Almoeder!
Het Alleven!
De Alziel!
De Algeest!
Het Allicht!
De Alpersoonlijkheid!
Het Alvader- en moederschap!” ... waardoor de Aarde zichzelf kreeg te beleven, doch ís altijd en blijft wettelijk bepaald, dat de „Almoeder” zichzelf vergeestelijkte en verstoffelijkte, zodat wij ónze levensgraden moeten zien als bron van dit leven en dit alles, als de vertegenwoordiging voor het „AL” bestaan, waarvoor wij zullen dienen, leven en sterven om tot het Bewuste „AL” terug te keren.
Vanzelfsprekend beleven wij hiernaast de verdichtingswetten en de verhardingstijdperken en zien wij gebeuren, omdat de Aarde al deze Goddelijke eigenschappen te vertegenwoordigen heeft gekregen.
Dat is de taak voor Moeder Aarde, als kind van Zon en Maan.
Wij stellen dus vast:
De Goddelijke wetten zijn niet veranderd!
Al het leven van God aanvaardt deze wetten!
De plaats die de Aarde te vertegenwoordigen kreeg is niet toevallig!
De Aarde zou hoger bewustzijn baren en scheppen!
Hierdoor kwamen de „Drie Kosmische Levensgraden” tot stand!
Deze levensgraden werkten aan het menselijke „Organisme”!
Hierdoor krijgt de mens en het leven van God hoger bewustzijn!
Ook de Aarde heeft zeven overgangsstadia geschapen!
De „Mens” is niet uit de „aap” geboren, doch de aap uit de Mens!
De Mens zal God vertegenwoordigen als vader en moeder!
Moeder- en vaderschap zijn de allerhoogste wetten door God geschapen!
De Mens krijgt daardoor zijn wedergeboorte te beleven!
De Mens is een godheid!
De Mens keert terug tot het „AL” bewustzijn!
Het Oude Testament spreekt ónwaarheid!
Hetgeen de „Bijbel” zegt, is in strijd met de werkelijkheid!
De ziel als Mens vertegenwoordigt ál deze wetten ... én dat is de omvang van de planeet, haar taak voor de ruimte!
Mijn broeders, aanschouw het prehistorische tijdperk, doch weet, wij gaan verder en zullen straks het leven na de dood betreden, de bewuste astrale wereld.
God is en blijft liefde!
En de Aarde bezit deze universele waarachtigheid en hebben wij en al het leven te aanvaarden!
Daarvoor hebben Zon en Maan gediend en dienen nóg!
Totdat élke vonk van God dit Universum overwonnen heeft en lost ook dit Universum op, maar de mens en al dit leven zien wij terug op de „Vierde Kosmische Levensgraad”!
Het is ons duidelijk, de Aarde krijgt het volmaakte stadium te beleven.
Moeder Aarde stuwt haar leven tot hoger voelen en denken, tot de geestelijke ontwaking.
Dat is alléén door het vader- en moederschap mogelijk én de wedergeboorte.
Wat heeft de „Almoeder” gewild?
Dat is te zien en te beleven en wij maken deel uit van die wetten, wij zijn „wet” geworden!
Indien de astronomen dit alles leren kennen, komt het menselijke bewustzijn tot de geestelijke levensgraad voor die persoonlijkheid.
Het is dus duidelijk, ál het leven van de ruimte dient de mens!
Al het leven van de ruimte zou baren en scheppen, maar voor de „Mens” als het hoogste leven door de „Almoeder” geschapen!
Daarom kreeg Moeder Aarde deze wetten te beleven.
Dít is haar evolutie en háár taak voor de „Albron”!
Drie Kosmische Levensgraden hebben wij gevolgd en kunnen ons nu gereedmaken om het huidige stadium te betreden.
Dan zien wij deze wetten terug, doch als de mens ís, waarvoor hij miljoenen tijdperken heeft moeten afleggen.
En wij hebben gezien, al dit leven evolueert, het komt vrij van dit stadium en krijgt daardoor meer en hoger bewustzijn, ontwaking.
Is er nog iets, mijn broeders, wat hij moet weten?
De ruimte en de hoogste meesters zullen u het antwoord schenken.
Mijn leven is één met deze wetten.
Wij zien thans, dat de mens zich gereedmaakt om de geestelijk-bewuste astrale wereld te betreden.
De mens heeft het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) bereikt en nú is dat het einde voor de ziel, zij gaat verder!
Dat is het doel van God, van de schepping.
Kijk nu naar dit overgaan, nóg is de „dood” in niets veranderd.
Nu zal de ziel als een geestelijke persoonlijkheid haar leven achter de stof voortzetten.
Moeder Aarde heeft het zover gebracht.
Niets kan dit verdergaan tegenhouden.
Niets!
Dat zijn de geestelijke wetten die nu naar voren treden en wij straks hebben te aanvaarden.
Wat tot mij komt, thans, nu wij dit stadium betreden, is:
De Mens hier kende God noch gebod en ging toch verder!
De Mens kreeg zijn geestelijke persoonlijkheid te beleven, toen er nog géén Bijbel bestond.
De Mens gaat dus door het vader- en moederschap verder, omdat het vader- én het moederschap het hoogste is door de „Almoeder” geschapen!
Dat zijn de fundamenten voor de „Universiteit van Christus”!
Wij zullen later opnieuw deze wetten vastleggen, mijn broeders, zodat de Mens voor het huidige stadium weet, dat de kerk slechts een middel is en géén „alles” bezit, dat élke godsdienst slechts een geloof te vertegenwoordigen heeft.
Dít ís echter „weten”!
Het zijn de „Metafysische Wetten” voor al het leven van God!
Dit is „Geestelijke Wetenschap” van de „Universiteit van Christus”!
Maak u thans gereed voor het huidige stadium.
Wij gaan verder!
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
-o-o-o-o-o-o-o-o-
-o-o-o-o-o-
-o-o-
-o-